ECLI:NL:OGEAC:2017:54

Gerecht in eerste aanleg van Curaçao

Datum uitspraak
17 mei 2017
Publicatiedatum
22 mei 2017
Zaaknummer
BBZ nr. CUR201500653 en CUR201500654, voorheen 77226 en 77227
Instantie
Gerecht in eerste aanleg van Curaçao
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen naheffingsaanslagen winstbelasting en boetebeschikkingen door X NV

In deze zaak heeft het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao op 17 mei 2017 uitspraak gedaan in het beroep van X NV tegen de naheffingsaanslagen winstbelasting en de opgelegde boetebeschikkingen voor de jaren 2006 en 2007. De belanghebbende, X NV, had bezwaar gemaakt tegen de naheffingsaanslagen die op 14 januari 2011 waren opgelegd, evenals tegen de vergrijpboetes die gelijktijdig waren opgelegd. De bezwaren werden afgewezen, waarna X NV in beroep ging. De Inspecteur der Belastingen stelde dat X NV niet had voldaan aan haar administratieplicht, wat leidde tot omkering van de bewijslast. X NV betwistte dit en voerde aan dat haar boekhouding volledig was en dat de aangegeven huurinkomsten correct waren.

Het Gerecht oordeelde dat de Inspecteur niet voldoende had aangetoond dat X NV niet aan haar administratieplicht had voldaan. Hierdoor kon de bewijslast niet worden omgekeerd. De Inspecteur moest de winstcorrecties aannemelijk maken, wat niet lukte. Het Gerecht concludeerde dat de winst voor 2006 en 2007 moest worden vastgesteld op respectievelijk Naf. 27.333 en Naf. 21.507. De opgelegde boetes werden verminderd tot 10% van de nageheven belasting, gezien de slechte financiële situatie van X NV. De uitspraak leidde tot de vernietiging van de uitspraken op bezwaar en de vermindering van de naheffingsaanslagen en boetes.

Uitspraak

Uitspraak van 17 mei 2017
BBZ nr. CUR201500653 en CUR201500654, voorheen 77226 en 77227
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN CURAÇAO
UITSPRAAK
op het beroep in de zin van de
Landsverordening op het beroep in belastingzaken van:
X NV, gevestigd te Curaçao,
belanghebbende
gericht tegen:
DE INSPECTEUR DER BELASTINGEN,
de Inspecteur,

1.PROCESVERLOOP

1.1
Aan belanghebbende zijn met dagtekening 14 januari 2011 naheffingsaanslagen winstbelasting opgelegd over de jaren 2006 en 2007. Tegelijkertijd zijn bij beschikking vergrijpboetes opgelegd.
1.2
Belanghebbende is op 14 februari 2011 tegen de aanslagen en boetebeschikkingen in bezwaar gekomen. Bij uitspraken op bezwaar van 16 oktober 2015 zijn de bezwaren afgewezen.
1.3
Belanghebbende is tegen de uitspraken op bezwaar op 14 december 2015 in beroep gekomen.
1.4
De Inspecteur heeft op 14 november 2016 verweerschriften ingediend.
1.5
Partijen zijn overeenkomstig artikel 10 Landsverordening op het beroep in belastingzaken (hierna: LBB) opgeroepen tot het verstrekken van inlichtingen. In dat verband is op 1 december 2016 te Willemstad namens de Inspecteur verschenen A LLM, bijgestaan door drs. B. Namens belanghebbende is niemand verschenen. Op 21 februari 2017 zijn in dit verband verschenen namens de Inspecteur A LLM en namens belanghebbende de bestuurders C en D.
1.6
Partijen hebben schriftelijke toestemming gegeven om zonder mondelinge behandeling uitspraak te doen.

2.FEITEN

2.1
Het volgende is op grond van de schriftelijke stukken en hetgeen ter zitting is gezegd, komen vast te staan. Het is tussen partijen niet in geschil of door één van de partijen gesteld en door de andere partij niet of onvoldoende tegengesproken.
2.2
De activiteiten van belanghebbende bestaan uit het verrichten van bouw- en renovatiewerkzaamheden.
2.3
In 2009 heeft bij belanghebbende een boekenonderzoek plaatsgevonden, waarvan op 27 november 2009 een rapport is opgemaakt. Hierin is, voor zover hier van belang het volgende opgenomen:
“ 3.4 Administratieplicht
(…)
Tijdens het onderzoek is gebleken dat op de volgende onderdelen niet is voldaan aan de hiervoor omschreven verplichting(tot het voeren van een administratie ex artikel 43, lid 2 Algemene landsverordening Landsbelastingen (ALL), toevoeging Gerecht)
:
1.
Er is geen projectenadministratie bijgehouden voor de aangenomen bouwprojecten. Dit betekent dat het niet mogelijk is om de projecten individueel te kunnen volgen en beoordelen.
Op basis van het voorgaande concludeer ik dat niet is voldaan aan de administratieplicht ingevolge artikel 43, lid 2 ALL. In dit verband heb ik belastingplichtige gewezen op artikel 30, lid 6 ALL, de zogenaamde omkering van de bewijslast.
(…)
4.2
Fiscale winstberekening
4.2.1
Opbrengsten
(…)
Bouwwerkzaamheden
Door mij is geconstateerd dat de omzet van de belastingplichtige bepaald wordt aan de hand van het kasstelsel (ontvangsten op de bankafschriften). Ook de zakelijke uitgaven worden verantwoord op het moment van betaling. Dit is niet juist. De omzet dient op basis van het factuurstelsel te worden bepaald (aan de hand van gefactureerde termijnen).
(…)
Huuropbrengsten.
Door belastingplichtige wordt een huis gevestigd op het adres Y verhuurd. In de jaarrekening wordt jaarlijks een bedrag van respectievelijk 17.600, 17.700 en 15.467 opgenomen voor huuropbrengsten. In de administratie ben ik een huurcontract tegengekomen voor een maandelijks huurbedrag van 900,-. De huurbedragen komen maandelijks via de bank binnen van de huurder mevrouw F. Echter via de bankstatements en in de grootboekrekening is te zien dat er nog een huurder is (…) die maandelijks iets huurt voor een bedrag van 700,-. (…). Het bovenstaande betekent dat de jaarlijkse inkomsten een bedrag van 19.200 zijn wat ook als huuropbrengsten aangegeven dient te worden. (…).
E.e.a. leidt tot de volgende correctie:
Correctie 2005 2006 2007
Meer omzet 1.600 1.500 3.733
(…)
Met inachtneming van de correcties zoals genoemd in bovenstaande onderdelen, kom ik tot de volgende recapitulatie:
Onderdeel omschrijving 2005 2006 2007
4.2.1
Opbrengsten 1.600 1.500 3.733
4.2.3
Niet-aftrekbare kosten1.671 2.586
Totaal 1.600 3.171 6.319”
De correcties inzake niet-aftrekbare kosten betreffen niet-aftrekbare representatiekosten.
2.4
De aangegeven winsten bedroegen respectievelijk Naf. 25.662 (2006) en Naf. 18.921 (2007) en de daadwerkelijk afgedragen bedragen aan winstbelasting Naf. 8.042. (2006) en Naf. 6.528 (2007). Bij het opleggen van de naheffingsaanslagen heeft de Inspecteur de winsten overeenkomstig het voorstel in het controlerapport gecorrigeerd tot Naf. 25.662 +/+ 3.171 = Naf. 28.833 (2006) en Naf. 18.921 +/+ Naf. 6.319 = Naf. 25.240. Tegelijkertijd heeft de Inspecteur vergrijpboetes opgelegd van 25% van de nageheven belasting.
3.GESCHIL EN STANDPUNTEN PARTIJEN
3.1
In geschil is de vraag of de Inspecteur terecht meer huurinkomsten in aanmerking heeft genomen dan belanghebbende in haar aangiften heeft verantwoord. De Inspecteur heeft gesteld dat belanghebbende niet heeft voldaan aan haar administratieplicht, dat daarom de bewijslast dient te worden omgekeerd en verzwaard en dat belanghebbende niet heeft aangetoond dat de door de Inspecteur in aanmerking genomen huurinkomsten onjuist zijn. Belanghebbende heeft daartegenin gebracht dat haar boekhouding volledig is en dat zij niet meer huur heeft ontvangen dan zij heeft aangegeven en dat de correctie op dit punt dient te vervallen.
Belanghebbende is ter comparitiezitting akkoord gegaan met de correcties inzake de representatiekosten, zodat die correcties niet langer in geschil zijn.
Met betrekking tot de boetes vindt de Inspecteur dat belanghebbende ernstig nalatig heeft gehandeld zodat sprake is van grove schuld. Belanghebbende bestrijdt dat en voert daarnaast aan dat zij in zodanig slechte financiële omstandigheden verkeert dat zij de boetes niet kan betalen.

4.BEOORDELING VAN HET BEROEP

4.1
Ingevolge artikel 43, lid 2 ALL zijn administratieplichtigen gehouden van hun vermogenstoestand en van alles betreffende hun bedrijf naar de eisen van dat bedrijf op zodanige wijze een administratie te voeren en de daartoe behorende gegevensdragers op zodanige wijze te bewaren, dat te allen tijde hun rechten en verplichtingen alsmede voor de heffing van de belasting overigens van belang zijnde gegevens hieruit duidelijk blijken. In artikel 43, lid 5 ALL is bepaald dat de inrichting, het bijhouden en bewaren van de administratie controle daarvan door de Inspecteur binnen redelijke termijn mogelijk dient te maken. De Inspecteur heeft haar standpunt dat niet voldaan is aan de hiervoor vermelde administratieplicht uitsluitend gestoeld op het ontbreken van een inzichtelijke projectenadministratie, hetgeen volgens de Inspecteur de beoordeling van de volledigheid van de omzetverantwoording niet eenvoudig maakt. Naar het oordeel van het Gerecht kan uit die enkele omstandigheid en zonder dat overigens materiële gebreken in de boekhouding zijn gesteld of gebleken, niet de conclusie getrokken worden dat niet aan de administratieplicht in de zin van artikel 43 ALL is voldaan. De Inspecteur had daarvoor meer gebreken of tekortkomingen moeten benoemen, hetgeen zij niet gedaan heeft. Niet is gebleken dat op basis van de administratie van belanghebbende geen juiste vaststelling van de belastingschuld kan plaatsvinden. Gelet hierop verwerpt het Gerecht het standpunt van de Inspecteur dat belanghebbende niet aan haar administratieplicht heeft voldaan en dat betekent dat de bewijslast niet kan worden omgekeerd en verzwaard.
4.2
Nu de bewijslast niet kan worden omgekeerd dient de Inspecteur de door haar vastgestelde winstcorrecties aannemelijk te maken. Zij heeft in dit verband verdedigd dat belanghebbende de huurinkomsten tot een te laag bedrag heeft aangegeven omdat er blijkens de bankstatements en de grootboekrekening 2 huurders zijn die samen Naf. 1.600 huur per maand betalen, terwijl er in de resultatenrekening een lager bedrag is opgenomen. Belanghebbende heeft hiertegenover onbetwist gesteld dat over een aantal maanden niet het volledige bedrag aan huur is ontvangen, ook niet na afloop van de betreffende jaren. Het Gerecht oordeelt hierover als volgt. Belanghebbende is een bouwonderneming met een omzet van meer dan een miljoen gulden per jaar. Een dergelijke onderneming zal bij de winstberekening rekening moeten houden met vorderingen en schulden die per balansdatum nog aanwezig zijn. Toepassing van het kasstelsel is niet toegestaan. Dat betekent dat belanghebbende de per 31 december 2006 en 2007 te vorderen huur tot haar winst dient te rekenen. Dit leidt echter uitzondering indien en voor zover de vordering op dat moment niet volwaardig is. Goed koopmansgebruik staat dan toe het niet-volwaardige deel van de vordering buiten de winst te laten. De vraag of een vordering op balansdatum volwaardig is dient te worden beantwoord naar de feiten en omstandigheden op balansdatum zoals die bekend waren ten tijde van het opmaken van de fiscale jaarstukken (Hoge Raad 17 oktober 2014, ECLI:NL:HR:2014:2980). Belanghebbende heeft naar het oordeel van het Gerecht met haar hierboven weergegeven stelling inzake het niet-ontvangen hebben van een deel van de huur in wezen het standpunt verdedigd dat bij het opmaken van de jaarstukken bekend was dat voor dat deel de huurvorderingen op balansdatum onvolwaardig waren. De Inspecteur heeft dit niet weersproken. In dat geval is het gelijk op dit punt aan belanghebbende. Dit houdt in dat de winst over 2006 dient te worden vastgesteld op Naf. 28.833 -/- Naf. 1.500 = Naf. 27.333 en de winst over 2007 op Naf. 25.240 -/- Naf. 3.733 = Naf. 21.507.
4.3
De inspecteur heeft ter zake van de aangebrachte correcties vergrijpboetes opgelegd van 25% van de naheffingsaanslagen. Ze heeft daarbij het standpunt ingenomen dat belanghebbende ernstig nalatig gehandeld heeft waardoor sprake is van grove schuld. Het Gerecht overweegt hierover dat, nu de correcties inzake de huurinkomsten zijn komen te vervallen, de boetes daarover evenmin in stand kunnen blijven. Verder overweegt het Gerecht dat belanghebbende er zich van bewust geweest moet zijn dat de in de wet opgenomen aftrekbeperkingen toegepast moesten worden. Door in aftrek beperkte kosten toch geheel in aftrek te brengen heeft belanghebbende naar het oordeel van het Gerecht dermate lichtvaardig gehandeld dat haar op dat punt grove schuld verweten kan worden. Een boete van 25% is dan ook in principe gerechtvaardigd. Belanghebbende heeft echter onweersproken gesteld dat zij in slechte financiële omstandigheden verkeert en dat zij niet in staat is om aanslagen en boetes te betalen. Hierin ziet het Gerecht aanleiding om de boetes te verminderen tot 10% van de nageheven belasting voor zover deze niet ziet op de huurinkomsten.
4.4
Het vorenstaande leidt ertoe dat als volgt moet worden beslist.

5.BESLISSING

De rechter in dit Gerecht:
  • verklaart het beroep inzake de naheffingsaanslagen winstbelasting en de boetebeschikkingen over 2006 en 2007 gegrond;
  • vernietigt de uitspraken op bezwaar;
  • vermindert de naheffingsaanslagen tot naar belastbare winsten van Naf. 27.333 (2006) en Naf. 21.507 (2007);
  • vermindert de boetes tot 10% van de naheffingsaanslagen zoals die uiteindelijk komen te luiden.
Deze uitspraak is gedaan door mr. drs. M.M. de Werd, voorzitter, mr. W.C.E. Winfield en mr. D.J. Jansen, leden en werd uitgesproken ter openbare terechtzitting van 17 mei 2017, in tegenwoordigheid van de griffier, M.M.M. Faro MSc.
De griffier, De voorzitter,
Tegen deze uitspraak staat hoger beroep open bij het Hof (art. 17a, eerste lid Landsverordening op het beroep in belastingzaken). Het hoger beroep wordt ingesteld binnen twee maanden na de dag van de toezending van de uitspraak van het Gerecht overeenkomstig artikel 14, derde lid. De instelling van het hoger beroep geschiedt door persoonlijke indiening bij dan wel toezending aan de griffier van een aan het Hof gericht beroepschrift (art. 17b, tweede lid Landsverordening op het beroep in belastingzaken).