Uitspraak
1.PROCESVERLOOP
2.FEITEN
3.GESCHIL
4.OVERWEGINGEN
Beroep niet tijdig beslissen
5.PROCESKOSTEN EN GRIFFIERECHT
6.DE BESLISSING
twee maandenna de verzenddatum hoger beroep instellen bij:
Gerecht in eerste aanleg van Curaçao
In deze zaak gaat het om een beroep tegen een aanslag inkomstenbelasting die aan de belanghebbende is opgelegd voor het jaar 2015. De belanghebbende, wonende in Nederland, verhuurt woningen op Curaçao aan toeristen. De Inspecteur der Belastingen heeft de aftrek van kosten van de verhuur geweigerd en het belastbaar inkomen vastgesteld op NAf 78.936. De belanghebbende heeft bezwaar gemaakt tegen deze aanslag en stelt dat de kosten die zij heeft gemaakt, zoals elektra en water, in mindering moeten worden gebracht op de huuropbrengst. De belanghebbende heeft op 16 juli 2019 beroep ingesteld tegen het niet tijdig beslissen op haar bezwaar.
Het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao heeft op 1 juli 2020 uitspraak gedaan. Het Gerecht oordeelt dat de kosten van elektra en water wel aftrekbaar zijn, maar dat de overige kosten niet in aanmerking komen voor aftrek. De belanghebbende heeft niet aangetoond dat deze overige kosten daadwerkelijk zijn gemaakt. Het beroep tegen het niet tijdig beslissen is gegrond verklaard, maar het bezwaar tegen de aanslag is ongegrond verklaard. De proceskosten worden vastgesteld op NAf 175 en het griffierecht van NAf 50 wordt vergoed aan de belanghebbende.
De uitspraak benadrukt de toepassing van artikel 4, lid 3 van de Landverordening op de inkomstenbelasting 1943, waarin wordt gesteld dat bij het ter beschikking stellen van onroerende zaken aan derden de zuivere opbrengst wordt gesteld op 65% van het verkregen voordeel. Het Gerecht concludeert dat de belanghebbende niet voldoende bewijs heeft geleverd voor de overige kosten en dat de aanslag derhalve niet verminderd hoeft te worden.