In deze zaak heeft het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao uitspraak gedaan op het beroep van een belanghebbende tegen verschillende aanslagen premie basisverzekering ziektekosten (BVZ) en premies AOV/AWW. De belanghebbende, die een massagesalon exploiteert, heeft bezwaar aangetekend tegen de voorlopige en definitieve aanslagen over de jaren 2013 en 2014. De belanghebbende stelde dat de aanslagen te hoog waren en dat zij als particulier verzekerd was, wat niet in aanmerking was genomen door de Inspecteur der Belastingen. Het Gerecht heeft vastgesteld dat de belanghebbende tijdig bezwaar heeft aangetekend, maar dat haar beroep tegen het niet tijdig doen van uitspraak op bezwaar niet-ontvankelijk is, omdat de Inspecteur uiteindelijk uitspraak heeft gedaan. De Inspecteur heeft de aanslagen in sommige gevallen verminderd, maar het Gerecht oordeelt dat de wettelijke regels correct zijn toegepast. De belanghebbende heeft recht op vergoeding van proceskosten, omdat zij kosten heeft gemaakt voor juridische bijstand, en het Gerecht heeft deze kosten vastgesteld op Naf. 100. Daarnaast heeft de belanghebbende recht op een verletkostenvergoeding van Naf. 90 voor de tijd die zij heeft gemist door de zitting bij te wonen. De uitspraak concludeert dat het beroep tegen de aanslag BVZ 2013 ongegrond is, terwijl het beroep inzake de premies AOV/AWW 2014 gegrond is, en de Inspecteur wordt veroordeeld tot het vergoeden van griffierechten.