ECLI:NL:OGEAC:2017:172

Gerecht in eerste aanleg van Curaçao

Datum uitspraak
17 november 2017
Publicatiedatum
27 november 2017
Zaaknummer
KG 83576/2017
Instantie
Gerecht in eerste aanleg van Curaçao
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Internationale koop van boorvloeistof en rechtsmacht in kort geding

In deze zaak, die voor het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao is behandeld, heeft eiseres, UNITED MUD-CHEM Private Limited, een kort geding aangespannen tegen gedaagde, CORPORACIÓN NATURGAS S.A., met betrekking tot een internationale koop van boorvloeistof. De procedure begon met een verzoekschrift van eiseres op 23 augustus 2017, en de behandeling vond plaats op 8 november 2017. Tijdens de zitting werd een verzoek tot zekerheidstelling voor kosten door gedaagde ingediend, dat door de rechter werd toegewezen. Eiseres vorderde betaling van USD 1.950.621,-, vermeerderd met rente en kosten, op basis van koopovereenkomsten die in 2014 en 2015 met gedaagde zijn gesloten. Eiseres stelde dat gedaagde gehouden was tot betaling op basis van Indiaas recht, terwijl gedaagde betwistte dat het Gerecht rechtsmacht had, gezien de vestigingsplaatsen van beide partijen in respectievelijk India en Panama.

Het Gerecht verwierp het verweer van gedaagde en oordeelde dat het Curaçaose recht van toepassing was. Eiseres had voldoende bewijs geleverd dat gedaagde de koper was en dat de vordering toewijsbaar was. De rechter oordeelde dat de gevorderde hoofdsom en de buitengerechtelijke kosten toewijsbaar waren, en dat gedaagde moest worden veroordeeld tot betaling, onder de voorwaarde dat eiseres zekerheid stelde voor het restitutierisico. Het vonnis werd uitgesproken op 17 november 2017, waarbij gedaagde werd veroordeeld tot betaling van het gevorderde bedrag, vermeerderd met wettelijke rente en kosten.

Uitspraak

GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN CURAÇAO

VONNIS IN KORT GEDING
in de zaak van:
UNITED MUD-CHEM Private Limited,
gevestigd in Mumbai, India,
eiseres,
gemachtigde: mr. E. Bokkes,
--tegen--
CORPORACIÓN NATURGAS S.A.,
gevestigd te Panama-Stad, Panama,
gedaagde,
gemachtigde: mr. P.M. Noordhoek.

1.Verloop van de procedure

1.1
Eiseres heeft op 23 augustus 2017 een verzoekschrift ingediend. Het kort geding is behandeld op 8 november 2017. Ter zitting zijn de gemachtigden van partijen verschenen.
1.2
Namens gedaagde is ter zitting een incidenteel verzoek tot het stellen van zekerheid voor kosten als bedoeld in art. 122 Rv gedaan. Dit verzoek was op voorhand en tijdig aangekondigd. Namens eiseres is geen bezwaar gemaakt tegen dit verzoek. Hierop heeft de rechter mondeling beslist dat het verzoek tot zekerheidstelling toewijsbaar is. Vervolgens heeft mr. Bokkes zich mondeling tot een bedrag van NAf 1.500 garant gesteld voor de mogelijk ten laste van eiseres uit te spreken proceskostenveroordeling, welke zekerheid door gedaagde is aanvaard.
1.3
De gemachtigden hebben de zaak vervolgens bepleit en pleitnotities overgelegd, daarbij verwijzend naar op voorhand overgelegde producties.
1.4
Vonnis is bepaald op heden.

2.De beoordeling

De vordering en grondslag van de vordering
2.1
Eiseres vordert dat het Gerecht bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad gedaagde zal veroordelen tot betaling van USD 1.950.621,-, te vermeerderen met 12,3% rente per jaar te rekenen vanaf 31 augustus 2017, primair onvoorwaardelijk en subsidiair onder de voorwaarde dat eiseres zekerheid stelt voor een mogelijke terugbetalingsverplichting, met veroordeling van gedaagde tot betaling van proceskosten, nakosten en NAf 9.000 voor buitengerechtelijke kosten, al deze kosten te vermeerderen met de wettelijke rente.
2.2
Eiseres legt aan haar vordering ten grondslag dat zij in 2014 en 2015 koopovereenkomsten met gedaagde is aangegaan op grond waarvan zij op bestelling van gedaagde goederen (toevoegingen voor boorvloeistof, te gebruiken bij het boren in olie- en gasvelden) heeft geleverd aan Environmental Solutions de Venezuela C.A. (Esvenca). Het betreft 19 orders, samen goed voor een hoofdsom van USD 1.454.963,-. Volgens eiseres is gedaagde - (ook) naar het hier volgens eiseres toepasselijke recht van India - gehouden tot betaling daarvan.
2.3
Ter onderbouwing van haar stellingen verwijst eiseres naar:
  • bestelformulieren (“orden de compra”) van gedaagde aan eiseres;
  • cognossementen waarin als “shipper” eiseres “on behalf of” gedaagde wordt vermeld en als “consignee” Esvenca;
  • facturen (“commercial invoice”) van eiseres aan gedaagde waarin gedaagde wordt vermeld als de partij die de bestelling heeft gedaan (“by order of”);
  • e-mails van advocaat Luis Fraga Pittaluga te Caracas aan eiseres van 23 en 31 mei 2016 en 9 november 2016 waarin namens gedaagde wordt gewezen op gedaagdes liquiditeitsproblemen en waarin de bereidheid van gedaagde tot betaling van de uitstaande vordering van eiseres wordt benadrukt;
  • een e-mail van Ybeth Gonzalez (blijkens de introductie door Fraga Pittaluga in een van zijn e-mails de “legal, tax and financial adviser” van gedaagde) van 3 mei 2016 (subject: Payment proposal United Mud Chem PVT Ltd), waarin onder meer staat:
“We're very pleased to inform you that our client, Corporación Naturgas, S.A., a company organized and existing under the laws of Panama ("Naturgas"), has requested us to structure a payment method to guarantee the full and complete payment of all pending obligations including the current outstanding obligation with UNITED MUD CHEM PVT, LTD (“United”) for USD 1.793.375,00 (the “Outstanding Obligation”).
As you may know, Naturgas, as well as all other suppliers and service providers of the Venezuelan state oil company Petróleos de Venezuela, S.A. ("PDVSA"), has faced an unforeseen and supervening impossibility to collect its invoices from PDVSA, due to the economic challenges that the Venezuelan state oil company and the country are currently confronting.
Notwithstanding the above, Naturgas is fully committed to honor its Outstanding Obligation with United (…).”
  • een legal opinion over de toewijsbaarheid van de vordering naar Indiaas recht;
  • een legal opinion over de verschuldigdheid van (handels)rente onder Indiaas recht en een verklaring van Bank of Maharashtra dat eiseres op haar Cash Credit-account een rente wordt gerekend van 12,3% per jaar.
zaak Oren vs Naturgas
2.4
Beide partijen hebben het op 16 augustus 2017 door dit Gerecht gewezen vonnis (KG 83302/2017) overgelegd, dat is gewezen in een vergelijkbaar kort geding tussen Oren Hydrocarbons Middle East FZCO, te Dubai, tegen gedaagde, waarbij de geldvordering van de eisende partij is toegewezen. Door gedaagde is haar memorie van grieven overgelegd.
2.5
Het Gerecht komt in de onderhavige zaak tot een vergelijkbare beoordeling en beslissing als in de zaak van Oren, met dien verstande dat op het punt van de afdekking van het restitutierisico en over de rente anders zal worden beslist.
rechtsmacht Curaçaose rechter
2.6
Gedaagde heeft in de eerste plaats gesteld dat het Gerecht in dit kort geding geen rechtsmacht toekomt, omdat partijen in respectievelijk India en Panama gevestigd zijn en de zaak geen enkele connexiteit heeft met Curaçao. Dat verweer wordt verworpen.
2.7
Eiseres heeft ter verzekering van haar vordering op gedaagde alhier conservatoir derdenbeslag gelegd. Op grond van art. 767 Rv kan na een gelegd vreemdelingenbeslag de eis in de hoofdzaak worden voorgelegd aan de rechter die het beslagverlof heeft verleend, indien geen andere weg openstaat om een executoriale titel hier te lande te verkrijgen. Vonnissen uit de hier (volgens gedaagde) mogelijk relevante andere jurisdicties - India, Panama, Venezuela - kunnen in Curaçao bij gebreke van een daartoe strekkende verdrags- of wetsbepaling niet ten uitvoer worden gelegd. Weliswaar kan erkenning van die uitspraken volgen in een procedure ex artikel 431 lid 2 Rv, maar dat is niet gelijk te stellen met de verkrijging van een executoriale titel als bedoeld in artikel 767 Rv (vergelijk: Gerecht in eerste aanleg van Curacao, ECLI:NL:OGEAC:2017:42
Nustar vs Waverley c.s.; Gerecht in eerste aanleg van Sint Maarten, ECLI:NL:OGEAM:2015:27
McDonald’s Casino Royale vs Lis Inc.; anders: GHvJNAA 2 mei 2000, NJ 2001,24
Verenigde Staten vs Pyemag c.s.en GHvJNAA 21 december 2001, NJ 2002, 374
Dowley vs Lefoll).
2.8
Onjuist is de stelling van gedaagde dat eiseres haar vordering in dit kort geding, anders dan haar vordering in de tevens aanhangige bodemprocedure, niet binnen de bij het beslagverlof gestelde termijn voor het instellen van de eisen in de hoofdzaak heeft ingesteld. Die termijn is immers een aantal malen verlengd, zoals blijkt uit de door eiseres overgelegde stukken. Afgezien daarvan geldt dat de rechtsmacht die uit art. 767 Rv voortvloeit een vordering in kort geding omvat als hier aan de orde, waarin hangende de eis in de hoofdzaak in de bodemprocedure in kort geding een voorziening wordt gevraagd die strekt tot het verkrijgen van een voorschot op hetgeen in de bodemprocedure wordt gevorderd.
2.9
Een forumkeuze op grond waarvan ten aanzien van de rechtsmacht anders moet worden geoordeeld is niet gemaakt.
Spoedeisend belang
2.1
Mede gelet op de door eiseres overgelegde verklaring van haar accountant, alsmede gelet op hetgeen hierna wordt overwogen over de betwisting door gedaagde van de vordering, heeft eiseres het in kort geding vereiste spoedeisend belang bij haar vordering.
Toepasselijk recht en inhoudelijke beoordeling
2.11
Eiseres heeft met verwijzing naar de op de gestelde koopovereenkomsten en leveringen betrekking hebbende bescheiden en correspondentie gemotiveerd uiteen gezet dat de rechtsverhouding van partijen wordt beheerst door het recht van India en dat gedaagde gehouden is tot betaling van het door haar gevorderde.
2.12
Gedaagde heeft zich onder meer verweerd de stelling dat niet zij de koper is, maar Esvenca. Daarvoor bestaan echter geen aanwijzingen, afgezien van de omstandigheid dat de goederen aan Esvenca (als geconsigneerde) zijn geleverd. De door eiseres overgelegde bescheiden met betrekking tot de koopovereenkomsten, de onbetwiste stelling van eiseres dat partijen al jarenlang zaken doen en de herhaalde erkenning door gedaagde van haar betalingsverplichtingen jegens eiseres, dwingen voorshands tot de conclusie dat gedaagde de koper is.
2.13
Gedaagde stelt verder dat naar internationaal privaatrecht voor koopovereenkomsten mogelijk niet Indiaas recht toepasselijk is, maar het recht van Panama of Venezuela, dat nader onderzoek complexe IPR-vraagstukken zou kunnen opleveren en dat de onderhavige overeenkomsten bovendien deels betrekking hebben op vervoer van goederen, waarvoor weer andere verwijzingsregels gelden. Ook deze verweren kunnen niet slagen.
2.14
Naar Curaçaos internationaal privaatrecht is India - als vestigingsplaats van eiseres als de verkoper en daarmee de kenmerkende prestant - aan te merken als het land waarmee de koopovereenkomsten het nauwst betrokken zijn, en daarmee is Indiaas recht het recht dat de gestelde koopovereenkomsten tussen partijen beheerst. In dit geding zijn geen aanknopingspunten gebleken op grond waarvan geoordeeld moet worden dat het recht van een ander land van toepassing is.
2.15
Bij gebreke van een steekhoudende inhoudelijke betwisting, en in het bijzonder ook gelet op de erkenning van de vordering door gedaagde zoals vervat in de door eiseres overgelegde correspondentie voorafgaand aan dit geding, is de door eiseres gevorderde hoofdsom toewijsbaar. Evenals naar Curaçaos recht, geldt naar Indiaas recht (en overigens ook naar Panamees en Venezolaans recht) dat de koper gehouden is om de overeengekomen, opeisbare en door de koper als verschuldigd erkende koopsom voor de door de verkoper aan de koper geleverde goederen aan de verkoper te betalen.
2.16
Of de vordering voldoet aan de eisen voor toewijzing in kort geding, dient te worden beoordeeld naar het recht van Curaçao, niet (mede) naar het recht van India (of Panama of Venezuela).
Rente
2.17
Wat betreft de gevorderde rente heeft eiseres verwezen naar een door haar overgelegd rechtskundig advies, waarin is uiteengezet dat naar Indiaas recht een (handels)rente van 12,3% geldt, kennelijk het percentage dat eiseres verschuldigd is over het debetsaldo op haar Cash Credit-account. Gedaagde heeft de juistheid van dit advies betwist. Het Gerecht leest in Section 34 van de Indiase Code of Civil Procedure 1908 een discretionaire bevoegdheid van de rechter om de rente vast te stellen (“as the Court deems reasonable”), met als bovengrens “the rate at which moneys are lent or advanced by nationalised banks in relation to commercial transactions”. Wat maximaal mogelijk is, hoeft niet zonder meer ook redelijk te zijn. Nu op dat punt door eiseres verder geen bijzonderheden zijn gesteld, zal het Gerecht een rente toewijzen gelijk aan de Curaçaose wettelijke rente, en wel met ingang van de vervaldata van de betreffende facturen.
Buitengerechtelijke kosten
2.18
Dat eiseres kosten heeft gemaakt om buiten rechte tot inning van haar vordering te komen volgt genoegzaam uit producties 5 tot en met 7 van eiseres. Met inachtneming van artikel 136 van het Procesreglement 2016 is terzake een bedrag van NAf 9.000 toewijsbaar.
Proceskosten
2.19
Gedaagde zal als de overwegend in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de kosten van het geding.
Restitutierisico
2.2
In hetgeen gedaagde heeft aangevoerd ten aanzien van het restitutierisico - eiseres is gevestigd in India, heeft geen aan gedaagde bekend voor verhaal vatbaar vermogen en is volgens haar eigen stellingen door het uitblijven van betaling van het hier in geschil zijnde bedrag in financiële problemen gekomen - ziet het Gerecht aanleiding aan de betalingsveroordeling de voorwaarde van zekerheidstelling te verbinden, een en ander als hierna in het dictum omschreven.

3.Beslissing

Het Gerecht, rechtdoende in kort geding
3.1
veroordeelt gedaagde aan eiseres te betalen USD 1.454.963,-, te vermeerderen met een rente gelijk aan de Curaçaose wettelijke rente te rekenen vanaf de vervaldata van de betreffende facturen tot aan de dag van algehele voldoening, zulks onder de voorwaarde dat eiseres ter afdekking van het restitutierisico ten behoeve van gedaagde zekerheid stelt in de vorm van een bankgarantie tot een maximumbedrag van USD 1.700.000,-, althans zekerheid in een tussen partijen nader overeen te komen vorm;
3.2
veroordeelt gedaagde in de kosten van het geding aan de zijde van eiseres gerezen, tot aan deze uitspraak begroot op NAf 7.500 aan griffierecht, NAf 369 aan oproepingskosten, NAf 1.500 voor salaris gemachtigde, en aan nakosten NAf 250 zonder betekening en NAf 400 in geval van betekening, alsmede tot betaling aan eiseres van NAf 9.000 terzake buitengerechtelijke kosten, al deze bedragen in geval van niet-voldoening te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de vijftiende dag na dit vonnis;
3.3
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
3.4
wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis in kort geding is gewezen door mr. P.E. de Kort en in aanwezigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op 17 november 2017.