ECLI:NL:OGEAC:2018:58

Gerecht in eerste aanleg van Curaçao

Datum uitspraak
18 april 2018
Publicatiedatum
25 april 2018
Zaaknummer
BBZ nr. CUR201700040
Instantie
Gerecht in eerste aanleg van Curaçao
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Intrekking beroep en verzoek om proceskostenvergoeding in belastingzaak

In deze zaak heeft belanghebbende, wonende te Curaçao, beroep ingesteld tegen een definitieve aanslag in de inkomstenbelasting voor het jaar 2014. De aanslag was opgelegd op 26 februari 2016, en belanghebbende maakte bezwaar tegen deze aanslag op 18 maart 2016. De Inspecteur handhaafde de aanslag bij uitspraak op bezwaar op 2 december 2016. Belanghebbende heeft vervolgens beroep ingesteld en griffierecht betaald. Tijdens de procedure heeft de Inspecteur op 9 april 2018 meegedeeld dat de aanslag was verminderd, waarna belanghebbende op 10 april 2018 het beroep heeft ingetrokken en verzocht om een proceskostenvergoeding.

Het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao heeft geoordeeld dat het verzoek om proceskostenvergoeding niet gehonoreerd kan worden. Dit is gebaseerd op het feit dat belanghebbende zelf het beroepschrift heeft geschreven en ingediend, waardoor niet is aangetoond dat er beroepsmatige bijstand door een derde is verleend. De relevante wetgeving, de Landsverordening op het beroep in belastingzaken, biedt de mogelijkheid voor proceskostenvergoeding, maar de regels voor de hoogte van deze vergoeding zijn nog niet vastgesteld. Het Gerecht heeft daarom aansluiting gezocht bij het Besluit proceskosten bestuursrecht, maar ook hieruit bleek dat belanghebbende geen kosten had gemaakt die voor vergoeding in aanmerking komen.

De beslissing van het Gerecht was om het verzoek om proceskostenvergoeding af te wijzen, maar de Inspecteur werd wel opgedragen het door belanghebbende betaalde griffierecht van Naf. 50 te vergoeden. Deze uitspraak werd gedaan op 18 april 2018 door mr. dr. A.J.H. van Suilen en is openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier N.N. Noël - van der Biezen BSc. Tegen deze uitspraak staat hoger beroep open bij het Hof, waarbij de termijn voor instellen van hoger beroep twee maanden bedraagt na toezending van de uitspraak.

Uitspraak

Uitspraak van 18 april 2018
BBZ nr. CUR201700040
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN CURACAO
UITSPRAAK
op het beroep in de zin van de
Landsverordening op het beroep in belastingzaken van:
[ X ], wonende te Curaçao,
belanghebbende,
gericht tegen:
DE INSPECTEUR DER BELASTINGEN, zetelend in Curaçao,
de Inspecteur.

1.PROCESVERLOOP

1.1
Aan belanghebbende is voor het jaar 2014, met dagtekening 26 februari 2016 een definitieve aanslag in de inkomstenbelasting opgelegd.
1.2
Belanghebbende heeft bij brief van 18 maart 2016, ingekomen op 23 maart 2016, bezwaar gemaakt tegen de aanslag.
1.3
De Inspecteur heeft bij uitspraak op bezwaar van 2 december 2016 de aanslag gehandhaafd.
1.4
Belanghebbende heeft bij brief van 11 januari 2017, ingekomen op 20 januari 2017, beroep ingesteld tegen de uitspraak op bezwaar. Belanghebbende heeft daarvoor een bedrag aan griffierecht betaald van Naf. 50.
1.5
Partijen zijn uitgenodigd voor de zitting op 12 april 2018.
1.6
De Inspecteur heeft bij e-mailbericht van 9 april 2018 aan belanghebbende meegedeeld dat de aanslag overeenkomstig het bezwaar- en beroepschrift is verminderd.
1.7
Belanghebbende heeft bij e-mailbericht van 10 april 2018 het beroep ingetrokken. Tegelijk met deze intrekking is verzocht om een proceskostenvergoeding.

2.OVERWEGINGEN

2.1
Belanghebbende heeft het beroep ingetrokken omdat de Inspecteur aan haar bezwaren is tegemoetgekomen. Tussen partijen is uitsluitend nog de proceskostenvergoeding voor de beroepsprocedure in geschil.
2.2
In artikel 15, lid 3, Landsverordening op het beroep in belastingzaken (hierna: LBB) is bepaald dat in geval van intrekking van het beroep, omdat de Inspecteur geheel of gedeeltelijk aan de belanghebbende is tegemoetgekomen, de Inspecteur op verzoek van de belanghebbende bij afzonderlijke uitspraak met toepassing van artikel 15, lid 1, LBB in de kosten kan worden veroordeeld. Dit betreft de proceskosten die belanghebbende in verband met de behandeling van het beroep redelijkerwijs heeft moeten maken.
2.3
In artikel 15, lid 2, LBB is bepaald dat de regels over de (hoogte van de) proceskostenvergoeding bij of krachtens landsbesluit worden vastgesteld. Dat is tot op heden nog niet gebeurd.
2.4
Het Gerecht zal daarom aansluiten bij het Besluit proceskosten bestuursrecht, PB 2001, no. 127 (vgl. Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba, 21 juni 2017, ECLI:NL:OGHACMB:2017:54). In artikel 1 van dit Besluit zijn de kosten vermeld die voor vergoeding in aanmerking komen. Gesteld noch gebleken is dat belanghebbende in het onderhavige geval dergelijke kosten heeft gemaakt. Zo heeft belanghebbende zelf het beroepschrift geschreven en ingediend, zodat niet is gebleken dat door een derde beroepsmatig bijstand is verleend. Het Gerecht vindt derhalve geen aanleiding de Inspecteur te veroordelen in de proceskosten.
2.5
In artikel 18, lid 5, LLB is bepaald dat, indien het Gerecht het beroep geheel of gedeeltelijk gegrond verklaart, de uitspraak tevens inhoudt dat de Inspecteur het griffierecht aan belanghebbende vergoedt. In dit geval is het beroep ingetrokken omdat de Inspecteur is tegemoetgekomen aan belanghebbende. Een redelijke wetstoepassing brengt mee dat ook dan de Inspecteur het betaalde griffierecht aan belanghebbende vergoedt (vgl. Gerecht in eerste aanleg van Curaçao 24 juli 2017, nr. CUR201600238, ECLI:NL:OGEAC:2017:96).

3.DE BESLISSING

Het Gerecht:
- wijst het verzoek om proceskostenvergoeding af; en
- draagt de Inspecteur op het door belanghebbende betaalde griffierecht van Naf. 50 te vergoeden.
Deze uitspraak is gegeven door mr. dr. A.J.H. van Suilen, rechter in dit gerecht, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting van 18 april 2018, in tegenwoordigheid van de griffier N.N. Noël - van der Biezen BSc.
De griffier, De rechter,
Afschriften zijn per post/ per e-mail op ………………………… aan partijen verzonden.
Tegen deze uitspraak staat hoger beroep open bij het Hof (artikel 17a, lid 1, Landsverordening op het beroep in belastingzaken).
Het hoger beroep wordt ingesteld binnen twee maanden na de dag van de toezending van de uitspraak van het Gerecht overeenkomstig artikel 14, lid 3. De instelling van het hoger beroep geschiedt door persoonlijke indiening bij dan wel toezending aan de griffier van een aan het Hof gericht beroepschrift (artikel 17b, lid 2, Landsverordening op het beroep in belastingzaken).