4.Bewijsbeslissingen
4A. Vrijspraak ten aanzien van feit 1, impliciet primair (moord) en feit 2, impliciet primair (poging tot moord)
Evenals de officier van justitie en de raadsman heeft het Gerecht uit het onderzoek op de terechtzitting door de inhoud van wettige bewijsmiddelen niet de overtuiging bekomen dat bij het onder feit 1 en feit 2 tenlastegelegde sprake was van “voorbedachten rade”. In zoverre zal de verdachte daarvan worden vrijgesproken.
4B. Bewijsmiddelen
Het Gerecht komt tot bewezenverklaring van de onder 1 impliciet subsidiair, 2 impliciet subsidiair en 3 tenlastegelegde feiten op grond van de feiten en omstandigheden die in de navolgende wettige bewijsmiddelen zijn vervat.
1. Proces-verbaal van onderzoek plaats delict, p. 001 t/m 003, voor zover inhoudende als verklaring van verbalisant [verbalisant]s, brigadier bij het Korps Politie Curaçao, zakelijk weergegeven:
Op 16 november 2015 werd ik door de Centrale Meldkamer naar de Kaya Tula te Curaçao gedirigeerd, waar een schietincident had plaatsgevonden. Daar aangekomen zag ik een persoon op de grond liggen. Door [BP] werd ter plaatse de dood geconstateerd van de man in leven genaamd [slachtoffer].
2. Geschrift, te weten Autopsy S-15-57 (rapport van gerechtelijke sectie), los stuk, voor zover inhoudende zakelijk weergegeven en vrij vertaald vanuit de Engelse naar de Nederlandse taal:
Op 18 november 2015 heeft autopsie plaatsgevonden op het lichaam van [slachtoffer]. De doodsoorzaak is een schotwond in de borst. Het slachtoffer is overleden aan inwendige bloedingen vanwege perforaties in het hart, de longen, de aorta en longslagader. De kogel is verwijderd uit het zachte weefsel van de rechter rugstreek van het slachtoffer.
3. Een proces-verbaal van forensisch onderzoek naar aanleiding van een schietpartij met dodelijke afloop te Kaya Tula ter hoogte van nummer 4, d.d. 2 maart 2016, los stuk, voor zover inhoudende als verklaring van de verbalisanten [verbalisant], inspecteur bij het Korps Politie Curaçao en [verbalisant], hoofdagent, forensisch specialis en senior forensisch rechercheur bij het Korps Politie Curaçao, zakelijk weergegeven:
Uit het lichaam van het slachtoffer [slachtoffer] werd een loden kogel van kaliber .38 speciaal verwijderd. Deze kogel werd afgeschoten door een revolver van het kaliber.38 special of .357 magnum.
4. Proces-verbaal van getuige verklaring d.d. 16 november 2015, voor zover inhoudende de verklaring van getuige [getuige], p. 8 t/m 12, zakelijk weergegeven:
[slachtoffer] (het Gerecht begrijpt: [slachtoffer]) en ik waren in de Kaya Tula bij de woning van de dader (het Gerecht begrijpt: [verdachte]). De dader en [slachtoffer] begonnen met elkaar te bekvechten. De moeder van de dader ging tussen hen in staan. De dader loste een schot gericht op [slachtoffer] tegen zijn borst. Ik stond dicht naast [slachtoffer]. De dader richtte een schot op mij.
5. Proces-verbaal van getuige verklaring d.d. 18 november 2015, voor zover inhoudende de verklaring van getuige [getuige], p. 17, zakelijk weergegeven:
Toen [verdachte] (het Gerecht begrijpt: [verdachte]) een gericht schot op mij afvuurde, stond ik op een afstand van ongeveer 4 à 5 meter van hem. Toen [verdachte] het tweede op mij loste, was de afstand tussen ons meer dan 10 meter daar ik aan het rennen was.
6. Eigen waarneming van de rechter ter terechtzitting van 22 juni 2016, voor zover inhoudende zakelijk weergegeven:
De rechter bekijkt de videobeelden van Kaya Tula [nummer] en neemt het volgende waar, voor zover van belang.
Het tweede video bestand (174910 camera CH2)
17:33:52: [slachtoffer] maakt met zijn rechterarm een beweging naar rechts. De verdachte maakt ook allemaal bewegingen. Er is een verhitte discussie gaande.
17:34:00: de verdachte doet een stap naar achteren en maakt een beweging naar zijn broekband.
17:34:28: de moeder duwt de verdachte het erf op en [slachtoffer] het erf af. De moeder staat in de poortopening. De verdachte probeert langs zijn moeder naar buiten, waar [slachtoffer] zich bevindt, te gaan. [slachtoffer] komt terug richting de verdachte en zijn moeder. De verdachte wringt zich langs zijn moeder in de poortopening. Zijn moeder trekt hem een paar meter mee terug het erf op. Er vliegt iets door de lucht.
7. De verklaring van de verdachte afgelegd ter terechtzitting van 18 maart 2016, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Ik blijf bij mijn verklaring die ik bij de politie heb afgelegd, namelijk dat ik degene ben die op 16 november 2015 op [slachtoffer] en op [getuige] heeft geschoten. Ik heb twee keer in de richting van [getuige] geschoten. Hij stond twee a drie meter bij mij vandaan. Ik wist dat het vuurwapen dat ik had, geladen was.
8. De verklaring van de verdachte afgelegd ter terechtzitting van 22 juni 2016, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Ik neem waar op de videobeelden (het tweede videobestand) dat ik om omstreeks 17:34:00 een beweging maak naar mijn broekband. Dit is het moment waarop ik mijn vuurwapen pak. Ik houd het in mijn rechter hand. Ik neem waar dat ik om omstreeks 17:34:28 mezelf langs mijn moeder, die in de poortopening staat, wring. Ik heb het vuurwapen op dat moment in mijn linker hand. Daarna gaat het schot af en wordt [slachtoffer] geraakt. Ik neem waar dat mijn moeder mij vervolgens een paar meter mee terugtrekt het erf op. Daarna volgt het moment waarop ik in de richting van [getuige] heb geschoten. Het voorwerp dat door de lucht vliegt, is de fles die [getuige] in mijn richting heeft gegooid.
Opzet (feit 1 impliciet subsidiair en feit 2 impliciet subsidiair)
De raadsman heeft ten aanzien van de onder de feiten 1 en 2 tenlastegelegde doodslag respectievelijk poging tot doodslag betoogd dat het opzet daarop ontbreekt, zodat deze feiten niet bewezen kunnen worden en dus vrijspraak dient te volgen. De raadsman heeft met betrekking tot feit 1 aangevoerd dat het vuurwapen per ongeluk is afgegaan. Met betrekking tot feit 2 heeft hij aangevoerd dat de verdachte niet gericht op [getuige] heeft geschoten en slechts heeft geschoten om [getuige] schrik aan te jagen.
Het Gerecht acht het opzet op de dood van [slachtoffer] bewezen op grond van de gedraging van de verdachte. Uit de videobeelden en de verklaring van de verdachte blijkt dat de verdachte zich, nadat hij door zijn moeder is teruggeduwd op het erf, langs zijn moeder wringt met een geladen vuurwapen in zijn hand en vervolgens - op korte afstand van [slachtoffer] - een schot in diens richting aflost. Aldus handelend kan het niet anders zijn dan dat de verdachte daarmee de dood van [slachtoffer] heeft beoogd. Het Gerecht acht derhalve bewezen dat de verdachte (vol) opzet had op de dood van [slachtoffer]. Gezien de videobeelden acht het Gerecht het ongeloofwaardig dat de verdachte de trekker per ongeluk tijdens een schermutseling heeft overgehaald, zoals hij heeft verklaard. Er was op het moment van het schieten op [slachtoffer] geen sprake van een schermutseling; de verdachte ging op [slachtoffer] af en heeft hem vervolgens beschoten.
Het Gerecht acht het opzet op de dood van [getuige] eveneens bewezen. Uit de videobeelden blijkt dat zich op het moment van de schietpartij meerdere personen op het erf en op straat bevonden. De kans dat de twee door de verdachte afgevuurde kogels iemand zouden raken, acht het Gerecht naar algemene ervaringsregels aanmerkelijk. De verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat [getuige] op korte afstand van hem stond. Alle feiten en omstandigheden in onderling verband en samenhang beschouwd, leiden het Gerecht tot de slotsom dat het lossen van de twee schoten in de richting van [getuige] moet worden aangemerkt als een gedraging zozeer gericht op het mogelijke gevolg, te weten de dood van [getuige], dat het niet anders kan zijn dan dat de verdachte bewust de aanmerkelijke kans op dat gevolg heeft aanvaard. Het voorwaardelijk opzet op de dood van [getuige] is derhalve bewezen.
4D. Bewezenverklaring
Het Gerecht heeft uit het onderzoek op de terechtzitting door de inhoud van wettige bewijsmiddelen de overtuiging bekomen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat het bewezen acht:
1.
dat hij op 16 november 2015 in Curaçao opzettelijk [slachtoffer] van het leven heeft beroofd, immers heeft verdachte met dat opzet met een vuurwapen gericht op die [slachtoffer] geschoten, waardoor die [slachtoffer] een kogelverwonding heeft opgelopen, ten gevolge waarvan voornoemde [slachtoffer] is overleden;
2.
dat hij op 16 november 2015 in Curaçao ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk [getuige] van het leven te beroven, met dat opzet met een vuurwapen meerdere malen in de richting van die [getuige] heeft geschoten, zijnde de verdere uitvoering van dat door hem, verdachte, voorgenomen misdrijf niet voltooid;
dat hij op 16 november 2015 in Curacao voorhanden heeft gehad een vuurwapen in de zin van de Vuurwapenverordening 1930 en meerdere patronen,
zijndemunitie in de zin van de Vuurwapenverordening 1930.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten zijn verbeterd. Blijkens het verhandelde op de terechtzitting is verdachte daardoor niet geschaad in zijn verdediging.
Hetgeen meer of anders is tenlastegelegd dan hier als bewezen is aangenomen, is niet
bewezen, zodat de verdachte hiervan zal worden vrijgesproken.