ECLI:NL:OGEAC:2020:219

Gerecht in eerste aanleg van Curaçao

Datum uitspraak
29 september 2020
Publicatiedatum
21 oktober 2020
Zaaknummer
CUR201903984 en CUR201903985
Instantie
Gerecht in eerste aanleg van Curaçao
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Belastingaanslagen en aftrek beroepskosten van een waarnemend arts in Curaçao

In deze zaak heeft het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao uitspraak gedaan op het beroep van een waarnemend arts tegen de aanslagen inkomstenbelasting en premieheffing AVBZ voor het jaar 2015. De belanghebbende, die als arts werkzaam was, had bezwaar gemaakt tegen de aanslagen die waren opgelegd op basis van een belastbaar inkomen van NAf 345.845. De Inspecteur der Belastingen had de aanslagen gehandhaafd na bezwaar, wat leidde tot het beroep van de belanghebbende. Tijdens de zitting, die via videoverbinding werd geleid vanwege coronamaatregelen, werd de zaak behandeld. De belanghebbende stelde dat bepaalde beroepskosten, zoals autokosten, in aftrek moesten komen, maar de Inspecteur weigerde deze aftrek omdat het om woon-werkverkeer ging. Het Gerecht oordeelde dat de autokosten niet aftrekbaar zijn en dat de Inspecteur de aftrek terecht had gecorrigeerd. Daarnaast was er een geschil over de verhoogde ouderentoeslag en de voorheffing op spaarrente, maar het Gerecht oordeelde dat de Inspecteur ook hierin correct had gehandeld. Uiteindelijk werd het beroep van de belanghebbende ongegrond verklaard, en er werd geen vergoeding voor proceskosten of griffierecht toegekend.

Uitspraak

Uitspraak van 29 september 2020
BBZ nrs. CUR201903984 en CUR201903985
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN CURAÇAO
UITSPRAAK
Op het beroep in de zin van de
Landsverordening beroep in belastingzaken van:
[Belanghebbende], wonende te Curaçao,
belanghebbende,
gericht tegen
DE INSPECTEUR DER BELASTINGEN,zetelend in Curaçao,
de Inspecteur.

1.HET PROCESVERLOOP

1.1
Aan belanghebbende zijn met dagtekening 28 september 2018 aanslagen inkomstenbelasting 2015 en premieheffing AVBZ 2015 opgelegd naar een belastbaar inkomen van NAf 345.845 en premie-inkomen van NAf 343.399.
1.2
Belanghebbende heeft op 1 oktober 2018 bezwaar gemaakt tegen de aanslagen.
1.3
De Inspecteur heeft bij uitspraken op bezwaar van 16 augustus 2019 de aanslagen gehandhaafd.
1.4
Belanghebbende heeft op 14 oktober 2019 beroep ingesteld tegen de uitspraken op bezwaar. Belanghebbende heeft een bedrag van NAf 50 aan griffierecht voldaan.
1.5
De Inspecteur heeft op 20 augustus 2020 een verweerschrift ingediend.
1.6
Belanghebbende heeft voorafgaand aan de zitting een pleitnotitie ingediend.
1.7
De zitting heeft plaatsgevonden op 28 augustus 2020 te Willemstad. Namens belanghebbende is verschenen zijn echtgenote [A]. Namens de Inspecteur is verschenen [B]. Door de maatregelen vanwege het corona-virus heeft de rechter vanuit het gerechtsgebouw in Aruba de zitting geleid via een videoverbinding.
1.8
Op verzoek van het Gerecht heeft de Inspecteur na de zitting een bericht toegestuurd over de behandeling van de ingehouden voorheffing op spaarrente. Belanghebbende heeft daarop gereageerd.

2.FEITEN

2.1
Belanghebbende, geboren op 28 april 1946, is als arts in dienstbetrekking werkzaam geweest bij [Q]. In het onderhavige jaar 2015 is belanghebbende gepensioneerd, maar verricht hij als waarnemend arts nog immer werkzaamheden voor het [Q].
2.2
Belanghebbende heeft voor het jaar 2015 aangifte gedaan naar een belastbaar inkomen van NAf 323.022. Daarbij zijn de volgende inkomsten aangegeven:
Sehos
NAf 194.129
Pensioen-uitkering Ennia
137.845
AOV-uitkering van SVB Curaçao
8.603
AOW-uitkering van SVB Nederland
5.032
2.3
Bij het vaststellen van de aanslag inkomstenbelasting 2015 heeft de Inspecteur het belastbaar inkomen als volgt gecorrigeerd:
Aangifte: belastbaar inkomen
NAf 323.022
Correctie aftrek beroepskosten (NAf 500 ipv NAf 19.273)
18.763
Correctie aftrek onderhoudskosten woning
3
Correctie buitengewone lasten (hogere drempel)
1.06
Aanslag: belastbaar inkomen
345.845
2.4
Verder heeft de Inspecteur bij de berekening van de verschuldigde belasting geen verhoogde ouderentoeslag van NAf 512 in aanmerking genomen.

3.GESCHIL

3.1
In geschil is of de aanslagen tot het juiste bedrag zijn opgelegd.
3.2
Belanghebbende stelt dat de beroepskosten in aftrek moeten komen. De Inspecteur heeft de aftrek geweigerd omdat de autokosten voor woon-werkverkeer niet aftrekbaar zijn.
3.3
Tussen partijen is niet in geschil dat als de autokosten niet in aftrek komen, de aftrekbare kosten op grond van artikel 9, lid 3 Landsverordening op de inkomstenbelasting 1943 (hierna: LIB; tekst 2015) terecht zijn gesteld op het forfaitaire bedrag van NAf 500. De aftrek van de werkelijke kosten voor vakliteratuur en telefoonkosten behoeft in dat geval geen beoordeling, omdat dit niet tot een hogere aftrek kan leiden dan het forfaitaire bedrag van NAf 500. Ook is dan niet in geschil dat voor de buitengewone lasten een hogere drempel geldt. Evenmin betwist belanghebbende de correctie ter zake van de aftrek onderhoudskosten eigen woning.
3.4
Verder is in geschil of belanghebbende recht heeft op een verhoogde ouderentoeslag van NAf 512 en of de voorheffing op spaarrente ten bedrage van NAf 208 op een juiste wijze is verrekend met de aanslag inkomstenbelasting.
3.5
Verder stelt belanghebbende dat met betrekking tot de AOV- en AOW-uitkeringen het onjuiste tarief voor de premieheffing AVBZ is toegepast.
3.6
De Inspecteur wenst met een beroep op interne compensatie nog een bedrag van NAf 1.500 in aanmerking te nemen, zijnde inkomsten genoten ter zake van werkzaamheden voor Sehos. Belanghebbende heeft erkend dat dit inkomen is genoten.
3.7
Belanghebbende concludeert tot vermindering van de aanslagen. De Inspecteur concludeert tot handhaving.

4.BEOORDELING VAN HET BEROEP

Beroepskosten

4.1.
Ingevolge artikel 9, lid 1 LIB komen de kosten tot verwerving, inning en behoud van de opbrengst van een beroep, zoals beroepskosten, in aftrek. Onder beroepskosten worden verstaan de kosten nodig voor de uitoefening van een beroep of rechtstreeks daartoe betrekking hebbende.
4.2
Op grond van artikel 9, lid 3, LIB kunnen de werkelijke beroepskosten in aftrek worden gebracht voor zover deze meer bedragen dan NAf 1.000.
4.3
In artikel 9C LIB is een beperking van voornoemde kostenaftrek opgenomen. Zo zijn de kosten voor woon-werkverkeer (lid 1, letter b), voor literatuur met uitzondering van vakliteratuur (lid 1, letter e) en voor telefoonabonnementen (lid 1, letter f) niet aftrekbaar.
4.4
Belanghebbende heeft de volgende beroepskosten in aftrek gebracht:
- autokosten (o.a. afschrijving, verzekering, belasting en onderhoud) NAf 17.915
- vakliteratuur en abonnement 308
- telefoonkosten
1.04
Totaal NAf 19.263
4.5
Belanghebbende heeft zijn auto uitsluitend gebruikt voor woon-werkverkeer
.Gelet op het bepaalde in artikel 9C, lid 1, letter b, LIB komen de kosten voor woon-werkverkeer niet in aftrek. De Inspecteur heeft deze kostenaftrek dan ook terecht gecorrigeerd.
4.6
Belanghebbende heeft erop gewezen dat in het verleden de kosten voor woon-werkverkeer wel zijn geaccepteerd. Voor zover deze stelling opgevat moet worden als een beroep op het vertrouwensbeginsel, kan dit beroep niet slagen. Voor een geslaagd beroep op het vertrouwensbeginsel is meer vereist dan de enkele omstandigheid dat de Inspecteur de aangifte op een bepaald punt heeft gevolgd. Een vertrouwen kan gerechtvaardigd zijn indien een aangelegenheid uitdrukkelijk en gemotiveerd aan de Inspecteur is voorgelegd en daarnaast op grond van bijkomende omstandigheden redelijkerwijs kan worden aangenomen dat Inspecteur met betrekking tot die aangelegenheid weloverwogen een standpunt heeft ingenomen (vgl. HR 14 juli 2000, ECLI:NL:HR:2000:AA6516).
4.7
Nu belanghebbende niet heeft aangevoerd, laat staan aannemelijk gemaakt, dat de aangelegenheid van het woon-werkverkeer uitdrukkelijk en gemotiveerd aan de Inspecteur is voorgelegd en hij bovendien geen bijkomende omstandigheden heeft aangevoerd waaruit kan worden afgeleid dat de Inspecteur een weloverwogen standpunt heeft ingenomen, faalt het beroep op het vertrouwensbeginsel.
Verhoogde ouderentoeslag
4.8
In artikel 24A, lid 6 LIB is bepaald dat de ouderentoeslag kan worden verhoogd als bestanddelen van het inkomen van zijn echtgenote aan de belastingplichtige worden toegerekend. Daarvan is in het onderhavige geval geen sprake. De Inspecteur heeft daarom terecht de ouderentoeslag niet verhoogd.
Voorheffing spaarrente
4.9
Ingevolge artikel 41A LIB wordt de door een bank ingehouden voorheffing (van 8,5%) op spaarrente als voorheffing op de inkomstenbelasting verrekend.
4.1
In het onderhavige geval heeft de bank een bedrag van 8,5% van NAf 2.444 (rente), ofwel NAf 208 aan voorheffing ingehouden. Blijkens het door de Inspecteur na afloop van de zitting ingediende stuk, zijn de rente-inkomsten van NAf 2.444 uit de grondslag gehaald voor de berekening van de verschuldigde inkomstenbelasting, waardoor de ingehouden rentebelasting in feite als eindheffing fungeert. Van een dubbele belastingheffing is derhalve geen sprake.
Tarief premieheffing AVBZ
4.11
Ingevolge artikel 21, lid 1, van de Landsverordening AVBZ in samenhang met artikel 1, lid 1, van het Landsbesluit AVBZ-premie 1999, bedraagt het algemene tarief voor de premieheffing AVBZ 2%.
4.12
In uitzondering op voornoemd tarief van 2%, is een tarief van 1,5% van toepassing op pensioeninkomen (artikel 21, lid 3, van de Landsverordening AVBZ in samenhang met artikel 1, lid 3, van het Landsbesluit AVBZ-premie 1999). Onder pensioen wordt verstaan de opbrengst uit een recht op periodieke uitkering, welke ter zake van een vroegere dienstbetrekking wordt ontvangen.
4.13
De Inspecteur heeft de AOV- en AOW-uitkeringen naar een tarief van 2% in de heffing betrokken. Dit is in overeenstemming met de hiervoor geschetste wettelijke regeling. In dat verband merkt het Gerecht op dat een AOV- en AOW-uitkering niet worden ontvangen ter zake van een vroegere dienstbetrekking (vgl. GEA Curaҫao 16 maart 2020, ECLI:NL:OGEAC:2020:51).
Slotsom
4.14
Gelet op het vorenstaande dient het beroep van belanghebbende ongegrond te worden verklaard.

5.PROCESKOSTEN EN GRIFFIERECHT

Het Gerecht ziet geen aanleiding voor een vergoeding van de proceskosten of het griffierecht.

6.BESLISSING

Het Gerecht:
- verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gegeven door mr. dr. A.J.H. van Suilen, rechter, en uitgesproken op 29 september 2020, in tegenwoordigheid van de griffier M.M.M. Faro MSc.
De griffier, De rechter,
Afschriften zijn per post/ per e-mail op ………………… aan partijen verzonden.
HOGER BEROEP
Tegen deze uitspraak kunnen beide partijen binnen
twee maandenna de verzenddatum hoger beroep instellen bij:
Het Gemeenschappelijk Hof van Justitie (belastingkamer)
Wilhelminaplein 4
Willemstad
Curaçao
U wordt verzocht bij het indienen van het beroepschrift het volgende in acht te nemen:
1. Leg bij het beroepschrift een afschrift over van deze uitspraak;
2. Onderteken het beroepschrift en vermeld het volgende:
a. de naam en het adres van de indiener,
b. de dagtekening,
c. waartegen u in beroep komt,
d. waarom u het niet eens bent met deze uitspraak (de gronden van het hoger beroep).
Partijen hebben ook de mogelijkheid het ondertekende beroepschrift per e-mail in te dienen bij de griffie van het Gemeenschappelijk Hof van Justitie:
belastinggriffieCUR@caribjustitia.org.
Voor het instellen van hoger beroep is het volgende bedrag aan griffierecht verschuldigd:
- natuurlijke personen: NAf. 200
- personenvennootschappen en rechtspersonen: NAf. 500