Op 8 februari 2019 heeft het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao uitspraak gedaan in een zaak waarin X N.V. in beroep ging tegen een naheffingsaanslag winstbelasting en een verzuimboete. De belanghebbende had een naheffingsaanslag van NAf. 12.351 ontvangen, met een verzuimboete van NAf. 1.852, en had bezwaar gemaakt tegen deze aanslag. De Inspecteur had het bezwaar afgewezen, maar de belanghebbende stelde dat zij de uitspraak op bezwaar nooit had ontvangen. Het Gerecht oordeelde dat de belanghebbende ontvankelijk was in haar beroep tegen de uitspraak op bezwaar, omdat het aannemelijk was dat zij deze niet had ontvangen.
In de inhoudelijke beoordeling kwam het Gerecht tot de conclusie dat de belanghebbende niet de vereiste aangifte had gedaan, waardoor de bewijslast was omgekeerd. Echter, de belanghebbende slaagde erin om haar bewijslast te dragen, en het Gerecht vernietigde de naheffingsaanslag. Het Gerecht oordeelde verder dat de tekst van artikel 18, tweede lid van de Algemene Landsverordening Landsbelastingen niet belet dat een boete wordt opgelegd indien geen aangifte is gedaan. De boete werd verlaagd tot NAf. 1.500.
Het Gerecht verklaarde het beroep tegen het niet tijdig beslissen op het bezwaar ongegrond, maar het beroep tegen de uitspraak op het bezwaar inzake de naheffingsaanslag en de boete werd gegrond verklaard. De uitspraak op bezwaar werd vernietigd, de naheffingsaanslag werd tot nihil verminderd, en de Inspecteur werd veroordeeld in de proceskosten van de belanghebbende. De uitspraak werd gedaan door mr. D.J. Jansen en is uitgesproken in tegenwoordigheid van de griffier M.M.M. Faro MSc.