ECLI:NL:OGEAC:2017:184

Gerecht in eerste aanleg van Curaçao

Datum uitspraak
12 december 2017
Publicatiedatum
13 december 2017
Zaaknummer
BBZ nrs. CUR201600191 t/m CUR201600197 en CUR201600232 t/m CUR201600236
Instantie
Gerecht in eerste aanleg van Curaçao
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om proceskostenvergoeding in belastingzaken na intrekking beroep

In deze zaak heeft het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao op 12 december 2017 uitspraak gedaan over een verzoek tot proceskostenvergoeding na intrekking van een beroep in belastingzaken door belanghebbende, N.V. De belanghebbende had tegen aanslagen loonbelasting, premies AOV/AWW en AVBZ voor de jaren 2009 tot en met 2012 bezwaar gemaakt en later beroep ingesteld. Na een aantal zittingen, waarbij de Inspecteur en de belanghebbende vertegenwoordigd waren, heeft de belanghebbende op 21 november 2017 het beroep ingetrokken. Gelijktijdig met de intrekking verzocht de belanghebbende om vergoeding van de proceskosten en het griffierecht. Het Gerecht heeft vastgesteld dat de belanghebbende aan de voorwaarden voor proceskostenvergoeding voldeed, omdat de Inspecteur geheel tegemoet was gekomen aan de belanghebbende. De proceskosten zijn berekend op Naf. 2.625, gebaseerd op de regels van het Besluit proceskosten bestuursrecht. Het Gerecht heeft ook bepaald dat de Inspecteur het griffierecht van Naf. 300 aan de belanghebbende moet vergoeden. De uitspraak is gedaan door mr. drs. M.M. de Werd en is openbaar gemaakt op 12 december 2017.

Uitspraak

Uitspraak van 12 december 2017
BBZ nrs. CUR201600191 t/m CUR201600197 en CUR201600232 t/m CUR201600236
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN CURACAO
UITSPRAAK
op het beroep in de zin van de
Landsverordening op het beroep in belastingzaken van:
[ X ] N.V.,gevestigd in Curaçao,
belanghebbende,
gericht tegen:
DE INSPECTEUR DER BELASTINGEN, zetelend in Curaçao,
de Inspecteur,

1.PROCESVERLOOP

1.1
Aan belanghebbende zijn voor de jaren 2009 tot en met 2012 aanslagen
loonbelasting, premies AOV/AWW en AVBZ en boetes opgelegd. Hierna volgt een overzicht van de data en de bedragen van de aanslagen en de boetes.
Jaren
Dagtekeningen
LB
AOV/AWW
AVBZ
Aanslagen
Boetes
Aanslagen
Boetes
Aanslagen
Boetes
2009
23-12- 2014
Naf. 15.605
Naf. 1.950
Naf. 19.482
Naf. 4.870
Naf. 2.785
Naf. 348
2010
21 -7- 2015
Naf. 18.308
Naf. 2.288
Naf. 24.467
Naf. 6.116
Naf. 3.495
Naf. 436
2011
21 -7- 2015
Naf. 16.535
Naf. 2.066
Naf. 19.046
Naf. 4.761
Naf. 2.911
Naf. 363
2012
21 -7- 2015
Naf. 11.944
Nihil
Naf. 14.823
Naf. 3.705
Naf. 2.187
Nihil
1.2
Belanghebbende is op 20 februari 2015 (LB en AVBZ 2009) en op 23 februari
2015 (AOV/AWW 2009) tegen de aanslagen loonbelasting, premies AOV/AWW en AVBZ 2009 en tegen de boetebeschikkingen in bezwaar gekomen. Ter zake van de indiening van de beroepschriften heeft belanghebbende een bedrag van Naf. 300,- aan griffierecht voldaan.
1.3
Belanghebbende is op 18 september 2015 tegen de aanslagen loonbelasting,
premies AOV/AWW en AVBZ over de jaren 2010 tot en met 2012 en tegen de boetebeschikkingen in bezwaar gekomen.
1.4
De Inspecteur heeft op 18 maart 2016 ( LB en AVBZ 2009 t/m 2012 en AOV/AWW 2010 t/m 2012) uitspraken op bezwaar gedaan en de aanslagen gehandhaafd. Voorts heeft de Inspecteur op 18 maart 2016 (AOV/AWW 2009) uitspraken op bezwaar gedaan en het bezwaar niet- ontvankelijk verklaard.
1.5
Belanghebbende is op 17 mei 2016 ( AVBZ 2009 t/m 2012 en AOV/AWW 2009) en op 13 mei 2016 (AOV/AWW 2010 en 2012 en LB 2009 en 2012) in beroep gekomen tegen de uitspraken op bezwaar.
1.6
De Inspecteur heeft op 13 juni 2017 verweerschriften ingediend.
1.7
Partijen zijn opgeroepen tot het bijwonen van een zitting op 24 april 2017, 27 juni 2017, 13 september 2017 en 30 november 2017 in Willemstad. Op 24 april 2017 werd de zitting aangehouden. Op 27 juni 2017 is namens belanghebbende verschenen [ A ] (directeur) bijgestaan door zijn gemachtigde [ B ] en namens de Inspecteur zijn verschenen [ C ], [ D ] en [ G ]. Op 13 september 2017 is namens de Inspecteur verschenen [ G ] en namens de belanghebbende is verschenen [ A ] (directeur) en
[ B ].
1.8
Belanghebbende heeft op 21 november 2017 een brief naar het Gerecht verzonden waarin is vermeld dat de zaken worden ingetrokken. Gelijktijdig met de intrekking wordt verzocht om kostenvergoeding en om vergoeding van griffierecht. De zitting van 30 november 2017 is wel doorgegaan. Namens de Inspecteur verschenen
[ D ], [ G ] en [ C ] en namens belanghebbende [ A ] (directeur) bijgestaan door zijn gemachtigde [ B ]. Ter zitting is gesproken over de proceskostenvergoeding.

2.PROCESKOSTENVERGOEDING

2.1
Belanghebbende heeft het beroep ingetrokken. Artikel 15, lid 3 van de Landsverordening op het beroep in belastingzaken (hierna: LBB) luidt:
“3. In geval van intrekking van het beroep, omdat de Inspecteur geheel of gedeeltelijk aan de betreffende partij is tegemoet gekomen, kan de Inspecteur op verzoek van die partij bij afzonderlijke uitspraak in de kosten, bedoeld in het eerste lid, worden veroordeeld. Het verzoek wordt gedaan tegelijk met de intrekking van het beroep. Indien aan dit vereiste niet is
voldaan, wordt de belanghebbende niet-ontvankelijk verklaard.”
2.2
Nu het verzoek tegelijk met de intrekking van het beroep is gedaan en nu de Inspecteur aan belanghebbende is tegemoetgekomen, ziet het Gerecht aanleiding om een proceskostenvergoeding toe te kennen. In artikel 15, lid 2 LLB is bepaald dat de regels over de kosten en de wijze van de berekeningen van de hoogte daarvan, bij of krachtens landsbesluit, houdende algemene maatregelen worden vastgesteld. Dat is nog niet gebeurd. Het Gerecht zal daarom aansluiten bij het Besluit proceskosten bestuursrecht, PB 2001, no. 127 (zie ook Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba, 21 juni 2017, ECLI:NL:OGHACMB:2017:54). In artikel 1 van dit Besluit zijn de kosten vermeld die voor vergoeding in aanmerking komen waaronder de kosten van door een derde beroepsmatig verleende bijstand. Deze kosten worden op forfaitaire wijze berekend. Het Gerecht stelt vast dat er sprake is van door een derde beroepsmatig verleende bijstand en dat sprake is van 12 samenhangende zaken.
2.3
Op de voet van artikel 15 LBB in verbinding met het vorengenoemde Besluit, kunnen de proceskosten berekend worden op Naf. 2.625 wegens beroepsmatig verleende rechtsbijstand (1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1.5 punt voor het twee maal verschijnen ter zitting, met een waarde per punt van Naf. 700, een wegingsfactor van 1 (gemiddeld) en een factor van 1.5 wegens het aantal samenhangende zaken). Voor de zitting van 30 november 2017 wordt geen kostenvergoeding toegekend nu de kosten voor een verzoek om proceskostenvergoeding niet voor vergoeding in aanmerking komen (zie Hoge Raad 26 november 2004, ECLI: NL:HR:2004:AR6509).

3.GRIFFIERECHT

In artikel 18, lid 5 van de Landsverordening op het beroep in belastingzaken is bepaald dat, indien het Gerecht het beroep geheel of gedeeltelijk gegrond verklaart, de uitspraak tevens inhoudt dat de Inspecteur het griffierecht aan belanghebbende vergoedt. In dit geval is het beroep ingetrokken omdat de Inspecteur geheel tegemoet gekomen is aan belanghebbende. Een redelijke wetstoepassing brengt met zich mee dat ook dan vergoeding van griffierecht door de Inspecteur plaats dient te vinden.

4.DE BESLISSING

De rechter in dit Gerecht:
  • wijst het verzoek tot vergoeding van proceskosten toe;
  • veroordeelt de Inspecteur in de proceskosten van belanghebbende ten bedrage van Naf. 2.625;
  • draagt de Inspecteur op het griffierecht groot Naf. 300 aan belanghebbende te vergoeden.
Deze uitspraak is gedaan door mr. drs. M.M. de Werd, rechter in dit gerecht, en werd uitgesproken ter openbare terechtzitting van 12 december 2017, in tegenwoordigheid van de griffier, N.N. Noël van der Biezen BSc.
De griffier, De rechter,
Afschriften zijn per post/ per e-mail op ………………………….. aan partijen verzonden.
Tegen deze uitspraak staat hoger beroep open bij het Hof (art. 17a, eerste lid Landsverordening op het beroep in belastingzaken).
Het hoger beroep wordt ingesteld binnen twee maanden na de dag van de toezending van de uitspraak van het Gerecht overeenkomstig artikel 14, derde lid. De instelling van het hoger beroep geschiedt door persoonlijke indiening bij dan wel toezending aan de griffier van een aan het Hof gericht beroepschrift (art. 17b, tweede lid Landsverordening op het beroep in belastingzaken).