ECLI:NL:HR:2004:AR6509
Hoge Raad
- Cassatie
- P. Lourens
- C.B. Bavinck
- J.W. van den Berge
- Rechtspraak.nl
Proceskostenveroordeling bij intrekking beroep door Staatssecretaris van Financiën
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 26 november 2004 uitspraak gedaan naar aanleiding van een verzoek van belanghebbende na de intrekking door de Staatssecretaris van Financiën van het beroep in cassatie. Dit beroep was gericht tegen een uitspraak van het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch van 7 maart 2003, waarin een navorderingsaanslag in de inkomstenbelasting aan belanghebbende was opgelegd. Belanghebbende verzocht de Staatssecretaris te veroordelen in de kosten die gemaakt zijn in verband met de behandeling van het geding in cassatie en de behandeling van het geding voor het Hof, met een totaalbedrag van € 966. De Staatssecretaris heeft hierop een verweerschrift ingediend en concludeerde tot een vergoeding van € 644 voor de proceskosten aan belanghebbende.
De Hoge Raad heeft geoordeeld dat de Staatssecretaris van Financiën veroordeeld wordt in de kosten van het geding in cassatie aan de zijde van belanghebbende, vastgesteld op € 644 voor beroepsmatig verleende rechtsbijstand. De Staat is aangewezen als de rechtspersoon die deze kosten, indien nog niet vergoed, moet vergoeden. De Hoge Raad heeft in zijn beoordeling rekening gehouden met de inhoud van het procesdossier en de gegevens die door partijen zijn verstrekt. Het verzoek van belanghebbende om vergoeding van kosten voor de behandeling van het geding voor het Hof is niet ingewilligd, aangezien deze kosten al door het Hof zijn vergoed en de kosten voor het onderhavige verzoek buiten het bereik van artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht vallen. Dit arrest is openbaar uitgesproken en de beslissing is genomen na zorgvuldige overweging van de ingediende verzoeken.