In deze zaak heeft de Voogdijraad Caribisch Nederland een verzoek ingediend tot herberekening van de kinderalimentatie voor twee minderjarige kinderen, geboren in respectievelijk 2009 en 2013. De man, die in Aruba woont, is het niet eens met het door de Voogdijraad berekende bedrag van USD 205,- per maand. Hij stelt dat hij momenteel geen inkomen heeft en financieel afhankelijk is van zijn partner. De procedure omvatte een mondelinge behandeling op 8 oktober 2025, waarbij de man via videoverbinding aanwezig was. De rechter heeft vastgesteld dat de man zelf verantwoordelijk is voor zijn inkomensverlies, aangezien hij zijn dienstverband in Nederland niet heeft verlengd door frequent afwezig te zijn. De rechter benadrukt dat bij het bepalen van de draagkracht van de onderhoudsplichtige niet alleen naar het huidige inkomen gekeken moet worden, maar ook naar de verdiencapaciteit in de toekomst. De man heeft geen overtuigende argumenten aangedragen die zijn onvermogen om alimentatie te betalen onderbouwen. De rechter concludeert dat de man redelijkerwijs in staat moet worden geacht om zijn vroegere inkomen te verwerven, en dat zijn betalingsonwil eerder een rol speelt dan betalingsonmacht. De beschikking legt vast dat de man de kinderalimentatie moet betalen zoals berekend door de Voogdijraad, en dat deze beslissing uitvoerbaar bij voorraad is, wat betekent dat de man de alimentatie moet betalen, ook als hij in hoger beroep gaat. Beide partijen worden verplicht om hun eigen proceskosten te dragen.