In deze zaak gaat het om een beroep van N.V., gevestigd in Curaçao, tegen de Inspecteur der Belastingen. De belanghebbende heeft op 27 juni 2014 een naheffingsaanslag winstbelasting van Naf. 6.000 en een verzuimboete van Naf. 600 opgelegd gekregen. Na bezwaar van de belanghebbende heeft de Inspecteur op 30 januari 2015 de bezwaren niet-ontvankelijk verklaard. De belanghebbende is vervolgens op 5 maart 2015 in beroep gegaan. De Inspecteur heeft de aanslag ambtshalve verminderd naar nihil, maar de verzuimboete is gedeeltelijk gehandhaafd op Naf. 500. De zaak is behandeld op een zitting op 11 mei 2017, waar de belanghebbende niet verscheen, maar de Inspecteur wel vertegenwoordigd was.
De kern van het geschil betreft de verzuimboete. De belanghebbende stelt dat de aangifte tijdig is ingediend, terwijl de Inspecteur aanvoert dat deze te laat is ingediend. Het Gerecht oordeelt dat de belanghebbende geen belang meer heeft bij het beroep tegen de aanslag, omdat deze is verminderd naar nihil. Wat betreft de verzuimboete oordeelt het Gerecht dat de belanghebbende ontvankelijk is in haar bezwaar, omdat de Inspecteur niet heeft bewezen dat de termijnoverschrijding aan de belanghebbende is toe te rekenen. De boete is opgelegd wegens het niet tijdig indienen van de aangifte, maar het Gerecht oordeelt dat de boete passend en geboden is, ondanks de omstandigheden van de zaak.
De uitspraak van het Gerecht verklaart het beroep tegen de aanslag niet-ontvankelijk, maar verklaart het beroep tegen de boete gegrond en handhaaft de boete op Naf. 500. De uitspraak is gedaan door mr. drs. M.M. de Werd, voorzitter, en mr. D.J. Jansen en mr. W.C.E. Winfield, leden, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting op 11 mei 2017.