ECLI:NL:ORBBACM:2015:38

Raad van Beroep voor Belastingzaken van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba

Datum uitspraak
27 november 2015
Publicatiedatum
21 december 2015
Zaaknummer
2014/67657
Instantie
Raad van Beroep voor Belastingzaken van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen naheffingsaanslag en boete wegens niet tijdig indienen aangifte winstbelasting

In deze zaak gaat het om een beroep van X B.V., gevestigd in Curaçao, tegen een naheffingsaanslag met boete die is opgelegd wegens het niet tijdig indienen van de aangifte winstbelasting voor het jaar 2011. De belanghebbende heeft de aangifte niet binnen de gestelde termijn ingediend, wat leidde tot een boete. De Raad van Beroep voor Belastingzaken heeft op 27 november 2015 uitspraak gedaan. De Raad oordeelt dat de opgelegde boete niet in stand kan blijven. Volgens artikel 18, lid 2 van de Algemene Landsverordening Landsbelastingen (ALL) kan een boete worden opgelegd als de aangifte niet binnen de termijn van artikel 8, lid 2 is gedaan. Echter, deze termijn geldt niet voor de winstbelasting; voor deze belasting geldt de termijn van artikel 15 ALL. In 2011 was er geen wettelijke basis voor het opleggen van een boete voor het overschrijden van de termijn voor de winstbelasting. De Raad concludeert dat de boete onterecht is opgelegd en verklaart het beroep gegrond, waarbij de beschikking en de boetebeschikking worden vernietigd.

Uitspraak

Beschikking d.d. 27 november 2015, nr. 2014/67657
DE RAAD VAN BEROEP VOOR BELASTINGZAKEN
zitting houdende in Curaçao,
inzake:
X B.V., te Curaçao, belanghebbende,
gemachtigde Y
tegen
de Inspecteur der Belastingen

1.Het procesverloop

1.1
Aan belanghebbende is bij naheffingsaanslag met dagtekening 25 juni 2013 een boete opgelegd wegens het niet tijdig indienen van de aangifte winstbelasting voor het jaar 2011.
1.2
Belanghebbende is op 1 juli 2013 in bezwaar gekomen. De Inspecteur heeft op 27 februari 2014 uitspraak gedaan.
1.3
Belanghebbende is op 27 maart 2014 tijdig in beroep gekomen tegen de uitspraak op bezwaar.
1.4
De Inspecteur heeft geen vertoogschrift ingediend.
1.5
Ter zitting van 16 september 2015 te Willemstad is verschenen namens de Inspecteur A. Belanghebbende is niet verschenen.

2.De tussen partijen vaststaande feiten

2.1
Het volgende is op grond van de schriftelijke stukken en hetgeen ter zitting is gezegd, komen vast te staan. Het is tussen partijen niet in geschil of door één van de partijen gesteld en door de andere partij niet of onvoldoende tegengesproken.
2.2
Belanghebbende heeft in 2011 geen in Curaçao belastbare winst genoten. Zij is in Curaçao vrijgesteld van winstbelasting. Zij heeft de aangifte winstbelasting voor het jaar 2011 niet tijdig ingediend.

3.Geschil

Tussen partijen is in geschil of de boete terecht is opgelegd.

4.De standpunten van partijen

4.1
Partijen doen hun standpunten steunen op de gronden welke daartoe door hen zijn aangevoerd in de van hen afkomstige stukken, alsmede op hetgeen zij ter zitting hebben bijgebracht.
4.2
Belanghebbende heeft gesteld dat de Algemene Landsverordening Landsbelastingen ( hierna: ALL) geen wettelijke grondslag biedt voor het opleggen van een boete wegens het niet tijdig indienen van een aangifte winstbelasting, omdat die mogelijkheid alleen geldt voor aangiftebelastingen waarvan de aangiftetermijn is vastgesteld in artikel 8, tweede lid, ALL. Zij verwijst naar de tekst van artikel 18, tweede lid, ALL (tekst 2011) waarin staat dat een boete kan worden opgelegd indien de aangifte niet, dan wel niet binnen de ingevolge artikel 8, tweede lid, ALL termijn is ingediend. Omdat de termijn van artikel 8, tweede lid, ALL niet geldt voor de winstbelasting, kan daarvoor geen boete worden opgelegd, aldus belanghebbende. Tevens acht zij het opleggen van een boete niet mogelijk omdat dat gecombineerd moet gaan met een naheffingsaanslag wat in haar geval niet kan omdat zij geen winstbelasting verschuldigd is.
4.3
De Inspecteur meent dat de boete terecht en op juiste gronden is vastgesteld.

5.Beoordeling van het geschil

5.1
Artikel 16 van de Staatsregeling van Curaçao luidt: “
Geen feit is strafbaar dan uit kracht van een daaraan voorafgegane wettelijke strafbepaling.”Het opleggen van een boete is een bestraffing in de aldaar bedoelde zin. De Raad dient derhalve te beoordelen of de wet toestaat een boete op te leggen ter zake van het niet tijdig doen van aangifte winstbelasting.
5.2
Artikel 18, tweede lid, ALL, tekst 2011, luidt - voor zover hier van belang - als volgt:
Indien de belastingplichtige (…) de aangifte voor een belasting die op aangifte moet worden voldaan (…) niet, dan wel niet binnen de ingevolge artikel 8, tweede lid, gestelde termijn heeft gedaan, vormt dit een verzuim ter zake waarvan de Inspecteur hem gelijktijdig met de vaststelling van de aanslag een boete van ten hoogste Naf 2.500,-- kan opleggen.
5.3
Artikel 8, eerste en tweede lid, ALL, luiden - voor zover hier van belang - als volgt:
1. Met betrekking tot de belasting welke op aangifte moet worden voldaan (..) moet de aangifte worden gedaan bij de Inspecteur.
2. Heeft de aangifte betrekking op een tijdvak, dan wordt zij gedaan binnen een termijn van vijftien dagen na het einde van dat tijdvak. (….)
5.4
Artikel 15 ALL bepaalt, in afwijking van de bepalingen van onder meer artikel 8 en 14 ALL, dat de aangifte winstbelasting uiterlijk moet worden gedaan op de laatste dag van de derde maand na afloop van het boekjaar.
5.5
Met ingang van 2012 zijn in artikel 18, tweede lid, ALL de woorden “ ingevolge artikel 8, tweede lid” geschrapt.
5.6
De Raad stelt voorop dat de tekst van artikel 18, tweede lid, ALL in elk geval niet belet om een boete op te leggen indien geen aangifte is gedaan. Nu de Inspecteur niet heeft gesteld dat daarvan sprake is geweest, zal de Raad er vanuit gaan dat wel aangifte is gedaan, zij het te laat.
5.7
De Raad is van oordeel dat artikel 18, tweede lid, ALL, in het onderhavige jaar geen legitimatie bevatte voor het opleggen van een boete ter zake van het te laat indienen van een aangifte winstbelasting, nu dit artikel uitdrukkelijk bepaalde dat beboeting alleen mogelijk was bij overschrijding van de in artikel 8, tweede lid, ALL gestelde aangiftetermijn. Uit het bepaalde in artikel 15 ALL volgt immers dat de termijn van artikel 8, tweede lid, ALL niet geldt voor de winstbelasting. Geen wettelijke bepaling maakte in 2011 beboeting ook mogelijk bij overschrijding van de in artikel 15 ALL gestelde termijn.
5.8
Uit het hiervoor overwogene volgt dat het beroep gegrond is.

6.Beslissing

De Raad verklaart het beroep gegrond, vernietigt de beschikking waarvan beroep en vernietigt de boetebeschikking.
Aldus gedaan door mrs. S. Verheijen, M. de Werd en A. Beukers-van Dooren in tegenwoordigheid van de secretaris M. Faro MSc en uitgesproken op 27 november 2015.
De griffier, Bij afwezigheid van de
voorzitter tekent de rechter mr. drs. M. de Werd,