ECLI:NL:OGEAC:2017:50

Gerecht in eerste aanleg van Curaçao

Datum uitspraak
11 mei 2017
Publicatiedatum
15 mei 2017
Zaaknummer
BBZ nr. CUR201500405
Instantie
Gerecht in eerste aanleg van Curaçao
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • mr. drs. M.M. de Werd
  • mr. D.J. Jansen
  • mr. W.C.E. Winfield
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen naheffingsaanslag winstbelasting en verzuimboete

In deze zaak gaat het om een beroep van N.V., gevestigd in Curaçao, tegen de Inspecteur der Belastingen. De belanghebbende heeft op 27 juni 2014 een naheffingsaanslag winstbelasting van Naf. 6.000 en een verzuimboete van Naf. 600 opgelegd gekregen. Na bezwaar van de belanghebbende heeft de Inspecteur op 30 januari 2015 de bezwaren niet-ontvankelijk verklaard. De belanghebbende is vervolgens op 5 maart 2015 in beroep gegaan. De Inspecteur heeft de aanslag ambtshalve verminderd naar nihil, maar de verzuimboete is gedeeltelijk gehandhaafd op Naf. 500. De zaak is behandeld op een zitting op 11 mei 2017, waar de belanghebbende niet verscheen, maar de Inspecteur wel vertegenwoordigd was.

De kern van het geschil betreft de verzuimboete. De belanghebbende stelt dat de aangifte tijdig is ingediend, terwijl de Inspecteur aanvoert dat deze te laat is ingediend. Het Gerecht oordeelt dat de belanghebbende geen belang meer heeft bij het beroep tegen de aanslag, omdat deze is verminderd naar nihil. Wat betreft de verzuimboete oordeelt het Gerecht dat de belanghebbende ontvankelijk is in haar bezwaar, omdat de Inspecteur niet heeft bewezen dat de termijnoverschrijding aan de belanghebbende is toe te rekenen. De boete is opgelegd wegens het niet tijdig indienen van de aangifte, maar het Gerecht oordeelt dat de boete passend en geboden is, ondanks de omstandigheden van de zaak.

De uitspraak van het Gerecht verklaart het beroep tegen de aanslag niet-ontvankelijk, maar verklaart het beroep tegen de boete gegrond en handhaaft de boete op Naf. 500. De uitspraak is gedaan door mr. drs. M.M. de Werd, voorzitter, en mr. D.J. Jansen en mr. W.C.E. Winfield, leden, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting op 11 mei 2017.

Uitspraak

Uitspraak van 11 mei 2017
BBZ nr. CUR201500405
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN CURAÇAO
UITSPRAAK
op het beroep in de zin van de
Landsverordening op het beroep in belastingzaken van:
[ X ] N.V., gevestigd in Curaçao,
belanghebbende,
gericht tegen:
DE INSPECTEUR DER BELASTINGEN, gevestigd in Curaçao,
de Inspecteur,

1.PROCESVERLOOP

1.1
Aan belanghebbende is op 27 juni 2014 een naheffingsaanslag winstbelasting
opgelegd over het jaar 2012 van Naf. 6.000 met een verzuimboete van Naf. 600.
1.2
Belanghebbende is op 3 september 2014 tegen de aanslag en de
boetebeschikking in bezwaar gekomen.
1.3
De Inspecteur heeft op 30 januari 2015 uitspraken op bezwaar gedaan en de
bezwaren niet- ontvankelijk verklaard.
1.4
Belanghebbende is op 5 maart 2015 in beroep gekomen tegen de
uitspraken op bezwaar.
1.5
De Inspecteur heeft een schermprint overgelegd, waaruit blijkt dat de aanslag
winstbelasting over het jaar 2012 ambtshalve verminderd is naar nihil en de boete gedeeltelijk is gehandhaafd en vastgesteld op Naf. 500, zijnde een boete voor een tweede verzuim voor het niet of niet tijdig indienen van de (definitieve) aangifte winstbelasting. Een kopie van de schermprint is als bijlage bij deze uitspraak gevoegd.
1.6
De Inspecteur heeft op 3 april 2017 een verweerschrift ingediend.
1.7
Partijen zijn opgeroepen tot het bijwonen van een reguliere zitting. In dat verband is op 26 april 2017 te Willemstad namens belanghebbende, hoewel daartoe op juiste wijze opgeroepen, niemand verschenen en namens de Inspecteur is verschenen [mr. A ].

2.GESCHIL EN STANDPUNT PARTIJEN

2.1
Nu de Inspecteur de aanslag heeft verminderd naar nihil is de hoogte daarvan niet langer in geschil. Tussen partijen is in geschil of de verzuimboete voor het niet tijdig doen van aangifte terecht is opgelegd. Belanghebbende meent van niet nu de aangifte een nihil-aangifte betreft die reeds op 16 mei 2013 en daarna nogmaals op 14 juli 2014 en 28 augustus 2014 aan de Inspecteur is gezonden. De Inspecteur stelt zich op het standpunt dat de aangifte pas op 3 september 2014, dus te laat is ingediend, waardoor een boete op zijn plaats is. Omdat sprake is van een tweede verzuim is de boete in de beroepsfase verminderd tot Naf. 500. Voorts is tussen partijen in geschil of belanghebbende ontvankelijk is in haar bezwaar. De Inspecteur vindt van niet nu het bezwaarschrift te laat is ingediend. Volgens belanghebbende heeft zij geen boetebeschikking ontvangen en is zij daarmee pas bekend geworden toen die op 28 augustus 2014 door de lokale vertegenwoordiger is ontvangen. Omdat zij kort daarna bezwaar heeft aangetekend is het bezwaar wel ontvankelijk.

3.BEOORDELING VAN HET GESCHIL

Aanslag
3.1
Uit de schermprint blijkt dat de aanslag winstbelasting over het jaar 2012 thans is
verminderd naar nihil. Hierdoor heeft belanghebbende geen belang meer bij haar
beroep. Het Gerecht zal het beroep voor wat betreft de aanslag niet- ontvankelijk
verklaren.
Boete
3.2
De Inspecteur heeft in haar uitspraak het bezwaar tegen de boete niet- ontvankelijk verklaard. Het Gerecht oordeelt hierover als volgt. Ingevolge artikel 29, lid 1 van de Algemene landsverordening landsbelastingen (ALL) kan de belastingplichtige binnen twee maanden na dagtekening van de boetebeschikking een gemotiveerd bezwaarschrift indienen. Gelet op de dagtekening van de boetebeschikking en de datum van indiening van het bezwaar stelt het Gerecht vast dat het bezwaar niet tijdig is ingediend. In dat geval blijft niet-ontvankelijkverklaring achterwege indien redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat belanghebbende in verzuim is geweest. Belanghebbende heeft hiertoe aangevoerd dat zij eerst bekend is geworden met de boetebeschikking op 28 augustus 2014. Het Gerecht overweegt hierover als volgt.
Indien een boete in het geding is, geldt, in verband met de waarborgen van artikel 6 EVRM, de regel dat de belastingplichtige slechts hoeft te stellen dat en op welke grond een eventuele termijnoverschrijding niet aan hem is toe te rekenen. De niet-ontvankelijkheid kan dan alleen worden uitgesproken indien de onjuistheid van deze stelling is bewezen (Hoge Raad 10 april 2009, ECLI:NL:HR:2009:BI0550). De Inspecteur heeft in dit verband niets aangevoerd, zodat zij niet heeft bewezen dat belanghebbende de aanslag eerder dan 28 augustus 2014 heeft ontvangen dan wel dat deze late ontvangst aan belanghebbende is toe te rekenen. Belanghebbende heeft op 3 september 2014 bezwaar aangetekend. Dat is naar het oordeel van het Gerecht zo spoedig als redelijkerwijs mogelijk is na de ontvangst van de boetebeschikking. Dat betekent dat het bezwaar ontvankelijk is. In zoverre is het beroep reeds gegrond.
3.3
De boete is opgelegd wegens het niet tijdig indienen van de aangifte winstbelasting. Ingevolge artikel 15, lid 4 ALL moest belanghebbende vóór 1 juli 2013 haar definitieve aangifte winstbelasting over 2012 indienen. Belanghebbende heeft verdedigd dat zij de aangifte op 16 mei 2013, dus tijdig, heeft ingediend, maar tegenover de betwisting van de Inspecteur heeft zij dit niet aannemelijk gemaakt.
Het Gerecht is van oordeel dat nu de aangifte buiten de wettelijke termijn is ingediend de Inspecteur terecht een verzuimboete heeft opgelegd. De omstandigheid dat sprake is van een nihil-aangifte leidt niet tot een te honoreren beroep op afwezigheid van alle schuld (avas). De Inspecteur heeft overeenkomstig het bepaalde in artikel 18, lid 2 van de Algemene landsverordening landsbelastingen (ALL) in samenhang met artikel 4.4, lid 1 en lid 3 van de Ministeriële Regeling Formeel Belastingrecht, een boete opgelegd van Naf. 500 (na vermindering in de beroepsfase) behorend bij een tweede verzuim. De verzuimboete is bedoeld om de belastingplichtige, die te laat aangifte heeft gedaan, zoals belanghebbende, in te scherpen dat zij haar administratieve verplichtingen volledig behoort na te komen. Het Gerecht acht de opgelegde boete passend en geboden.

4.DE BESLISSING

Het Gerecht:
  • verklaart het beroep voor wat betreft de aanslag niet- ontvankelijk;
  • verklaart het beroep tegen de boete gegrond en vernietigt de uitspraak op bezwaar met betrekking tot de boete;
  • handhaaft de boete op Naf. 500, zoals vastgesteld na ambtshalve vermindering.
Deze uitspraak is gedaan door mr. drs. M.M. de Werd, voorzitter, mr. D.J. Jansen en mr. W.C.E. Winfield, leden en werd uitgesproken ter openbare terechtzitting van 11 mei 2017, in tegenwoordigheid van de griffier, N.N. Noël van der Biezen BSc.
De griffier, De voorzitter,
Verzonden op: ……………………..
Tegen deze uitspraak staat hoger beroep open bij het Hof (art. 17a, eerste lid Landsverordening op het beroep in belastingzaken).
Het hoger beroep wordt ingesteld binnen twee maanden na de dag van de toezending van de uitspraak van het Gerecht overeenkomstig artikel 14, derde lid. De instelling van het hoger beroep geschiedt door persoonlijke indiening bij dan wel toezending aan de griffier van een aan het Hof gericht beroepschrift (art. 17b, tweede lid Landsverordening op het beroep in belastingzaken).