ECLI:NL:OGEAC:2020:108

Gerecht in eerste aanleg van Curaçao

Datum uitspraak
29 april 2020
Publicatiedatum
6 mei 2020
Zaaknummer
CUR201802665 t/m CUR201802667
Instantie
Gerecht in eerste aanleg van Curaçao
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Naheffingsaanslag winstbelasting en boetes; omkering en verzwaring van de bewijslast

In deze zaak heeft het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao op 29 april 2020 uitspraak gedaan over de naheffingsaanslag winstbelasting en de daarbij opgelegde boetes aan belanghebbende, een onderneming gevestigd te Curaçao. De inspecteur had naheffingsaanslagen opgelegd voor de jaren 2011, 2012 en 2013, waarbij belanghebbende een boekverlies van NAf 370.000 had aangegeven na de verkoop van materiële activa. De inspecteur heeft echter vragen gesteld over deze verkoop, die door belanghebbende niet zijn beantwoord. Hierdoor werd het boekverlies niet geaccepteerd en werd de naheffingsaanslag in stand gehouden, met omkering en verzwaring van de bewijslast. De boete werd vernietigd omdat belanghebbende een belastingadviseur had ingeschakeld, waardoor haar geen opzet of grove schuld kon worden verweten.

Het procesverloop begon met de oplegging van naheffingsaanslagen en vergrijpboetes door de inspecteur, waartegen belanghebbende bezwaar maakte. Na afwijzing van deze bezwaren door de inspecteur, heeft belanghebbende beroep ingesteld. Tijdens de zitting is gebleken dat de inspecteur niet voldoende bewijs had geleverd om de naheffingsaanslagen te onderbouwen, en dat belanghebbende niet opzettelijk of met grove schuld had gehandeld. Het Gerecht oordeelde dat de inspecteur niet had aangetoond dat belanghebbende de informatieplicht had geschonden, wat leidde tot de vernietiging van de boetes en een proceskostenvergoeding aan belanghebbende.

De uitspraak benadrukt het belang van de zorgvuldigheid van belastingadviseurs en de verantwoordelijkheden van belastingplichtigen in het voldoen aan hun informatieplicht. Het Gerecht heeft de naheffingsaanslag voor 2012 ongegrond verklaard, terwijl de boetes voor alle jaren zijn vernietigd. De inspecteur is veroordeeld tot het vergoeden van de proceskosten en het griffierecht aan belanghebbende.

Uitspraak

Uitspraak van 29 april 2020
BBZ nrs. CUR201802665 t/m CUR201802667
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN CURAÇAO
UITSPRAAK
op het beroep in de zin van de
Landsverordening op het beroep in belastingzaken van:
[Belanghebbende], gevestigd te Curaçao,
belanghebbende,
gericht tegen:
DE INSPECTEUR DER BELASTINGEN, zetelend te Curaçao,
de Inspecteur.

1.PROCESVERLOOP

1.1
Aan belanghebbende is over het jaar 2011 op 27 december 2016 een naheffingsaanslag winstbelasting opgelegd ten bedrage van NAf 10.023. Gelijktijdig met de naheffingsaanslag is een vergrijpboete (25%) opgelegd van NAf 2.505.
1.2
Aan belanghebbende is over het jaar 2012 op 27 juni 2017 een naheffingsaanslag winstbelasting opgelegd ten bedrage van NAf 100.160. Gelijktijdig met de naheffingsaanslag is een vergrijpboete (50%) opgelegd van NAf 50.080.
1.3
Aan belanghebbende is over het jaar 2013 op 27 juni 2017 een naheffingsaanslag winstbelasting opgelegd ten bedrage van NAf 26.928. Gelijktijdig met de naheffingsaanslag is een vergrijpboete (25%) opgelegd van NAf 6.732.
1.4
Belanghebbende heeft op 5 februari 2017 (2011), 27 juni 2017 (2012) en 7 augustus 2017 (2013) bezwaar gemaakt tegen de naheffingsaanslagen en boetes.
1.5
De Inspecteur heeft op 20 juli 2018 uitspraken op de bezwaren gedaan en de bezwaren afgewezen.
1.6
Belanghebbende heeft op 16 augustus 2018 beroep ingesteld tegen de uitspraken op bezwaar. Belanghebbende heeft daarvoor een bedrag aan griffierecht betaald van NAf 150.
1.7.
De Inspecteur heeft op 24 juni 2019 een verweerschrift ingediend.
1.8
De zitting heeft plaatsgevonden op 28 juni 2019. Namens belanghebbende zijn verschenen [A] en [B]. Namens de Inspecteur is verschenen [C]. De zitting is geschorst om partijen de gelegenheid te geven informatie uit te wisselen en in overleg te treden. De zitting is voortgezet op 26 september 2019. Het Gerecht heeft daarna het onderzoek gesloten.

2.FEITEN

2.1
Belanghebbende vormde vanaf 1 januari 2007 tot en met 1 januari 2012 een fiscale eenheid (FE) met haar dochtermaatschappij [de NV] (hierna: de NV). De FE is op verzoek van belanghebbende (21 maart 2013) per 1 januari 2012 verbroken. [P] is middellijk aandeelhouder en tevens directeur van belanghebbende.
2.2
In het jaar 2011 was de NV de enige klant van belanghebbende. Belanghebbende verhuurt materialen en doet directiewerkzaamheden voor de NV.
2.3
Op 19 november 2012 heeft belanghebbende materiële activa (uitgezonderd onroerend goed) aan de NV verkocht voor een bedrag van NAf 350.000. In de notariële akte van levering staat over de koop en de levering van roerende zaken vermeld ‘verkoper heeft blijkens een met koper aangegane koopovereenkomst aan verkoper verkocht en levert op grond daarvan aan koper, die blijkens vermeld overeenkomst van koper heeft gekocht en bij deze aanvaard: de roerende zaken en voorraden zoals nader gespecificeerd op de door partijen gewaarmerkt bijlage/lijst van inventaris’. Belanghebbende heeft op dezelfde datum (zie notariële akte van levering van aandelen op naam) haar aandelen in de NV verkocht aan [Q] BV en [W] BV voor NAf 650.000.
2.4
De Stichting Belastingaccountantsbureau (SBAB) heeft met betrekking tot de jaren 2011 tot en met 2013 bij belanghebbende een boekencontrole verricht. De bevindingen van de SBAB zijn neergelegd in het rapport van 28 november 2016. Het rapport behoort tot de gedingstukken. Met betrekking tot de winstbelasting is in het rapport – voor zover van belang – het volgende vermeld:
“3.4 Administratieplicht
Tijdens het onderzoek is gebleken dat belastingplichtige niet volledig voldaan heeft aan de administratieplicht ingevolge artikel 43, lid 2 ALL.
(…)
  • de volledige akte van levering van de aandelen, namelijk pagina 2 met de vermelde verkoopwaarde ontbreekt;
  • de overnamebalans van de dochtermaatschappij [de NV] en bijlage akte van levering roerende zaken zoals gemeld in de akte zelf;
  • een specificatie van de verkochte materiele vaste activa die aan te sluiten is met de activa vermeld in de afschrijvingsstaten;
  • de afschrijvingsstaten over de jaren 2012 en 2013.
4. Winstbelasting
(…)
4.2.1
Materiele vaste activa
De aangegeven boekwaarde van de materiële vaste activa in de controlejaren is als volgt:
Jaarrekening
2011
2012
2013
Machines en ‘equipment’
411.647
Vervoermiddelen
254.709
10.895
10.895
Inventaris
43.892
Totaal
710.248
10.895
10.895
De materiële vaste activa stonden tijdens de FE (in 2011) op de balans van belastingplichtige. Bij de verbreking van de FE in het jaar 2012 heeft belastingplichtige alle machines en ‘equipment’, alle vervoermiddelen (met uitzondering van een) en alle inventaris verkocht/overgedragen. Dit blijkt uit de balans van belastingplichtige en ook uit de verklaringen van de adviseur. Bij de verkoop heeft belastingplichtige een boekverlies van 369.841 aangegeven.
Belastingplichtige heeft desgevraagd de afschrijvingsstaten over de jaren 2012 en 2013 niet verstrekt. Ik heb uitsluitend de afschrijvingsstaat over het jaar 2011 ontvangen.
Bij de verkoop van de materiele activa in het jaar 2012 is een akte van levering opgemaakt (zie bijlage 10). Uit de akte valt af te lezen dat roerende zaken – zoals nader gespecificeerd op een gewaarmerkte bijlage/lijst van inventaris c.q stock welke aan de akte gehecht is – voor een bedrag van 350.000 (inclusief 6% OB) zijn verkocht.
De op de genoemde lijst van inventaris c.q stock vermelde activa sluit niet altijd aan met de op de afschrijvingsstaat over 2011 vermelde activa. De beschrijvingen variëren veelal. Het lijkt soms zelf erop dat er activa verkocht zijn die niet op de afschrijvingsstaat 2011 voorkomen. Om die reden is volledigheid van de verkochte activa en de juistheid van het aangegeven boekverlies niet te controleren.
Desalniettemin heb ik voor een aantal categorieën activa geprobeerd om een aansluiting te vinden tussen de afschrijvingsstaat van 2011 en de lijst van inventaris welke aan de akte van levering gehecht is. Ik heb de volgende categorieën beoordeeld:
Vervoermiddelen
Op de afschrijvingsstaat over 2011 staan minstens 21 vervoermiddelen met een boekwaarde ultimo 2011 van 254.709 (zie bijlage 12). Op de lijst van inventaris bij de akte van levering staan 11 vervoermiddelen aangegeven (zie bijlage 10). De verkoopprijs van de vervoermiddelen is echter niet aangegeven. Op de balans ultimo 2012 en 2013 staat nog een bedrag van 10.895 in verband met vervoermiddelen. Ik ga er vanuit dat dit saldo betrekking heeft op één vervoermiddel.
Hier volgt een overzicht van de aansluiting tussen de vervoermiddelen volgens de afschrijvingsstaat en de overnamelijst:
Aansluiting vervoermiddelen
Boekwaarde
Aantal vervoermiddelen
(…)
Aansluitingsverschil (aantal vervoermiddelen)
9
Gemiddelde boekwaarde per vervoermiddel
(254.709/21)
12.129
*12.129
Berekende waarde overgenomen en niet aangegeven vervoermiddelen
109.161
Ik stel u voor om een winstuitdeling te stellen in verband met de vervoermiddelen die niet zijn verkocht en die vanaf het jaar 2012 niet meer op de balans van belastingplichtige staan.
Inventaris
Op de afschrijvingsstaat over 2011 staan minstens 2 containers met een nihil boekwaarde ultimo 2011 (zie bijlage 12). Op de lijst van inventaris bij de akte van levering staan 10 containers aangegeven (zie bijlage 10). De verkoopprijs hiervan is echter niet aangegeven. Hieruit concludeer ik dat belastingplichtige de verkoop/onttrekking van deze activa niet volledig heeft aangegeven.
Voorts heeft de adviseur tijdens het onderzoek aangegeven dat de digra een aantal bedrijfsmiddelen aan het bedrijf heeft onttrokken, namelijk zakelijke mobielen en andere artikelen van het merk “Apple’. De boekwaarde van deze inventaris bedraagt 6.666 (…).
Het is aan belastingplichtige om aannemelijk te maken dat zij boekverlies bij de verkoop van de activa heeft gerealiseerd. Gelet op het bovenstaande ben ik van mening dat een boekverlies niet aannemelijk is en dat belastingplichtige hoogstwaarschijnlijk boekwinst bij de verkoop/onttrekking gerealiseerd moet hebben. Het is opmerkelijk dat de documentatie waaruit de volledigheid van de verkochte activa en van het gerealiseerde resultaat bij verkoop kan blijken, niet is verstrekt.
Als gevolg hiervan stel ik de volgende correctie voor:
Correctie
2012
Boekverlies
369.841
Vervoermiddelen
109.161
Inventaris
6.666
Totale correctie
485.668
(…)
Reactie adviseur namens belastingplichtige
De adviseur heeft op 11 oktober 2016 namens belastingplichtige voorgesteld om een activastaat te overhandigen van de verkochte bedrijfsmiddelen en bijbehorende verkoopprijzen. De activastaat zou ook worden ondertekend door de koper. De koper zou hiermee bevestigen dat inderdaad alle genoemde activa is overgenomen.
De adviseur heeft op 17 oktober 2016 een activastaat van de verkochte activa verstrekt met de specificatie van de verkoopprijzen per bedrijfsmiddel. De adviseur heeft in zijn reactie (zie bijlage 9) verklaard dat hij verwacht dat de koper op het verzoek van belastingplichtige de overnamelijst niet zal ondertekenen.
Reactie controlemedewerker
Tot op de datum van opmaak van dit rapport is de overnamelijst niet door de koper ondertekend. De adviseur heeft verklaard dat de koper de lijst niet zal tekenen. De verstrekte activastaat van 17 oktober 2016 sluit niet aan met de overnamelijst conform de getekende akte van levering gedateerd 19 november 2012 (zie bijlage 10). De adviseur heeft tevens namens belastingplichtige verklaard dat deze lijsten niet aansluiten.
(…)
4.4
Recapitulaties
Met inachtneming van de correcties zoals genoemd in bovenstaande onderdelen, kom ik tot de volgende recapitulatie:
Onderdeel
Omschrijving
2011
2012
2013
4.2.1
Materiele vaste activa
485.668
4.2.2
Rente rekening-courant Corado
3.624
1.882
9
4.2.3
Rente rekening-courant management
656
4.2.4
Te betalen OB
85.066
4.3.1
Representatiekosten
5
4.3.2
Travel expense
14.289
4.3.3
Proffessional fees
(6.042)
4.3.4
Niet aftrekbare kosten
6.14
Totaal
29.053
482.164
94.066
(…)
8. BOETEN
(…)
Onderdeel 4.2.1 “Materiële vaste activa”
Ik heb geconstateerd dat belastingplichtige bedrijfsmiddelen heeft verkocht. Belastingplichtige heeft een boekverlies aangegeven. Belastingplichtige heeft het boekverlies niet aannemelijk gemaakt. De benodigde stukken zijn niet door belastingplichtige verstrekt. (…). Het is niet aannemelijk dat belastingplichtige een boekverlies bij de verkoop van de materiële activa heeft gerealiseerd. Het is zelfs gebleken dat belastingplichtige bedrijfsmiddelen uit de onderneming heeft onttrokken zonder dit te hebben aangegeven. Dit kan alleen maar bewust zijn gebeurd. Ook is het opmerkelijk dat de onderliggende stukken waaruit de volledigheid van de verkochte activa en van het gerealiseerde resultaat bij verkoop kan blijken, niet zijn verstrekt. Belastingplichtige heeft willens en wetens deze handelingen gedaan. Ik ben dan ook van mening dat door deze onjuiste handelswijze sprake is van (voorwaardelijke) opzet van belastingplichtige.
(…)
Onderdelen 4.2.2 “Rekening-courant Shareholder/[CO]” en 4.2.3 “rekening-courant management”
Ik heb geconstateerd dat over de rekening-courant vorderingen ten onrechte geen rente in rekening worden gebracht. Belastingplichtige erkent deze constatering en heeft echter nagelaten om rente te berekenen. Ik ben dan ook van mening dat hierdoor sprake is van grove schuld van belastingplichtige.
Onderdeel 4.2.4 “Te betalen OB”
Belastingplichtige kan aan het einde van het jaar op een eenvoudige wijze controleren of zij OB verschuldigd is over voorgaande jaren. Belastingplichtige heeft schulden opgenomen op de balans zonder deze te voldoen. Belastingplichtige had kunnen weten dat deze schuld verjaard is. Ik ben dan ook van mening dat hierdoor sprake is van grove schuld van belastingplichtige.
Onderdeel 4.3.1 ‘Representatiekosten” en 4.3.2 “ Travel Expense”
Belastingplichtige heeft bedragen op de fiscale winst in mindering gebracht die niet zakelijk zijn of die zij niet aannemelijk kon maken. Belastingplichtige had moeten begrijpen dat deze bedragen niet aftrekbaar zijn en heeft zodoende het risico genomen dat er jaarlijks te weinig winst is aangegeven en dientengevolge te weinig belasting is of zou worden aangegeven. Ik ben dan ook van mening dat hierdoor sprake is van grove schuld van belastingplichtige.
Onderdeel 4.3.4 “Niet aftrekbare kosten”
Op grond van artikel 6, lid 2 letter k LWB zijn bepaalde kosten slechts voor 80% aftrekbaar. Belastingplichtige heeft deze aftrekbeperking ten onrechte niet toegepast. Belastingplichtige had zich moeten overtuigen van de fiscale aanvaardbaarheid. Hierdoor heeft belastingplichtige te weinig belasting voldaan. Er is sprake van verwijtbaarheid. Ik ben dan ook van mening dat hierdoor sprake is van grove schuld van belastingplichtige.”
2.5
Blijkens het rapport van de SBAB heeft belanghebbende zich voor wat betreft de winstbelasting akkoord verklaard met de correcties met uitzondering van de correctie voor het jaar 2012 van NAf 485.668.
2.6
Belanghebbende had ultimo 2011 onroerende goederen op de balans staan voor een bedrag van NAf 607.235. Volgens de jaarrekening (2012) waren de onroerende goederen ultimo 2012 op de balans voor hetzelfde bedrag geactiveerd.
2.7
De Inspecteur heeft in overeenstemming met de voorgestelde correcties van SBAB voor de onderhavige jaren naheffingsaanslagen opgelegd naar een belastbare winst van respectievelijk NAf 42.181 (2011), NAf 377.347 (2012) en NAf 97.920 (2013). De verschuldigde belasting bedroeg respectievelijk NAf 10.023 (2011), NAf 100.160 (2012) en NAf 26.928 (2013). Gelijktijdig met de naheffingsaanslagen heeft de Inspecteur boetes opgelegd van 25% ten bedrage van respectievelijk NAf 2.505 (2011) en NAf 6.732 (2013). Voor het jaar 2012 is een boete van 50% opgelegd ten bedrage van NAf 50.080.
2.8
De jaarrekeningen over de controlejaren zijn samengesteld door [X] (hierna: [X]). Op deze jaarrekeningen is geen accountantscontrole toegepast. De financiële administratie is intern bijgehouden. De aangiften winstbelasting zijn ook door [X] verzorgd.

3.GESCHIL

3.1
Tussen partijen is in geschil of de naheffingsaanslag over het jaar 2012 en de boetes (alle jaren) terecht zijn opgelegd. De naheffingsaanslagen over de jaren 2011 en 2013 zijn niet in geschil.
3.2
Belanghebbende stelt dat de correctie met betrekking tot de verkoop van materiële activa in het jaar 2012 dient te vervallen. Volgens belanghebbende zijn de activa met boekverlies verkocht aan een onafhankelijke derde. De verkoop is middels een notariële akte gebeurd. Door persoonlijke omstandigheden heeft [P] besloten om de activa van het bedrijf te verkopen voor NAf 350.000 en de aandelen in NV voor NAf 650.000. Met betrekking tot de boeten betoogt belanghebbende dat de ingenomen standpunten in de aangiften pleitbaar zijn en daarom van grove schuld of opzet geen sprake kan zijn. Subsidiair stelt belanghebbende dat de eventuele grove schuld en de opzet van de adviseur haar niet kan worden toegerekend omdat zij bij het opstellen van de aangiften gebruik heeft gemaakt van een deskundige.
3.3
De Inspecteur stelt dat de naheffingsaanslag en de boetes terecht zijn opgelegd. Belanghebbende heeft geen documentatie waaruit de volledigheid van de verkochte activa en van het gerealiseerde resultaat bij verkoop kan blijken. De opgenomen activa op de afschrijvingsstaat per ultimo 2011 sluiten niet aan met de verkochte activa op de lijst bij de akte van levering. De nadien door belanghebbende overgelegde activastaat sluit ook niet aan met de lijst van verkochte activa. Bedrijfsmiddelen zijn aan het bedrijfsvermogen onttrokken. De afschrijvingsstaten voor de jaren 2012 en 2013 zijn niet overgelegd. Ook de afschrijvingsstaat van de NV voor het jaar 2012 is niet overgelegd.

4.OVERWEGINGEN

Omkering bewijslast

4.1
Artikel 40 lid 1, letter a van de Algemene landsverordening Landsbelastingen (hierna: ALL) bepaalt dat een ieder gehouden is aan de Inspecteur op diens verzoek de gegevens en inlichtingen te verstrekken welke voor de belastingheffing ten aanzien van hem van belang kunnen zijn. Ingevolge artikel 41 ALL dienen de gegevens en inlichtingen duidelijk, stellig en zonder voorbehoud te worden verstrekt, en wel binnen een door de Inspecteur te stellen termijn.
4.2
Artikel 31, lid 3 ALL bepaalt, voor zover van belang, dat het beroep van de belastingplichtige moet worden afgewezen indien geen aangifte is gedaan of de vereiste aangifte niet is gedaan, of niet volledig is voldaan aan de verplichtingen ingevolge artikel 40 ALL tenzij de belastingplichtige overtuigend kan aantonen dat en in hoeverre de uitspraak op het bezwaar onjuist is (de zogenoemde omkering en verzwaring van de bewijslast).
4.3
Belanghebbende heeft niet alle informatie die de Inspecteur voorafgaand aan de aanslagoplegging heeft verzocht (afschrijvingsstaten en getekende activastaat), overgelegd. Het Gerecht is het met de Inspecteur eens dat belanghebbende documentatie waaruit de volledigheid van de verkochte activa en van het gerealiseerde resultaat bij verkoop kan blijken, niet heeft verstrekt. Gelet op het voorgaande is het Gerecht van oordeel dat belanghebbende niet heeft voldaan aan haar informatieplicht vervat in artikel 40 en 41 ALL. Dit brengt mee dat voornoemde bewijsregel van artikel 31, lid 3 ALL (omkering en verzwaring van de bewijslast) toepassing vindt.
4.4
Belanghebbende heeft een deel van de informatie die door de Inspecteur is verzocht (afschrijvingsstaten 2012 en 2013 van belanghebbende alsmede en de afschrijvingsstaat 2012 van NV) in de beroepsfase, overgelegd. Dit doet echter aan de toepassing van artikel 31, lid 3 ALL niet af. De omkering van de bewijslast beantwoordt niet aan haar doel en strekking indien de belastingplichtige pas in bezwaar of beroep alsnog aan die jegens de inspecteur geldende verplichtingen zou kunnen voldoen. Dit betekent in dit geval dat het uiterste tijdstip voor belanghebbende om aan de informatieplicht te voldoen, alvorens de omkeringsregel toepassing vindt, het moment is voordat de aanslagen zijn vastgesteld. Hiermee wordt ook aangesloten bij de regel voor de omkering van de bewijslast wegens het niet doen van de vereiste aangifte, waarbij geldt dat indien de aangifte pas in de bezwaarfase wordt ingediend dit niet geldt als het doen van de vereiste aangifte (vgl. HR 5 oktober 2018, ECLI:NL:HR:2018:1839, r.o. 2.4.3).
4.5
De zogenoemde omkering en verzwaring van de bewijslast ontslaat de Inspecteur niet van zijn verplichting de door hem aangebrachte correctie niet naar willekeur vast te stellen. De naheffingsaanslag dient te berusten op een redelijke schatting. De Inspecteur heeft het bedrag van de naheffingsaanslag gebaseerd op de berekeningen die door de controleambtenaar zijn gemaakt. Daarbij is het boekverlies (NAf 369.841) niet geaccepteerd. Voorts is de berekende boekwaarde van vervoermiddelen (NAf 109.161) en activa (NAf 6.666) die kennelijk aan belanghebbende zijn onttrokken, als correctie opgevoerd. Gelet op het voorgaande kan niet worden gezegd dat de correcties onredelijk of willekeurig zijn vastgesteld.
4.6
Belanghebbende heeft met hetgeen hij heeft ingebracht (waaronder de in de beroepsfase ingediende stukken) niet op overtuigende wijze de onjuistheid aangetoond van de schatting van de Inspecteur of de voor de schatting gebruikte gegevens. Belanghebbende heeft in beroep aangevoerd dat een deel van het wagenpark geen betrekking had op vervoermiddelen en dat de berekende waarde van de onttrekking daarom onjuist is. In de afschrijvingsstaat zijn deze bedrijfsmiddelen echter als “vervoermiddelen en auto’s” gespecificeerd. Gelet hierop acht het Gerecht de stelling van belanghebbende niet aannemelijk. Met betrekking tot de vervoermiddelen die volgens belanghebbende niet zijn verkocht en nagenoeg volledig zijn afgeschreven merkt het Gerecht op dat ook de onttrekking van deze vervoermiddelen gevolgen heeft voor de fiscale winst. De onttrekking van bedrijfsmiddelen aan het bedrijfsvermogen dient immers te gebeuren tegen de waarde in het economische verkeer. Het gelijk is op dit punt aan de Inspecteur.
Boetes
4.7
Ingevolge artikel 21 van de ALL kan de Inspecteur een boete opleggen van ten hoogste 100%, indien het aan opzet of grove schuld van de belastingplichtige is te wijten dat belasting welke op aangifte moet worden voldaan, niet of gedeeltelijk niet is betaald. De grondslag voor de boete is in het onderhavige geval het bedrag van de naheffingsaanslagen.
4.8
In de Ministeriële regeling formeel belastingrecht is onder meer het boetebeleid van de Inspecteur neergelegd. Op grond van artikel 4.8, lid 2 van deze ministeriële regeling legt de Inspecteur een boete op van 25% ingeval van grove schuld en 50% ingeval van opzet. Voor de jaren 2011 en 2013 zijn boetes van 25% opgelegd. Voor het jaar 2012 is een boete van 50% opgelegd. De bewijslast voor de aanwezigheid van opzet en grove schuld rust op de Inspecteur. Daarin is hij niet geslaagd.
4.9
Belanghebbende heeft onbetwist aangevoerd dat zij gebruik heeft gemaakt van een deskundige ([X]) aan wiens zorgvuldige taakvervulling zij niet hoefde te twijfelen. De deskundige verzorgt sedert jaar en dag en ook gedurende de onderwerpelijke periode de jaarrekeningen en aangiften van belanghebbende en vele andere belastingplichtigen, aldus belanghebbende. Volgens belanghebbende treft haar daarom geen verwijt voor de te weinig betaalde belasting.
4.1
Uitgangspunt is dat indien een belastingplichtige zich laat bijstaan door een adviseur die hij voor voldoende deskundig mocht houden en aan wiens zorgvuldige taakvervulling hij niet hoefde te twijfelen, er geen aanleiding is voor het stellen van de algemene eis dat de belastingplichtige zich ter voorkoming van fouten ook zelf in de inhoudelijke aspecten van op hem toepasselijke belastingregelingen verdiept (vgl. HR 13 februari 2009, ECLI:NL:HR:2009:BH2586; HR 28 februari 2020, ECLI:NL:HR:2020:254).
4.11
Gesteld noch gebleken is dat belanghebbende (al dan niet moedwillig) informatie benodigd voor de aangiften heeft achtergehouden en niet heeft verstrekt aan [X]. Gelet op hetgeen belanghebbende heeft aangevoerd, is er geen grond voor het oordeel dat belanghebbende bij de samenwerking met de toenmalige adviseur niet de zorg heeft betracht die redelijkerwijs van haar kon worden gevergd en dat zij niet op de juistheid van de door die adviseur opgestelde aangiften mocht vertrouwen. Dit betekent dat belanghebbende geen opzet of grove schuld kan worden verweten. Het gelijk op dit punt is derhalve aan belanghebbende. Derhalve worden de boetes vernietigd.

5.PROCESKOSTEN EN GRIFFIERECHT

5.1
Het Gerecht ziet aanleiding voor een vergoeding van de proceskosten. Het Gerecht sluit voor de proceskostenvergoeding aan bij het Besluit proceskosten bestuursrecht, PB 2001, no. 127 (vgl. GHvJ 21 juni 2017, ECLI:NL: OGHACMB: 2017:54). In artikel 1 van dit Besluit zijn de kosten vermeld die voor vergoeding in aanmerking komen, waaronder de kosten van door een derde beroepsmatig verleende bijstand. Deze kosten kunnen worden berekend op NAf 1.750 (1 punt voor het indienen van het beroepschrift, 1 ½ punt voor het verschijnen ter zitting, waarde per punt NAf 700, wegingsfactor 1).
5.2
Verder dient de Inspecteur op grond van artikel 18, vijfde lid van de Landsverordening op het beroep in belastingzaken het betaalde griffierecht van NAf 150 aan belanghebbende te vergoeden.

6.DE BESLISSING

Het Gerecht:
  • verklaart het beroep inzake de naheffingsaanslag winstbelasting 2012 ongegrond;
  • verklaart de beroepen inzake de boetes gegrond;
  • vernietigt de uitspraken op bezwaar inzake de boetes;
  • vernietigt de boetes;
  • veroordeelt de Inspecteur in de proceskosten van belanghebbende ten bedrage van NAf 1.750; en
  • draagt de Inspecteur op het door belanghebbende betaalde griffierecht van NAf 150 te vergoeden.
Deze uitspraak is gedaan door mr. D.J. Jansen, rechter in dit Gerecht en werd uitgesproken ter openbare terechtzitting van 29 april 2020, in tegenwoordigheid van de griffier, M.M.M. Faro MSc.
De griffier, De rechter,
Afschriften zijn per post/ per e-mail op ………………………… aan partijen verzonden.
HOGER BEROEP
Tegen deze uitspraak kunnen beide partijen binnen
twee maandenna de verzenddatum hoger beroep instellen bij:
Het Gemeenschappelijk Hof van Justitie (belastingkamer)
Wilhelminaplein 4
Willemstad
Curaçao
U wordt verzocht bij het indienen van het beroepschrift het volgende in acht te nemen:
1. Leg bij het beroepschrift een afschrift over van deze uitspraak;
2. Onderteken het beroepschrift en vermeld het volgende:
a. de naam en het adres van de indiener,
b. de dagtekening,
c. waartegen u in beroep komt,
d. waarom u het niet eens bent met deze uitspraak (de gronden van het hoger beroep).
Partijen hebben ook de mogelijkheid het ondertekende beroepschrift per e-mail in te dienen bij de griffie van het Gemeenschappelijk Hof van Justitie:
belastinggriffieCUR@caribjustitia.org.
Voor het instellen van hoger beroep is het volgende bedrag aan griffierecht verschuldigd:
- natuurlijke personen: NAf. 200
- personenvennootschappen en rechtspersonen: NAf. 500