ECLI:NL:OGEAC:2019:85

Gerecht in eerste aanleg van Curaçao

Datum uitspraak
7 maart 2019
Publicatiedatum
7 mei 2019
Zaaknummer
CUR201500346
Instantie
Gerecht in eerste aanleg van Curaçao
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Omkering bewijslast bij naheffingsaanslag winstbelasting en verzuimboete

In deze zaak heeft het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao uitspraak gedaan op het beroep van X N.V. tegen de Inspecteur der Belastingen. De belanghebbende had een naheffingsaanslag winstbelasting over het jaar 2012 ontvangen van NAf 5.776, alsook een verzuimboete van NAf 1.000 wegens het niet tijdig indienen van de aangifte. De belanghebbende heeft bezwaar gemaakt, maar de Inspecteur handhaafde de aanslag en de boete. Hierop heeft de belanghebbende beroep ingesteld.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de belanghebbende geen aangifte had gedaan en dat de naheffingsaanslag was opgelegd op basis van een redelijke schatting. De rechtbank oordeelde dat de omkering van de bewijslast van toepassing was, omdat de belanghebbende niet overtuigend had aangetoond dat de schatting onjuist was. De jaarrekening die door de belanghebbende was ingebracht, werd niet als voldoende bewijs beschouwd, omdat deze niet door een accountant was gecontroleerd en te laat was ingediend.

Wat betreft de verzuimboete oordeelde het Gerecht dat de Inspecteur niet had aangetoond dat er sprake was van eerdere verzuimen, waardoor de boete moest worden verminderd tot NAf 250. De rechtbank verklaarde het beroep inzake de naheffingsaanslag ongegrond, maar het beroep inzake de boete gegrond, en veroordeelde de Inspecteur in de proceskosten van de belanghebbende.

Uitspraak

Uitspraak van 7 maart 2019
BBZ nr. CUR201500346
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN CURAÇAO
UITSPRAAK
op het beroep in de zin van de
Landsverordening op het beroep in belastingzaken van:
X N.V., gevestigd te Curaçao,
belanghebbende,
gericht tegen:
DE INSPECTEUR DER BELASTINGEN, zetelend in Curaçao,
de Inspecteur.

1.PROCESVERLOOP

1.1
Aan belanghebbende is op 27 juni 2014 een naheffingsaanslag winstbelasting over het jaar 2012 opgelegd van NAf 5.776. Tevens is een verzuimboete opgelegd van NAf 1.000 wegens het niet tijdig doen van aangifte.
1.2
Belanghebbende heeft op 10 juli 2014 bezwaar gemaakt.
1.3
De Inspecteur heeft bij uitspraak op bezwaar van 31 oktober 2014 de naheffingsaanslag en de verzuimboete gehandhaafd.
1.4
Belanghebbende heeft op 31 december 2014 beroep ingesteld tegen de uitspraak op bezwaar.
1.5
De Inspecteur heeft op 6 september 2017 een verweerschrift ingediend.
1.6
Partijen zijn overeenkomstig artikel 10 Landsverordening op het beroep in belastingzaken (hierna: LBB) uitgenodigd tot het verstrekken van inlichtingen. In dat verband zijn op 13 september 2017 te Willemstad namens belanghebbende verschenen mr. A, en R.N. Nieuwkerk, en namens de Inspecteur verschenen B LLM.
1.7
Belanghebbende heeft op 23 oktober 2017 de jaarrekening 2012 van belanghebbende ingebracht.
1.8
De Inspecteur heeft, ondanks daartoe in de gelegenheid te zijn gesteld, niet daarop gereageerd.
1.9
Beide partijen hebben toestemming verleend zonder nadere mondelinge behandeling uitspraak te doen. Het Gerecht heeft daarop op de voet van artikel 8b LBB bepaald dat een nadere zitting achterwege blijft en het onderzoek gesloten.

2.FEITEN

2.1
Belanghebbende fungeert als tussenhoudster en financieringsmaatschappij.
2.2
Belanghebbende heeft verzocht om uitstel voor het indienen van de (definitieve) aangifte winstbelasting 2012. Aan belanghebbende is uitstel verleend tot 1 januari 2014.
2.3
Belanghebbende had tot september 2017 nog geen aangifte winstbelasting 2012 ingediend.
2.4
De naheffingsaanslag winstbelasting 2012 is opgelegd naar een geschatte winst van circa NAf 21.000 (tarief 27,5%). Daarbij is tevens een verzuimboete van NAf 1.000 (derde verzuim) opgelegd vanwege het niet tijdig doen van aangifte.

3.GESCHIL

3.1
In geschil is of de Inspecteur de naheffingsaanslag terecht en tot een juist bedrag heeft opgelegd. Belanghebbende beantwoordt deze vraag ontkennend, de Inspecteur bevestigend.
3.2
Belanghebbende concludeert tot vernietiging dan wel vermindering van de naheffingsaanslagen. De Inspecteur concludeert tot handhaving.
3.3
Verder is de verzuimboete in geschil. Belanghebbende betoogt dat de verzuimboete moet worden verminderd tot NAf 250 (eerste verzuim). De Inspecteur neemt het standpunt in dat sprake is van een tweede verzuim, zodat de verzuimboete verminderd moet worden tot 10% van NAf 5.776, ofwel NAf 577. Reeds daarom is het beroep gegrond.

4.OVERWEGINGEN

Naheffingsaanslag

4.1
Artikel 31, lid 3, Algemene landsverordening Landsbelastingen (hierna: ALL) bepaalt, voor zover van belang, dat het beroep van de belastingplichtige moet worden afgewezen indien geen aangifte is gedaan of de vereiste aangifte niet is gedaan, tenzij de belastingplichtige overtuigend kan aantonen dat en in hoeverre de uitspraak op het bezwaar onjuist is.
4.2
Belanghebbende is op regelmatige wijze uitgenodigd tot het doen van aangifte winstbelasting 2012. Zij heeft geen (definitieve) aangifte gedaan. Daarom vindt voornoemde bewijsregel van artikel 31, lid 3, ALL (omkering en verzwaring van de bewijslast) toepassing.
4.3
De zogenoemde omkering en verzwaring van de bewijslast ontslaat de Inspecteur niet van zijn verplichting de door hem aangebrachte correctie niet naar willekeur vast te stellen. De aanslag dient te berusten op een redelijke schatting. Gelet op de in 2011 genoten rente-inkomsten kan niet worden gezegd dat deze schatting voor het jaar 2012 onredelijk is vastgesteld.
4.4
Indien en voor zover een belanghebbende de juistheid van de voor de schatting gebruikte gegevens of de juistheid van de schatting van de Inspecteur anderszins betwist, dient hij daarvoor tegenbewijs te leveren op de in artikel 31, lid 3, ALL bedoelde wijze (vgl. 31 mei 2013, nr. 11/03452, ECLI:NL:HR:2013:BX7184). Belanghebbende betoogt dat de winst voor het jaar 2012 slechts NAf 627 bedraagt. Ter onderbouwing daarvan heeft belanghebbende gewezen op de jaarrekening 2012 die zij in oktober 2017 heeft ingebracht.
4.5
Het Gerecht acht deze jaarrekening niet dermate overtuigend dat daarmee elke redelijke twijfel is uitgesloten dat belanghebbende slechts een winst van NAf 627 heeft genoten. In dat verband laat het Gerecht meewegen dat dat deze jaarrekening niet door een accountant is gecontroleerd, zodat daarmee niet op overtuigende wijze de onjuistheid van de geschatte winst is aangetoond. Bovendien heeft belanghebbende deze jaarrekening 2012 pas in oktober 2017 in geding gebracht, hetgeen eveneens afbreuk doet aan de overtuigingskracht ervan. Belanghebbende heeft derhalve niet op overtuigende wijze de onjuistheid aangetoond van de schatting van de Inspecteur of de voor de schatting gebruikte gegevens. De naheffingsaanslag zal derhalve niet worden verminderd.
Verzuimboete
4.6
De verzuimboete van NAf 1.000 is opgelegd vanwege het niet tijdig doen van de (definitieve) aangifte winstbelasting 2012.
4.7
Op grond van artikel 18, lid 2, ALL kan de Inspecteur ter zake van dit verzuim een boete opleggen van ten hoogste NAf 2.500.
4.8
In de Ministeriële regeling formeel belastingrecht is onder meer het boetebeleid van de Inspecteur neergelegd. Op grond van artikel 4.3, lid 1 van deze Ministeriële regeling wordt bij het opleggen van een verzuimboete rekening gehouden met het aantal keren dat in de voorafgaande vier belastingjaren een verzuim is geconstateerd.
4.9
Ingevolge artikel 4.4 van deze ministeriële regeling legt de Inspecteur bij een eerste verzuim een boete op van NAf 250, bij een tweede verzuim een boete van NAf 500, en bij een derde verzuim een boete van NAf 1.000.
4.1
Binnen het kader van de ministeriële regeling moet onder een verzuim in de zin van artikel 18 ALL worden verstaan een beboet verzuim (vgl. HR 13 augustus 2004, nr. 37.804, ECLI:NL:HR:2004:AL7032; HR 12 augustus 2005, nr. 38.567, ECLI:NL:HR:2005:AU0871). Een niet beboet verzuim blijft derhalve buiten beschouwing voor de verzuimenreeks.
4.11
De Inspecteur heeft met de enkele verwijzing naar de niet volledige betaling van de winstbelasting 2008 niet aannemelijk gemaakt dat voor dat jaar een verzuim is beboet. Dat verzuim blijft dus buiten beschouwing voor de verzuimenreeks. Dat betekent dat in het onderhavige jaar 2012 sprake is van een eerste verzuim.
4.12
Het boetebeleid van de Inspecteur brengt mee dat bij een eerste verzuim een boete van NAf 250 wordt opgelegd. Het Gerecht acht een dergelijke boete passend en geboden.

5.PROCESKOSTENVERGOEDING EN GRIFFIERECHT

5.1
Het Gerecht ziet aanleiding voor een vergoeding van de proceskosten voor de beroepsfase.
5.2
In artikel 15, lid 2, Landsverordening op het beroep in belastingzaken (hierna: LBB) is bepaald dat de regels over de (hoogte van de) proceskostenvergoeding bij of krachtens landsbesluit worden vastgesteld. Dat is nog niet gebeurd.
5.3
Het Gerecht zal daarom aansluiten bij het Besluit proceskosten bestuursrecht, PB 2001, no. 127 (vgl. GHvJ 21 juni 2017, ECLI:NL:OGHACMB:2017:54). In artikel 1 van dit Besluit zijn de kosten vermeld die voor vergoeding in aanmerking komen, waaronder de kosten van door een derde beroepsmatig verleende bijstand. Deze kosten kunnen worden berekend op NAf 700 (1 punt voor beroepschrift, 1 punt voor verschijnen ter zitting, waarde per punt NAf 700, wegingsfactor 0,5 (verzuimreeks boete)).
5.4
In onderhavige zaak was geen griffierecht verschuldigd, zodat dit niet vergoed hoeft te worden.

6.DE BESLISSING

Het Gerecht:
- verklaart het beroep inzake de naheffingsaanslag ongegrond,
- verklaart het beroep inzake de boete gegrond,
- vernietigt de uitspraak op bezwaar inzake de boete,
- vermindert de boete tot NAf 250, en
- veroordeelt de Inspecteur in de proceskosten van belanghebbende ten bedrage van NAf 700.
Deze uitspraak is gegeven door mr. A.J.H. van Suilen, voorzitter, mr. S. Verheijen en mr. D.J. Jansen, rechters, en uitgesproken op 7 maart 2019, in tegenwoordigheid van de griffier M.M.M. Faro MSc.
De griffier, De voorzitter,
Afschriften zijn per post/ per e-mail op ………………………… aan partijen verzonden.
HOGER BEROEP
Tegen deze uitspraak kunnen beide partijen binnen
twee maandenna de verzenddatum hoger beroep instellen bij:
Het Gemeenschappelijk Hof van Justitie (belastingkamer)
Wilhelminaplein 4
Willemstad
Curaçao
U wordt verzocht bij het indienen van het beroepschrift het volgende in acht te nemen:
1. Leg bij het beroepschrift een afschrift over van deze uitspraak;
2. Onderteken het beroepschrift en vermeld het volgende:
a. de naam en het adres van de indiener,
b. de dagtekening,
c. waartegen u in beroep komt,
d. waarom u het niet eens bent met deze uitspraak (de gronden van het hoger beroep).
Partijen hebben ook de mogelijkheid het ondertekende beroepschrift per e-mail in te dienen bij de griffie van het Gemeenschappelijk Hof van Justitie:
belastinggriffie@caribjustitia.org.
Voor het instellen van hoger beroep is het volgende bedrag aan griffierecht verschuldigd:
-natuurlijke personen: NAf. 200
-personenvennootschappen en rechtspersonen: NAf. 500