In deze zaak heeft het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao op 2 december 2020 uitspraak gedaan in een belastinggeschil tussen een belanghebbende en de Inspecteur der Belastingen. De belanghebbende had op 5 februari 2016 een navorderingsaanslag inkomstenbelasting over het jaar 2008 ontvangen, welke later ambtshalve werd verminderd. Tegen de uitspraak op bezwaar van de Inspecteur, gedateerd op 22 maart 2019, heeft de belanghebbende op 29 juli 2019 beroep ingesteld. Het Gerecht oordeelde dat het beroepschrift buiten de wettelijke termijn van twee maanden was ingediend, aangezien de belanghebbende pas op 9 mei 2019 op de hoogte was van de uitspraak op bezwaar. Het Gerecht benadrukte dat, hoewel er bijzondere omstandigheden kunnen zijn die termijnoverschrijding kunnen rechtvaardigen, de termijn van twee weken voor het indienen van beroep na kennisname van de uitspraak niet was gerespecteerd. Hierdoor werd het beroep niet-ontvankelijk verklaard.
De uitspraak bevat ook een beslissing over de proceskosten en het griffierecht. Het Gerecht oordeelde dat er geen aanleiding was voor een proceskostenvergoeding, maar dat het griffierecht ten onrechte te hoog was vastgesteld. De griffie werd opgedragen het teveel betaalde griffierecht van NAf 100 aan de belanghebbende terug te betalen. De uitspraak werd gedaan door mr. dr. A.J.H. van Suilen en uitgesproken in aanwezigheid van de griffier mr. S.C.M.J. Bucx. Beide partijen hebben de mogelijkheid om binnen twee maanden na de verzenddatum van de uitspraak hoger beroep in te stellen bij het Gemeenschappelijk Hof van Justitie.