Uitspraak
1.PROCESVERLOOP
2.OVERWEGINGEN
Ontvankelijkheid beroep
5.PROCESKOSTEN EN GRIFFIERECHT
6.DE BESLISSING
twee maandenna de verzenddatum hoger beroep instellen bij:
Gerecht in eerste aanleg van Curaçao
In deze zaak heeft het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao op 20 december 2019 uitspraak gedaan in een belastingzaak waarbij de belanghebbende, een inwoner van Curaçao, in beroep ging tegen een uitspraak van de Inspecteur der Belastingen. De Inspecteur had eerder een aanslag inkomstenbelasting opgelegd voor het jaar 2013, gebaseerd op een belastbaar inkomen van NAf 27.150, en een verzuimboete van NAf 250 opgelegd wegens het niet tijdig indienen van de aangifte. Na bezwaar van de belanghebbende, heeft de Inspecteur de aanslag ambtshalve verminderd tot een belastbaar inkomen van NAf 19.200, waarbij de verschuldigde belasting op NAf 210 werd vastgesteld. Aangezien deze belasting minder dan NAf 300 bedraagt, werd de aanslag vernietigd op basis van artikel 41B, lid 1 van de Landsverordening op de inkomstenbelasting 1943.
Het Gerecht heeft geoordeeld dat het beroep van de belanghebbende niet-ontvankelijk moest worden verklaard, omdat het aanwenden van het rechtsmiddel haar niet in een betere positie kon brengen. De belanghebbende had op 4 oktober 2017 bezwaar gemaakt tegen de aanslag, maar dit bezwaar werd niet-ontvankelijk verklaard wegens termijnoverschrijding. De belanghebbende stelde dat zij het aanslagbiljet pas op 8 augustus 2017 had ontvangen, waardoor zij nog een bezwaartermijn van meer dan zes weken had. Het Gerecht oordeelde echter dat het niet tijdig inschakelen van een rechtsbijstandverlener voor rekening en risico van de belanghebbende kwam, en dat dit geen verschoonbare termijnoverschrijding opleverde.
De uitspraak concludeert dat de belanghebbende geen recht had op vergoeding van proceskosten of griffierecht, en dat het beroep niet-ontvankelijk werd verklaard. De uitspraak is gedaan door mr. dr. A.J.H. van Suilen, rechter, en is uitgesproken in aanwezigheid van de griffier M.M.M. Faro MSc.