ECLI:NL:OGEAC:2018:231

Gerecht in eerste aanleg van Curaçao

Datum uitspraak
27 augustus 2018
Publicatiedatum
3 september 2018
Zaaknummer
AR 2017/81794/201701501
Instantie
Gerecht in eerste aanleg van Curaçao
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toetsing van de rentepercentages bij pandleningen en de vraag naar de goede zeden

In deze zaak heeft het Gerecht in Eerste Aanleg van Curaçao op 27 augustus 2018 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres, een inwoner van Willemstad, en gedaagde, een naamloze vennootschap gevestigd in Willemstad die zich bezighoudt met pandleningen. Eiseres heeft in de periode van oktober 2012 tot januari 2013 goud verpand aan gedaagde in ruil voor geldleningen, waarbij gedaagde rente in rekening bracht die eiseres als woekerrente beschouwt. Eiseres heeft verzocht om de bedongen rente, die boven de wettelijke limiet van 18% per jaar ligt, nietig te verklaren en om restitutie van het teveel betaalde bedrag. Gedaagde heeft de vorderingen van eiseres betwist en stelt dat de rentepercentages die zij hanteert binnen de wettelijke kaders vallen.

Het Gerecht heeft vastgesteld dat gedaagde een onderneming is die met toestemming van de Centrale Bank opereert en dat eiseres gedurende de looptijd van de leningen aanzienlijke bedragen aan rente heeft betaald. De rechter heeft de argumenten van beide partijen overwogen, waarbij de focus lag op de vraag of de rentepercentages in strijd zijn met de goede zeden. Het Gerecht heeft geconcludeerd dat er onvoldoende bewijs is geleverd door eiseres om haar stellingen te onderbouwen en heeft de zaak aangehouden voor verdere behandeling. De uitspraak benadrukt de noodzaak voor een gedetailleerd overzicht van de financiële transacties tussen partijen, rekening houdend met de nieuwe maximale rentepercentages die door de Centrale Bank zijn vastgesteld.

De beslissing van het Gerecht houdt in dat eiseres toestemming krijgt om kosteloos te procederen en dat de zaak naar de rolzitting wordt verwezen voor verdere akten van beide partijen. De rechter heeft aangegeven dat partijen de mogelijkheid hebben om een schikkingscomparitie aan te vragen.

Uitspraak

Vonnis van 27 augustus 2018
Zaaknummer: AR 2017/81794/201701501
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN CURACAO
Vonnis
inzake:
[eiseres],
wonende te Willemstad,
eiseres,
gemachtigde: mr. S.C. Larmonie
tegen
de naamloze vennootschap [gedaagde],
gevestigd te Willemstad,
gedaagde,
gemachtigde: mr. D.D. Sewnandan Mishre.

1.Het verloop van de procedure

1.1.
Het Gerecht heeft kennisgenomen van de volgende processtukken:
verzoekschrift met producties d.d. 26 januari 2017,
conclusie van antwoord met productie,
conclusie van repliek,
conclusie van dupliek met producties,
akte uitlating producties.
1.2.
De uitspraak vindt vandaag plaats.

2.De vaststaande feiten

2.1.
Gedaagde exploiteert, met toestemming van de Centrale Bank, een onderneming die zich richt op pandbelening. In de volksmond: een pandjeshuis.
2.2.
Eiseres heeft op 1 oktober 2012, 30 oktober 2012 (2x) en 24 januari 2013 (2x) goud verpand aan gedaagde. Daarvoor heeft gedaagde aan haar geld geleend ten bedrage van respectievelijk NAf. 2.000,00, NAf. 875,00, Naf. 925,00, NAf 525,00 en NAf 500,00, dus in totaal voor NAf 4.825,00.
2.3.
Volgens de door eiseres ondertekende
“Pawn”formulieren is er voor de lening van 1 oktober 2012 een rente van 6% verschuldigd en is eiseres een
“Finance Charge”van NAf. 127,20 verschuldigd. Voor de leningen van 30 oktober 2012 gaat het om een rente van 6% en een
“Finance Charge”van NAf. 114,48. Voor de leningen van 24 januari 2013 gaat het om een rente van 7% en een
“Finance Charge”van NAf 76,06.
2.4.
Op alle drie de formulieren komt het volgende beding voor:
“This Contract is a three (3) month Loan. Finance Charges can be paid to extend the “Date Due” or you can pay the amount shown in the “Total of Payments” to redeem your item(s). If no payments is received within the three (3) month period, your item(s) will become the property of ANAM CARA N.V.”
2.5.
Gedurende de periode oktober 2012 tot en met augustus 2016 heeft eiseres op de lening van 1 oktober 2012 NAf. 5.203,20 betaald aan gedaagde. Voor de leningen van 30 oktober 2012 NAf. 4.568,40. En voor de leningen van 24 januari 2013 NAf. 2.811,18. Totaal dus NAf. 12.582,78.
2.6.
Ondanks haar verzoek is het verpande goud door gedaagde niet aan eiseres teruggegeven.
2.7.
Uit het persbericht van de Centrale Bank d.d. 5 mei 2017 blijkt onder andere het volgende:
“Taking all the precautionary steps, and considering the structure and composition of the markets on Curacao and Sint Maarten, the Bank has decided to introduce a maximum APR (Annual Percentage Rate, GEA) of 27%, which will become effective as of May 5, 2017, with a transition period of two months. The maximum APR will apply to all locally operating lenders in both Curacao and Sint Maarten.”

3.De vorderingen en de verweren

3.1.
Eiseres verzoekt het Gerecht om, bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis, de volgende beslissingen te nemen:
“Aan eiseres de toestemming te verlenen om kosteloos te mogen procederen;
De bedongen rente bij de geldleningsovereenkomsten zoals aangegaan, ex. Art. 3:40 BW, nietig te verklaren voor zover het de 18% per jaar te boven gaat;
Gedaagde te bevelen aan eiseres al het teveel / in strijd met de wet betaalde rente van NAF. 6.889,28 aan eiseres te restitueren; en
Gedaagde te bevelen om aan eiseres al het goud welke zij destijds in onderpand heeft gegeven, bestaande uit 124,2 gram (prod. 2), aan haar terug te geven;
Te bepalen dat zowel op het geldbedrag (teveel betaalde) als ten aanzien van de waarde van het goud te vermeerderen met de vigerende wettelijke rente te berekenen vanaf4 augustus 2016tot aan de dag der algehele voldoening;
Bij niet naleving binnen twee (2) werkdagen na het in deze te wijzen vonnis gedaagde te veroordelen tot een dwangsom van 500 gulden per dag met een maximum van 50.000 gulden;
voorts gedaagde te veroordelen in de algehele kosten van deze procedure.”
3.2.
Gedaagde verzoekt het Gerecht om, bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis, eiseres in haar vorderingen niet-ontvankelijk te verklaren, althans deze af te wijzen, met veroordeling van eiseres in de proceskosten.

4.De argumenten van partijen

4.1.
Kort en zakelijk weergegeven voert eiseres, tegen de achtergrond van de vaststaande feiten, het volgende aan. In 2012 verkeerde zij in geldnood. Zij kon niet terecht bij de reguliere banken zodat zij uitkwam bij de pandjeszaak van gedaagde. Duidelijk is dat gedaagde een woekerrente rekent; zij heeft het geleende bedrag inmiddels al 2,6078 keer terugbetaald, oftewel een rentepercentage van 61,66%. Een dergelijk rentepercentage is exorbitant, in strijd met de goede zeden en dus nietig. Maximaal, volgens de wet, mag gedaagde 18% in rekening brengen en op basis van dat percentage heeft eiseres het bedrag onder c. van haar vorderingen berekend. Bij repliek wordt aangevoerd dat gedaagde zich niet heeft gehouden aan de eis van de Centrale Bank om de inkomensgegevens te checken voordat de leningen werden verstrekt. Overigens is eiseres na augustus 2016 tot mei 2017 blijven betalen aan gedaagde maar weigert gedaagde daarvan betalingsbewijzen in het geding te brengen.
4.2.
Kort en zakelijk weergegeven verweert gedaagde, tegen de achtergrond van de vaststaande feiten, zich als volgt. Gedaagde is gehouden de inkomensgegevens te controleren voordat een lening wordt verstrekt. Eisers heeft al 13 keer eerder tegen verpanding een lening bij gedaagde afgesloten zodat zij goed op de hoogte was van de voorwaarden. Elke keer loste zij af en kreeg zij de verpande zaken terug. Het maximale rentepercentage is 9% per maand voor pandbeleningen. Dat is een toegestaan percentage. Gedaagde is nog altijd bereid een regeling te treffen omdat eiseres een bekende cliënte is. Zij is echter rauwelijks door eiseres in deze procedure betrokken. Een APR van 27% per jaar is toegestaan, ingaande mei 2017. Daarvóór was de APR niet aan een maximum gebonden. Er is sinds november/december 2016 door eiseres niet meer afgelost op de leningen. Zij is nog verschuldigd NAf. 1.920,00, NAf. 1.728,00 respectievelijk NAf. 1.148,00 aan rente plus de hoofdsommen. Gedaagde wijst erop dat zij niet een reguliere bank is en dus meer risico, minder inkomsten en hoge kosten heeft.

5.De beoordeling

5.1.
Het Gerecht overweegt als volgt. Beide partijen ervan uit dat de rentepercentages
per maandgelden. Dat zal het Gerecht dus ook doen, alhoewel dat niet in de
Pawnformulieren staat. Letterlijke lezing leidt namelijk tot de conclusie dat het om een rentepercentage per drie maanden gaat. Gedaagde brengt dus rentepercentages van 72% (12 x 6%) respectievelijk 84% (12 x 7%) per jaar in rekening. Uit haar stellingen volgt dat zij ingaande mei 2017 maximaal 27% rente per jaar in rekening mag brengen, maar het Gerecht mist een specificatie van de rentebedragen die op grond van dit nieuwe tarief door eiseres verschuldigd zijn.
5.2.
Eiseres stelt dat zij gedurende de periode augustus 2016 tot mei 2017 rente is blijven betalen. Dat wordt door gedaagde betwist. Het Gerecht moet dus bezien of eiseres moet worden toegelaten tot het bewijs van haar stellingen. Eiseres stelt hiervoor echter te weinig. Zij brengt in het geding een door gedaagde opgesteld overzicht tot en met augustus 2016. Voor de periode daarna is een overzicht niet voorhanden. Evenmin heeft zij kwitanties van gedaagde of ander bewijsmateriaal ingebracht waaruit blijkt dat zij is voortgegaan met betalen. Zij legt niet uit welke bedragen zij in die periode heeft betaald en waarom zij daarvoor geen kwitanties heeft ontvangen. Dit betekent dat eiseres tot dit bewijs niet zal worden toegelaten. Het Gerecht gaat, wat de betalingen van eiseres betreft, uit van de overzichten van gedaagde die door eiseres bij verzoekschrift in het geding zijn gebracht en die onder 2.5. zijn samengevat.
5.3.
Uit de stellingen van gedaagde volgt dat zij zich ervan bewust is dat zij inkomensgegevens van eiseres behoorde op te vragen maar niet duidelijk is of zij dit heeft gedaan. Dit betekent dat het Gerecht ervan uit moet gaan dat dit niet is gebeurd. Anders dan eiseres echter stelt heeft dit geen gevolgen voor het rentepercentage. Duidelijk is namelijk dat gedurende ongeveer 4 jaar eiseres in staat was regelmatige rentebetalingen aan gedaagde te doen zodat daaruit niet kan worden afgeleid dat sprake was van een situatie dat gedaagde de lening niet mocht aangaan. Verder stelt gedaagde zelf dat zij gestopt is met de betaling omdat zij vond dat sprake was van een woekerrente. Ook daaruit volgt niet, althans niet direct, dat zij niet meer kon betalen. Tot slot geldt dat eiseres niet heeft betwist al 13 keer eerder pandleenovereenkomsten met gedaagde te hebben gesloten en die keurig te hebben afbetaald. Zij was dus een geïnformeerde geldlener. Of gedaagde al dan niet inkomensgegevens heeft opgevraagd acht het Gerecht daarom niet relevant.
5.4.
Het gaat erom of de rentepercentages al dan niet zijn toegestaan. In zijn vonnis van 24 juli 2018 (ECLI:NL:OGHACMB:2018:122) heeft het Gemeenschappelijk Hof in hoger beroep onder 2.8. en 2.9. het volgende overwogen:
“Alles bijeengenomen gaat het de rechtsvormende taak van de rechter te buiten om in alle gevallen van kredietverlening zonder zekerheidstelling en ongeacht of sprake is van microkredietverstrekking of niet, te oordelen dat het in strijd met de goede zeden is om een hogere rente te bedingen dan 18%, zoals de oordelen in de drie kort geding vonnissen van 1999 in de rechtspraktijk zijn opgevat, of 24% zoals de wetgever voor de BES-eilanden heeft vastgesteld, of 27% zoals vanaf 5 mei 2017 (met een overgangsperiode van 2 maanden) door de Centrale Bank wordt gehanteerd als beleidsmaatstaf voor het verlenen van vergunningen en/of ontheffingen op grond van de Landsverordening Toezicht Bank- en Kredietwezen.
Het is aan de wetgever of aan een overheidsorgaan zoals de Centrale Bank om, door middel van wetgeving, respectievelijk het instrument van vergunningverlening of ontheffing en binnen de marges van de Landsverordening Toezicht Bank- en Kredietwezen, al dan niet rekening houdend met een overgangsperiode en/of al dan niet met terugwerking, algemene regels te stellen met betrekking tot een toelaatbaar maximumtarief voor verschillende of voor alle financieringsvormen.”
5.5.
Omdat de uitspraak van het Hof van recente datum is mogen partijen zich hierover uitlaten voordat het Gerecht een definitief oordeel zal geven over de vraag of de door gedaagde gehanteerde rentepercentages strijdig zijn met de goede zeden.
5.6.
Het Gerecht wil verder van gedaagde een gedetailleerd overzicht, met woordelijke toelichting, ontvangen met daarin weergegeven de opbouw van de geleende bedragen, berekende rente en gedane betalingen over de periode vanaf aangaan van de leningen tot datum indiening van het nieuwe processtuk, uiteraard rekening houdende met de nieuwe maximale APR van 27% ingaande 5 mei 2017.
5.7.
Indien beide partijen om een schikkingscomparitie verzoeken zal het Gerecht daarop ingaan.

6.De beslissing

Het Gerecht in Eerste Aanleg:
verleent aan eiseres toestemming om kosteloos te mogen procederen;
verwijst de zaak naar de rolzitting van
maandag 24 september 2018voor akte van beide partijen (P1),
bepaalt dat op een door de rolrechter te bepalen datum partijen ieder gelijktijdig een antwoordakte mogen indienen,
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.J.J. van Rijen, rechter, en is op 27 augustus 2018 in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.