Uitspraak
1.Procesverloop
2.Uitgangspunten en feiten
3.Beoordeling van het middel
4.Beslissing
8 maart 2024.
Hoge Raad
In deze zaak, die voor de Hoge Raad is gebracht, gaat het om de vaststelling van kinderalimentatie en de beoordeling van de draagkracht van de man. De vrouw, verzoekster tot cassatie, heeft beroep ingesteld tegen de beschikking van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, waarin de man, verweerder in cassatie, zijn draagkracht betwistte. De man stelde dat hij sinds oktober 2021 geen inkomsten meer had uit zijn oude onderneming door een wetswijziging, en dat zijn inkomensdaling niet verwijtbaar was. De vrouw betwistte dit en stelde dat de man wel degelijk verwijtbaar had gehandeld door niet eerder naar alternatieven te zoeken.
Het hof had de inkomensgegevens van de man over 2021 en 2022 in zijn beoordeling betrokken, maar de vrouw stelde dat het hof de stellingen over de fictieve draagkracht van de man zonder motivering had verworpen. De Hoge Raad oordeelde dat het hof deze stellingen niet had mogen negeren en dat de draagkracht van de man opnieuw beoordeeld moest worden. De Hoge Raad vernietigde de beschikking van het hof en verwees de zaak naar het gerechtshof 's-Hertogenbosch voor verdere behandeling. Deze uitspraak benadrukt het belang van een zorgvuldige beoordeling van de draagkracht van onderhoudsplichtigen, waarbij niet alleen het huidige inkomen, maar ook de mogelijkheden voor toekomstig inkomen in overweging moeten worden genomen.