Op 15 januari 2020 heeft het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao uitspraak gedaan in een belastingzaak betreffende de onroerendezaakbelasting (OZB) voor de jaren 2014 en 2018. Belanghebbende, eigenaar van een onroerende zaak, had bezwaar gemaakt tegen de aanslagen die door de Inspecteur der Belastingen waren opgelegd. De Inspecteur had de waarde van de onroerende zaak vastgesteld op NAf 1.200.000 voor zowel 2014 als 2018, maar na bezwaar was deze waarde verlaagd naar NAf 735.000. Belanghebbende stelde echter dat de waarde van de onroerende zaak slechts NAf 485.000 was, gebaseerd op een taxatierapport.
Tijdens de zitting op 22 november 2019 werd het geschil besproken. Het Gerecht oordeelde dat geen van beide partijen erin was geslaagd om de door hen voorgestane waarde aannemelijk te maken. De Inspecteur had niet voldoende onderbouwd dat zijn vastgestelde waarde niet te hoog was, en ook de waarde die door belanghebbende werd bepleit, was niet overtuigend aangetoond. Het Gerecht besloot daarom de waarde van de onroerende zaak in goede justitie vast te stellen op NAf 650.000 voor het jaar 2014. Voor het jaar 2018 werd het bezwaar van belanghebbende niet-ontvankelijk verklaard, omdat het bezwaar niet tijdig was ingediend. De uitspraak werd gedaan door mr. D.J. Jansen, en de Inspecteur werd opgedragen het griffierecht van NAf 50 aan belanghebbende te vergoeden.