ECLI:NL:OGEAC:2020:15

Gerecht in eerste aanleg van Curaçao

Datum uitspraak
15 januari 2020
Publicatiedatum
31 januari 2020
Zaaknummer
CUR201900894 en CUR201900945
Instantie
Gerecht in eerste aanleg van Curaçao
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen aanslagen onroerendezaakbelasting en waardebepaling

Op 15 januari 2020 heeft het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao uitspraak gedaan in een belastingzaak betreffende de onroerendezaakbelasting (OZB) voor de jaren 2014 en 2018. Belanghebbende, eigenaar van een onroerende zaak, had bezwaar gemaakt tegen de aanslagen die door de Inspecteur der Belastingen waren opgelegd. De Inspecteur had de waarde van de onroerende zaak vastgesteld op NAf 1.200.000 voor zowel 2014 als 2018, maar na bezwaar was deze waarde verlaagd naar NAf 735.000. Belanghebbende stelde echter dat de waarde van de onroerende zaak slechts NAf 485.000 was, gebaseerd op een taxatierapport.

Tijdens de zitting op 22 november 2019 werd het geschil besproken. Het Gerecht oordeelde dat geen van beide partijen erin was geslaagd om de door hen voorgestane waarde aannemelijk te maken. De Inspecteur had niet voldoende onderbouwd dat zijn vastgestelde waarde niet te hoog was, en ook de waarde die door belanghebbende werd bepleit, was niet overtuigend aangetoond. Het Gerecht besloot daarom de waarde van de onroerende zaak in goede justitie vast te stellen op NAf 650.000 voor het jaar 2014. Voor het jaar 2018 werd het bezwaar van belanghebbende niet-ontvankelijk verklaard, omdat het bezwaar niet tijdig was ingediend. De uitspraak werd gedaan door mr. D.J. Jansen, en de Inspecteur werd opgedragen het griffierecht van NAf 50 aan belanghebbende te vergoeden.

Uitspraak

Uitspraak van 15 januari 2020
BBZ nrs. CUR201900894 en CUR201900945
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN CURAÇAO
UITSPRAAK
op het beroep in de zin van de
Landsverordening op het beroep in belastingzaken van:
[Belanghebbende], wonende te Curaçao,
belanghebbende,
gericht tegen:
DE INSPECTEUR DER BELASTINGEN, zetelend te Curaçao,
de Inspecteur.

1.PROCESVERLOOP

1.1
Aan belanghebbende is ter zake van de onroerende zaak te [adres] (hierna: onroerende zaak), op 2 november 2018 een aanslag in de onroerendezaakbelasting (hierna: OZB) voor het jaar 2014 opgelegd naar een waarde van NAf 1.200.000.
1.2
Aan belanghebbende is ter zake van de onroerende zaak op 9 november 2018 een aanslag in de onroerendezaakbelasting (hierna: OZB) voor het jaar 2018 opgelegd naar een waarde van NAf 1.200.000.
1.3
Belanghebbende heeft op 27 december 2018 bezwaar gemaakt tegen de aanslagen. De Inspecteur heeft bij uitspraken op bezwaar de aanslagen verminderd naar NAf 735.000.
1.4
Belanghebbende heeft op 13 maart 2019 beroep ingesteld. Belanghebbende heeft daarvoor een bedrag aan griffierecht betaald van NAf 50.
1.5
De Inspecteur heeft op 14 november 2019 verweerschriften ingediend.
1.6
De zitting heeft plaatsgevonden op 22 november 2019 te Willemstad. Belanghebbende is verschenen. Namens de Inspecteur zijn [A] en [B] verschenen.

2.FEITEN

2.1
Belanghebbende is eigenaar en gebruiker van de onroerende zaak. De onroerende zaak bestaat uit een vrijstaande woning met twee verdiepingen. De onroerende zaak ligt aan het Spaanse Water en heeft een aanlegsteiger. Tot de gedingstukken behoort een taxatierapport van het taxatiekantoor [S]. Volgens het taxatierapport heeft de onroerende zaak een bebouwde oppervlakte van 203 m² en een waarde van NAf 485.000.

3.GESCHIL EN STANDPUNTEN PARTIJEN

3.1
In geschil is of de aanslagen OZB terecht en naar de juiste bedragen zijn vastgesteld. Belanghebbende beantwoordt deze vraag ontkennend en de Inspecteur bevestigend.
3.2
Belanghebbende concludeert tot een vermindering van de aanslag naar een waarde van NAf 485.000. De Inspecteur concludeert tot handhaving van de aanslagen, zoals deze zijn verminderd tot NAf 735.000.

4.OVERWEGINGEN

Ontvankelijkheid
4.1
Belanghebbende heeft op 13 maart 2019 beroep ingesteld tegen het niet tijdig doen van uitspraak op bezwaar. Dit beroep is te vroeg ingesteld en derhalve niet-ontvankelijk.
4.2
Hangende onderhavige beroepsprocedure heeft de Inspecteur op 23 juli 2019 (2018) en op 9 november 2019 (2014) alsnog uitspraak gedaan op het bezwaar. Het door belanghebbende ingestelde beroep van 13 maart 2019 wordt ook geacht te zijn gericht tegen de (reële) uitspraken op bezwaar. Het beroep is ontvankelijk (vgl. HR 14 oktober 2005, nr. 40.155, ECLI:NL:HR:2005:AU4298: GEA Curaçao 17 april 2018, nr. CUR201700103, ECLI:NL: OGEAC:2018:57). Ook deze uitspraken op bezwaar zijn derhalve onderwerp van onderhavige procedure.
OZB 2018
4.3
Ingevolge artikel 9, lid 1, Landsverordening onroerendezaakbelasting 2014 (hierna: LOZB) kan de belanghebbende slechts in het eerste jaar van het vijfjarig tijdvak waarvoor de waarde wordt vastgesteld, bezwaar indienen bij de Inspecteur tegen de vastgestelde waarde. Dit betekent dat in het tijdvak 2014-2018 alleen bezwaar tegen de vastgestelde waarde mogelijk is over het jaar 2014. Nu het bezwaar van belanghebbende voor het onderhavige jaar 2018 is gericht tegen de vastgestelde waarde, is dit bezwaar niet-ontvankelijk. Dit neemt evenwel niet weg dat als in onderhavige procedure voor het jaar 2014 de vastgestelde waarde wordt verminderd, deze verminderde waarde heeft te gelden voor het gehele tijdvak 2014-2018.
OZB 2014
4.4
Ingevolge artikel 5, lid 2 LOZB wordt de waarde bepaald op de waarde die aan de onroerende zaak dient te worden toegekend indien de volle en onbezwaarde eigendom daarvan zou kunnen worden overgedragen en de verkrijger de zaak in de staat waarin die zich bevindt, onmiddellijk en in volle omvang in gebruik zou kunnen nemen. Ingevolge lid 3 van artikel 5 LOZB wordt voor een onroerende zaak waarvan marktgegevens beschikbaar zijn, de waarde bepaald door systematische vergelijking.
4.5
Belanghebbende bepleit gemotiveerd een lagere waarde. In dat geval rust op de Inspecteur de last feiten aannemelijk te maken die meebrengen dat de door hem verdedigde waarde niet te hoog is.
4.6
Ter onderbouwing van de door hem verdedigde waarde van NAf 735.000 heeft de Inspecteur ter zitting erop gewezen dat de onroerende zaak op een toplocatie ligt en dat de prijs per vierkante meters voor een perceel ligt tussen NAf 1.500 en NAf 2.200 Bij vaststelling van de waarde is de Inspecteur uitgegaan van een bebouwde oppervlakte van 375 vierkante meters.
4.7
Het Gerecht is van oordeel dat de Inspecteur geenszins erin is geslaagd aannemelijk te maken dat hij de waarde van de onroerende zaak per 1 januari 2014 niet te hoog heeft vastgesteld. De waarde is niet onderbouwd door systematische vergelijking. Vergelijkingsobjecten ter onderbouwing van de waarde zijn niet genoemd. Daarbij komt dat de Inspecteur de door hem voorgestane bebouwde oppervlakte op generlei wijze aannemelijk heeft gemaakt.
4.8
Dit betekent overigens niet dat de door belanghebbende gestelde waarde zonder meer als juist kan worden aanvaard (vgl. HR 14 oktober 2005, nr. 40.299, ECLI:NL:HR:2005:AU4300). Naar het oordeel van het Gerecht heeft ook belanghebbende niet aannemelijk gemaakt dat de door hem bepleite waarde van NAf 485.000 juist is. In de door belanghebbende ingebrachte taxatierapport is de waarde niet getaxeerd aan de hand van vergelijkingsobjecten (systematische vergelijking). Niet inzichtelijk is gemaakt op welke wijze de getaxeerde waarde tot stand is gekomen. Ook de door belanghebbende voorgestane bebouwde oppervlakte is niet aannemelijk gemaakt en bovendien is de waarde niet getaxeerd naar de peildatum van 1 januari 2014.
4.9
Nu geen van beide partijen erin is geslaagd de door hem voorgestane waarde aannemelijk te maken, stelt het Gerecht, gelet op hetgeen door partijen over en weer is aangevoerd, de waarde in goede justitie vast op NAf 650.000.

5.PROCESKOSTENVERGOEDING EN GRIFFIERECHT

5.1
Het Gerecht ziet geen aanleiding voor een vergoeding van de proceskosten of het griffierecht. Van door een derde beroepsmatig verleende bijstand is niet gebleken.
5.2
Wel dient de Inspecteur op grond van artikel 18, lid 5, Landsverordening op het beroep in belastingzaken, het betaalde griffierecht van NAf 50 aan belanghebbende te vergoeden.

6.DE BESLISSING

Het Gerecht:
  • verklaart het beroep tegen het niet tijdig doen van uitspraken op bezwaar niet- ontvankelijk
  • verklaart het beroep voor de jaren 2014 en 2018 gegrond;
  • vernietigt de uitspraken op bezwaar;
  • vermindert de aanslag onroerende zaak 2014 tot een aanslag naar een waarde van NAf 650.000;
  • verklaart het bezwaar tegen de aanslag grondbelasting 2018 niet-ontvankelijk;
  • draagt de Inspecteur op het door belanghebbende betaalde griffierecht van NAf 50 te vergoeden.
Deze uitspraak is gegeven door mr. D.J. Jansen, rechter, en uitgesproken op 15 januari 2020, in tegenwoordigheid van de griffier N.N. Noël – van der Biezen BSc.
De griffier, De rechter,
Afschriften zijn per post/ per e-mail op ………………………… aan partijen verzonden.
HOGER BEROEP
Tegen deze uitspraak kunnen beide partijen binnen
twee maandenna de verzenddatum hoger beroep instellen bij:
Het Gemeenschappelijk Hof van Justitie (belastingkamer)
Wilhelminaplein 4
Willemstad
Curaçao
U wordt verzocht bij het indienen van het beroepschrift het volgende in acht te nemen:
1. Leg bij het beroepschrift een afschrift over van deze uitspraak;
2. Onderteken het beroepschrift en vermeld het volgende:
a. de naam en het adres van de indiener,
b. de dagtekening,
c. waartegen u in beroep komt,
d. waarom u het niet eens bent met deze uitspraak (de gronden van het hoger beroep).
Partijen hebben ook de mogelijkheid het ondertekende beroepschrift per e-mail in te dienen bij de griffie van het Gemeenschappelijk Hof van Justitie:
belastinggriffie@caribjustitia.org.
Voor het instellen van hoger beroep is het volgende bedrag aan griffierecht verschuldigd:
-natuurlijke personen: NAf 200
-personenvennootschappen en rechtspersonen: NAf 500