ECLI:NL:OGEAC:2020:290

Gerecht in eerste aanleg van Curaçao

Datum uitspraak
2 december 2020
Publicatiedatum
9 december 2020
Zaaknummer
CUR202000639
Instantie
Gerecht in eerste aanleg van Curaçao
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen aanslag premie AVBZ en de toepassing van belastingtarieven

In deze zaak heeft het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao op 2 december 2020 uitspraak gedaan in een beroep tegen een aanslag premie AVBZ voor het jaar 2017. De belanghebbende, wonende te Curaçao, had bezwaar gemaakt tegen de door de Inspecteur der Belastingen opgelegde aanslag van NAf 697, gebaseerd op een premie-inkomen van NAf 40.122. De belanghebbende stelde dat de verschuldigde premie niet vastgesteld mocht worden, omdat deze onder de drempel van NAf 50 zou blijven. De Inspecteur had echter de aanslag gehandhaafd, waarbij hij een premiepercentage van 1,5% voor pensioeninkomen en 2% voor overige inkomsten toepaste, in overeenstemming met de wettelijke regeling. Tijdens de zitting op 29 oktober 2020, waar de belanghebbende en de Inspecteur vertegenwoordigd waren, zijn de feiten en argumenten besproken. Het Gerecht oordeelde dat de Inspecteur de aanslag terecht had vastgesteld, aangezien de verschuldigde belasting de totale voorheffingen met meer dan NAf 50 te boven ging. De uitspraak benadrukte ook dat uitlatingen van de SVB in het kader van voorlichting de Inspecteur niet binden. Het beroep werd ongegrond verklaard, en er werd geen vergoeding voor proceskosten of griffierecht toegekend.

Uitspraak

Uitspraak van 2 december 2020
BBZ nr. CUR202000639
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN CURAÇAO
UITSPRAAK
op het beroep in de zin van de
Landsverordening op het beroep in belastingzaken van:
[Belanghebbende], wonende te Curaçao,
belanghebbende,
gericht tegen:
DE INSPECTEUR DER BELASTINGEN, zetelend in Curaçao,
de Inspecteur.

1.PROCESVERLOOP

1.1
Aan belanghebbende is op 14 december 2018 een aanslag premie AVBZ voor het jaar 2017 opgelegd naar een premie-inkomen van NAf 40.122, resulterend in een verschuldigd bedrag van NAf 697.
1.2
Belanghebbende heeft op 17 januari 2019 daartegen bezwaar gemaakt.
1.3
De Inspecteur heeft bij uitspraak op bezwaar van 31 januari 2020 de aanslag gehandhaafd.
1.4
Belanghebbende heeft op 26 februari 2020 tegen de uitspraak van de Inspecteur beroep ingesteld bij het Gerecht. Belanghebbende heeft daarvoor een bedrag aan griffierecht betaald van NAf 50.
1.5
De Inspecteur heeft op 16 oktober 2020 een verweerschrift ingediend.
1.6
De zitting heeft plaatsgevonden op 29 oktober 2020 te Willemstad. Belanghebbende is verschenen, bijgestaan door [A]. Namens de Inspecteur is verschenen [B]. Belanghebbende heeft ter zitting stukken ingebracht.

2.FEITEN

2.1
Belanghebbende heeft in 2017 de volgende inkomsten genoten:
Pensioen ABP
NAf 20.939
AOW-uitkering uit Nederland
12.295
AOV-uitkering uit Curaçao
7.67
Totaal
40.904
Rente persoonlijke lening
-/- 782
Premie-inkomen
NAf 40.122
2.2
De Inspecteur heeft bij het vaststellen van de aanslag een premiepercentage AVBZ van 1,5% in aanmerking genomen ter zake van het pensioeninkomen en 2% ter zake van de overige inkomsten. Het bedrag van de premie is als volgt berekend:
1,5% van NAf 20.939
NAf 314
2% van NAf 19.183 (NAf 12.295 + NAf 7.670 – NAf 782)
383
Totaalbedrag premie
NAf 697
2.3
De Inspecteur heeft bij beschikking van 14 december 2018 aan belanghebbende medegedeeld dat op grond van artikel 41B Landsverordening op de inkomstenbelasting 1943 (LIB) geen aanslag inkomstenbelasting wordt vastgesteld.

3.GESCHIL

In geschil is of het bepaalde in artikel 20 Landsverordening Algemene verzekering bijzonder ziektekosten (hierna: Landsverordening AVBZ) meebrengt dat geen aanslag mag worden vastgesteld. Daarnaast is in geschil of het verlaagde 1,5%-tarief ook ziet op AOV/AWW-uitkeringen.

4.OVERWEGINGEN

Vaststellen aanslag AVBZ

4.1
Belanghebbende is ingezetene van Curaçao. Ingevolge artikel 4 in samenhang met artikel 20 Landsverordening AVBZ is hij daarom verzekerd voor de ABVZ en premieplichtig in Curaçao.
4.2
Ingevolge artikel 20, lid 3 Landsverordening AVBZ is artikel 41B, lid 1 en lid 2 LIB van overeenkomstige toepassing met dien verstande dat de in artikel 41B, lid 1, letter a, en lid 2, genoemde bedragen telkens worden gesteld op NAf 50 (wettekst 2017).
4.3
Volgens artikel 41B, lid 1 LIB wordt een aanslag niet vastgesteld en blijft verrekening van voorheffingen achterwege, tenzij de verschuldigde belasting de totale voorheffingen met meer dan NAf 300 te boven gaat.
4.4
Voor de Landsverordening AVBZ houdt dit in dat een aanslag premie AVBZ niet wordt vastgesteld en verrekening van voorheffingen achterwege blijft, tenzij de verschuldigde premie de totale voorheffingen met meer dan NAf 50 te boven gaat.
4.5
Aan belanghebbende is een aanslag AVBZ voor het jaar 2017 opgelegd van NAf 621. De voorheffing bedroeg NAf 76. De verschuldigde belasting gaat de totale voorheffing met meer dan NAf 50 te boven. De Inspecteur heeft de aanslag AVBZ over het jaar 2017 dus terecht vastgesteld.
Berekening AVBZ
4.6
Ingevolge artikel 21, lid 1 Landsverordening AVBZ in samenhang met artikel 1, lid 1 Landsbesluit AVBZ-premie 1999, bedraagt het algemene tarief voor de premieheffing AVBZ 2%.
4.7
In uitzondering op voornoemd tarief van 2%, is een tarief van 1,5% van toepassing op pensioeninkomen (artikel 21, lid 3 Landsverordening AVBZ in samenhang met artikel 1, lid 3 Landsbesluit AVBZ-premie 1999). Onder pensioen wordt verstaan de opbrengst uit een recht op periodieke uitkering, welke ter zake van een vroegere dienstbetrekking wordt ontvangen. Een AOW-uitkering wordt niet ontvangen ter zake van een vroegere dienstbetrekking (vgl. GEA Curaçao 8 februari 2019, ECLI:NL:OGEAC:2019:21). Ook voor een AOV-uitkering geldt dat deze niet wordt ontvangen ter zake van een vroegere dienstbetrekking (vgl. GEA Curaçao 17 april 2020, ECLI:NL:OGEAC:2020:105).
4.8
De Inspecteur heeft uitsluitend het pensioeninkomen naar een tarief van 1,5% in de heffing betrokken, en het overige inkomen naar een tarief van 2%. Dit is in overeenstemming met de hiervoor geschetste wettelijke regeling.
Vertrouwensbeginsel
4.9
Verder overweegt het Gerecht nog dat uitlatingen gedaan door de SVB in het kader van een voorlichtende taak, de Inspecteur niet binden.

5.PROCESKOSTEN EN GRIFFIERECHT

Het Gerecht ziet geen aanleiding voor een vergoeding van de proceskosten of het griffierecht.

6.DE BESLISSING

Het Gerecht verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gegeven door mr. dr. A.J.H. van Suilen, rechter, en uitgesproken op 2 december 2020, in tegenwoordigheid van de griffier mr. S.C.M.J. Bucx.
De griffier, De rechter,
Afschriften zijn per post/ per e-mail op ………………………… aan partijen verzonden.
HOGER BEROEP
Tegen deze uitspraak kunnen beide partijen binnen
twee maandenna de verzenddatum hoger beroep instellen bij:
Het Gemeenschappelijk Hof van Justitie (belastingkamer)
Emancipatie Boulevard Dominico “Don” Martina 18
Willemstad
Curaçao
U wordt verzocht bij het indienen van het beroepschrift het volgende in acht te nemen:
1. Leg bij het beroepschrift een afschrift over van deze uitspraak;
2. Onderteken het beroepschrift en vermeld het volgende:
a. de naam en het adres van de indiener,
b. de dagtekening,
c. waartegen u in beroep komt,
d. waarom u het niet eens bent met deze uitspraak (de gronden van het hoger beroep).
Partijen hebben ook de mogelijkheid het ondertekende beroepschrift per e-mail in te dienen bij de griffie van het Gemeenschappelijk Hof van Justitie:
belastinggriffieCUR@caribjustitia.org.
Voor het instellen van hoger beroep is het volgende bedrag aan griffierecht verschuldigd:
- natuurlijke personen: NAf 200
- personenvennootschappen en rechtspersonen: NAf 500