In deze zaak heeft het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao op 17 april 2020 uitspraak gedaan in een geschil tussen een belanghebbende en de Inspecteur der Belastingen. De belanghebbende, die pensioen ontvangt van het Algemeen Pensioenfonds Curaçao (APFA) en een AOV-uitkering van de Sociale Verzekeringsbank (SVB), heeft bezwaar gemaakt tegen een aanslag premie AVBZ die hem was opgelegd voor het jaar 2016. De aanslag was gebaseerd op een premie-inkomen van NAf 70.756, wat resulteerde in een verschuldigd bedrag aan premie van NAf 1.114.
De belanghebbende stelde dat de aanslag niet correct was en dat de Inspecteur een lager percentage had moeten hanteren bij de berekening van de verschuldigde premie. Het Gerecht oordeelde dat de belanghebbende ingezetene van Curaçao is en dat hij daarom verzekerd is voor de ABVZ en premieplichtig is in Curaçao. Het Gerecht concludeerde dat de door de belanghebbende ontvangen rente van binnenlandse spaartegoeden niet belast is met premie AVBZ en dat het premietarief van 1% niet van toepassing is, aangezien de belanghebbende een premie-inkomen heeft dat boven de drempel van NAf 22.308 ligt.
Het Gerecht heeft het beroep van de belanghebbende ongegrond verklaard, waarbij het de vaststelling van het premie-inkomen door de Inspecteur als juist heeft beoordeeld. De belanghebbende heeft ook geklaagd over de lange behandeltermijn van het bezwaar, maar het Gerecht oordeelde dat dit niet leidde tot vernietiging of matiging van de aanslag. De proceskosten en het griffierecht werden niet vergoed. De uitspraak werd gedaan door mr. D.J. Jansen, rechter, in aanwezigheid van de griffier M.M.M. Faro MSc.