ECLI:NL:OGEABES:2024:75

Gerecht in eerste aanleg van Bonaire, Sint Eustatius en Saba

Datum uitspraak
3 oktober 2024
Publicatiedatum
25 oktober 2024
Zaaknummer
400.00435/23
Instantie
Gerecht in eerste aanleg van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Doodslag en mishandeling met gebruik van een wapen tijdens steekpartij op Bonaire

In de zaak tegen de verdachte, geboren op [geboortedatum] 1981 te Dominicaanse Republiek en wonende op Bonaire, heeft het Gerecht in eerste aanleg van Bonaire op 3 oktober 2024 uitspraak gedaan. De verdachte is beschuldigd van doodslag en mishandeling met gebruik van een wapen, na een steekpartij die plaatsvond in de nacht van 26 december 2023. Tijdens de openbare terechtzittingen op 7 maart, 13 juni en 12 september 2024, is de verdachte bijgestaan door zijn raadsvrouw, mr. M.M.A. van Lieshout. De officier van justitie, mr. L.E. Stroink, heeft gevorderd dat de verdachte wordt vrijgesproken van moord, maar dat de doodslag en mishandeling bewezen worden verklaard, met een gevangenisstraf van 14 jaren. De raadsvrouw heeft pleit voor integrale vrijspraak.

De feiten zijn als volgt: op 26 december 2023 heeft de verdachte, tijdens een vechtpartij bij de bar La Fogata op Bonaire, het slachtoffer [slachtoffer 1] met een mes gestoken, wat leidde tot diens overlijden. Ook heeft hij [slachtoffer 2] mishandeld. Het Gerecht heeft vastgesteld dat er onvoldoende bewijs is voor moord, maar dat de doodslag en mishandeling wel wettig en overtuigend bewezen zijn. De getuigenverklaringen en forensische bewijzen, waaronder DNA-sporen op het mes en de kleding van de verdachte, ondersteunen de bevindingen van het Gerecht.

De verdachte is veroordeeld tot een gevangenisstraf van 12 jaren, waarbij rekening is gehouden met zijn eerdere veroordelingen voor geweldsdelicten en het feit dat de steekpartij plaatsvond in het bijzijn van vele getuigen, wat heeft geleid tot gevoelens van onveiligheid in de gemeenschap. Daarnaast zijn er schadevergoedingen toegewezen aan de benadeelde partijen, waaronder [benadeelde partij 1] en [benadeelde partij 2]. De vorderingen van de benadeelde partijen zijn gedeeltelijk toegewezen, met inachtneming van de wettelijke rente vanaf de datum van het delict.

Uitspraak

Parketnummer: 400.00435/23
Uitspraak: 3 oktober 2024 Tegenspraak
Vonnis van dit Gerecht
in de strafzaak tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1981 te Dominicaanse Republiek,
wonende op Bonaire, [woonplaats],
thans gedetineerd in het huis van bewaring op Bonaire.

Onderzoek van de zaak

Het onderzoek ter openbare terechtzitting heeft plaatsgevonden op 7 maart 2024, 13 juni 2024 en 12 september 2024. De verdachte is telkens verschenen, bijgestaan door de raadsvrouw mr. M.M.A. van Lieshout, advocaat op Bonaire.
De benadeelde partijen [benadeelde partij 1] en [benadeelde partij 2] (namens het minderjarige kind van het slachtoffer, [kind slachtoffer 1]) hebben zich ter terechtzitting gevoegd in het strafproces met een vordering tot schadevergoeding. Zij worden bijgestaan door raadsman mr. A.T.C. Nicolaas, advocaat op Bonaire.
De officier van justitie, mr. L.E. Stroink, heeft ter terechtzitting gevorderd dat het Gerecht verdachte zal vrijspreken van de onder feit 1 primair, impliciet primair ten laste gelegde moord. Zij heeft daarnaast gevorderd dat het Gerecht de onder feit 1 primair impliciet subsidiair ten laste gelegde doodslag en het onder feit 2 ten laste gelegde, bewezen zal verklaren en de verdachte daarvoor zal veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van 14 jaren met aftrek van voorarrest.
Haar vordering behelst voorts:
  • de teruggave van de in beslag genomen telefoon aan verdachte;
  • de volledige toewijzing van de vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij 2] en de oplegging van de wettelijke rente en een daarbij behorende schadevergoedingsmaatregel aan de verdachte;
  • de toewijzing van de vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij 1] tot een bedrag van $ 5.778,28 en de niet-ontvankelijkverklaring van die benadeelde partij in hetgeen zij overigens heeft gevorderd en de oplegging van de wettelijke rente en een daarbij behorende schadevergoedingsmaatregel aan de verdachte.
De raadsvrouw heeft integrale vrijspraak bepleit. De vorderingen van de benadeelde partijen [benadeelde partij 1] en [benadeelde partij 2] moeten daarom niet-ontvankelijk worden verklaard, dan wel worden afgewezen.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
Feit 1:
hij, op of omstreeks 26 december 2023, op het eiland Bonaire, [slachtoffer 1], opzettelijk en al dan niet met voorbedachten rade van het leven heeft beroofd, door die [slachtoffer 1] meermaals, althans eenmaal, met een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp, in de borst en/of het been, althans in het {boven)lichaam, te steken en/of te snijden;
althans, indien voorgaande niet tot een bewezenverklaring mocht leiden, subsidiair,
dat hij, op of omstreeks 26 december 2023, op het eiland Bonaire, met voorbedachten rade, at dan niet met gebruikmaking van een wapen, als bedoeld bij het tweede lid van artikel 1 van de Wapenwet BES, [slachtoffer 1], heeft mishandeld, door die [slachtoffer 1] meermaals, althans eenmaal, met een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp, in de borst en/of het been, althans in het (boven)lichaam, te steken en/of te snijden, terwijl het feit de dood ten gevolge heeft gehad;
Feit 2:
hij, op of omstreeks 26 december 2023, op het eiland Bonaire, al dan niet met gebruikmaking van een wapen, als bedoeld bij het tweede lid van artikel 1 van de Wapenwet BES, [slachtoffer 2], heeft mishandeld, door die [slachtoffer 2], meermaals, althans eenmaal, met een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp, in zijn hand, althans in het lichaam, te steken en/of te snijden.
Vrijspraak van de onder feit 1 primair (impliciet primair) ten laste gelegde moord
Het Gerecht is met de raadsvrouw en de officier van justitie van oordeel dat voor het bestanddeel ‘voorbedachte rade’ zoals onder feit 1 primair (impliciet primair) ten laste is gelegd, onvoldoende wettig bewijs voorhanden is. De verdachte zal daarom van dit onderdeel worden vrijgesproken.

Bewezenverklaring

Het Gerecht vindt - op grond van de hierna weergegeven bewijsmiddelen en de nadere bewijsoverwegingen, in onderling verband en samenhang beschouwd - wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder feit 1 primair (de impliciet subsidiair ten laste gelegde doodslag) en het onder feit 2 ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
Feit 1:
hij op 26 december 2023 op het eiland Bonaire [slachtoffer 1] opzettelijk van het leven heeft beroofd door die [slachtoffer 1] met een mes in de borst te steken;
Feit 2:
hij op 26 december 2023 op het eiland Bonaire met gebruikmaking van een wapen, als bedoeld bij het tweede lid van artikel 1 van de Wapenwet BES, [slachtoffer 2] heeft mishandeld door die [slachtoffer 2] met een mes in zijn hand te steken.
Het Gerecht acht niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard, zodat hij daarvan zal worden vrijgesproken.

Bewijsmiddelen

Het Gerecht grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan, op de feiten en omstandigheden die in de hierna volgende bewijsmiddelen zijn vervat en redengevend zijn voor de bewezenverklaring. [1]
Daarbij wordt opgemerkt dat ieder bewijsmiddel, ook in zijn onderdelen, slechts wordt gebruikt tot bewijs van dat bewezen verklaarde feit, of die bewezen verklaarde feiten, waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft en, voor zover het een geschrift als bedoeld in artikel 387, eerste lid, aanhef, onder e Sv betreft, telkens slechts wordt gebezigd in verband met de inhoud van de andere bewijsmiddelen.
1.Op 5 januari 2024 heeft de patholoog dr. F.R.W. de Goot het lichaam van [slachtoffer 1] onderzocht en hij heeft dit vastgelegd in een forensisch pathologie verslag. Hierin heeft hij het volgende vastgelegd:
“Algemene gegevens:
Achternaam: [achternaam slachtoffer 1]
Voornamen: [voornaam slachtoffer 1]
Geboortedatum: [geboortedatum slachtoffer 1] 1994, Leeftijd: 29 jaren
Overleden: 26 december 2023 te Bonaire.
B11: Letsel
Letsel B: Rechts voorwaarts aan de borst was een scherprandige huidklieving. Er was tenminste 1 scherp uiteinde en mogelijk een stomp uiteinde.
Letsel D: In de rechter knieholte.
Steekkanalen
Letsel B: er was een steekkanaal vervolgbaar lopende van rechts naar links, wezenlijk schuin naar onderen en naar achteren. Lengte van het steekkanaal gemeten aan het lichaam in horizontale en gestrekte positie was circa 10 tot 12 cm. Enige variante mogelijk door de bewegelijkheid van het hart ten tijde van verwonden.
F1: Definitieve epicrise
Bij sectie bleek sprake van twee steekkanalen. Steekkanaal B en D.
Steekkanaal B verliep van rechts naar links, wezenlijk schuin naar onderen en naar achteren. In het steekkanaal lag onder anderen de rechter long onderkwab de rechterzijde van het hart (de rechter boezem overgaande in de bovenzijde van de rechter ventrikel). De lengte van het steekkanaal gemeten aan het lichaam in horizontale en gestrekte positie was circa 10 tot 12 cm. Gezien de bloeduitstorting en de grote hoeveelheid bloed in de borstholte was dit bij leven opgelopen en het verklaard het intreden van de dood zonder meer op basis van bloedverlies en wezenlijke beperking van de hartfunctie.
F2: Definitieve conclusie
Bij [slachtoffer 1] was bloedverlies en beperking van de hartfunctie door steekletsel de oorzaak van het intreden van de dood. Een andere doodsoorzaak zoals bijvoorbeeld een toxicologische oorzaak of door toedoen van ziekelijke afwijkingen aan de organen waren niet aanwijsbaar.” [2]
2.Op 26 december 2023 omstreeks 02:00 uur kwam verbalisant [verbalisant 1] ter plaatse, naar aanleiding van een telefonische oproep van de wachtcommandant [wachtcommandant] om ter plaatse te gaan vanwege een steekincident op de Kaya Nikiboko Noord ter hoogte van La Fogota. Hij heeft het volgende gerelateerd:
“Ik, verbalisant [verbalisant 1], begaf mij naar de locatie waar ik omstreeks 02:00 uur ter plaatse kwam. Ik ben verder samen met forensisch opsporing rechercheur [verbalisant 2] en wachtcommandant [wachtcommandant], over het plaats delict gelopen, waarop [wachtcommandant] een zwartkleurig mes met bloedsporen op het lemmet ter hoogte van de oprit waar de personenbus [kenteken nummer] geparkeerd stond, aantrof. Deze zwartkleurige mes bevond zich onder een soort hek geconstrueerd door houten paletten. De rechercheur [verbalisant 2] nam het zwartkleurige mes in beslag.” [3]
3.Verbalisant [verbalisant 2] heeft het mes in beslag genomen en opgestuurd voor nader onderzoek. Hij heeft het volgende gerelateerd:
“Op 26 december 2023 omstreeks 02:15 uur heb ik een aanvang gemaakt met het forensisch technisch sporenonderzoek op de Kaya Nikiboko Noord ter hoogte van La Fogota en omgeving. Ik zag:- De exacte plek was tussen de bar en La Fogota en de zijgevel van Discount Forever;
- Een houten structuur samengesteld uit hergebruikte pallets ter hoogte van de oprit waar het busje van “mi Peru” stond geparkeerd;
- Voor de houten structuur een zwart bebloed uitklapbaar mes.

Ik heb het uitklapbare mes op de voorgeschreven wijze veiliggesteld en in beslag genomen voor verder te verrichten onderzoek.

Ik heb tijdens mijn onderzoek de volgende SVO’s veiliggesteld, verpakt en gewaarmerkt:
SIN
Omschrijving
Afkomstig
AALU6302NL
Zwartkleurig uitklapbare mes
Voor de houten structuur
De SVO voorzien van SIN AALU6302NL wordt naar het NFI gestuurd voor verder te verrichten DNA onderzoek.” [4]
4.Verbalisant [verbalisant 2] heeft in het ziekenhuis een zwarte plastic zak overhandigd gekregen met daarin kleding van verdachte en heeft deze vervolgens in beslag genomen. Hij heeft het volgende gerelateerd:
“ Op dinsdag 26 december 2023 was de verdachte [verdahchte] opgenomen in de speciale zorgafdeling van hospitaal Mariadal.
Wij begaven ons naar Mariadal Hospitaal om de aanhouding te verrichten. Vervolgens werd aan mij een zwarte plastic zak overhandigd door het personeel van de specialez
orgafdeling van Mariadal. In die zwarte zak zaten een crèmekleurige lange broek en bruine schoenen van de verdachte [verdachte]. Deze werden door mij in beslag genomen en veiliggesteld voor verder onderzoek.
Op het bureau aangekomen werden de svo’s op de voorgeschreven wijze apart verpakt, gewaarmerkt en verzendklaar gemaakt om naar het NFI te worden verzonden voor verder onderzoek. Gewaarmerkte svo’s:
-een crèmekleurige lange broek AALU6310NL
-bruine schoenen AALU6311NL.” [5]
5.Het Nederlands Forensisch Instituut (NFI) heeft de aangeboden SVO’s op 9 april 2024 ontvangen van het Korps Politie Caribisch Nederland en heeft deze vervolgens onderzocht. Ing. M.J.W. Pouwels schrijft in het NFI rapport van 27 mei 2024 het volgende:
“2. Ontvangen materiaal
SIN
Omschrijving
AALU6302NL
Zakmes
AALU6310NL
Lange broek van verdachte [verdachte]
AALU7025NL
Referentiemonster bloed van slachtoffer [slachtoffer 1]

3. Onderzoek naar biologische sporen.

Zakmes AALU6302NL
Het mes is onderzocht op de aanwezigheid van bloed. Verspreid over het gehele mes is bloed aangetroffen. Drie bloedsporen, twee op het lemmet en een op het heft, zijn bemonsterd. De bemonsteringen zijn als AALU6302NL#01 tot en met #03 veiliggesteld voor een DNA-onderzoek. Het heft van het mes is bemonsterd gericht op het verzamelen van DNA van diegene die het mes heeft gehanteerd. Hierbij is getracht het aanwezige bloed te vermijden.
Lange broek van verdachte [verdachte] AALU6310NL
De buitenzijde van de broek is onderzocht op de aanwezigheid van bloed. Verspreid over de gehele buitenzijde van de broek is bloed aangetroffen, Zes bloedsporen zijn bemonsterd. De bemonsteringen zijn als AALU6310NL#01 en #06 veiliggesteld voor een DNA-onderzoek.

4. DNA-onderzoek

Onderstaande bemonsteringen zijn onderworpen aan een DNA onderzoek.

SIN
Omschrijving bemonstering
AALU6302NL#01
bloedspoor op linkerzijde van snijrand van lemmet, nabij de punt
AALU6302NL#02
bloedspoor op rechterzijde lemmet nabij overgang met heft
AALU6302NL#03
bloedspoor op achterkant van heft
AALU6302NL#04
heft
AALU6310NL#01
bloedspoor op insteek van rechterbroekzak
AALU6310NL#02
bloedspoor op buitenkant van linkerbroekspijp, ter hoogte van bovenbeen
AALU6310NL#03
bioedspoor op buitenkant van rechterbroekspijp, ter hoogte van knie
AALU6310NL#04
bloedspoor op buitenkant onderaan linkerbroekspijp
AALU6310NL#05
bloedspoor op buitenkant linkerbroekspijp, ter hoogte van heup
AALU6310NL#06
bloedspoor op buitenkant van rechterbroekspijp, ter hoogte van knieholte

6. Bij het onderzoek betrokken personen

In onderstaande tabel staat van wie het DNA-profiel is betrokken bij het onderzoek binnen deze zaak.

7. Resultaten, interpretatie en conclusie van het onderzoek

In onderstaande tabel staan de resultaten van het onderzoek naar biologische sporen en het DNA-onderzoek. Naast het betreffende SIN met omschrijving staat vermeld van wie het DNA in de bemonstering afkomstig kan zijn en wat de resultaten van het onderzoek naar de aard van het celmateriaal zijn. In deze tabel zijn ook de resultaten van de berekende bewijskracht vermeld. ” [6]
6.De getuige [slachtoffer 2] is op 26 december 2023 omstreeks 05:10 uur door de politie gehoord. Hij heeft het volgende verklaard:
“Ik stond buiten samen met de maat van me die kwam te overlijden. Hij heet [slachtoffer 1]. Ik stond samen met hem en twee andere jongens. Ik zag dat de twee mannen een woordenwisseling met elkaar hadden. Ik zag dat mijn vriend, de overledene, in hun richting liep en in hun midden ging staan om kennelijk het probleem wat er gaande was te sussen en hen uit elkaar te halen. Ik kwam dichterbij en zag dat ineens heen en weer werd geduwd en men achteruit ging. De jongen die nu in het ziekenhuis ligt (het Gerecht begrijpt: verdachte), zag ik dat hij zich ermee ging bemoeien. Ik zag dat [slachtoffer 1] en de ene man die nu in het ziekenhuis ligt met elkaar op de vuist gingen. Een aantal personen samen met mij haalden ze uit elkaar en ze zeiden tegen de man die nu in het ziekenhuis ligt, om ermee te stoppen. Ik zag dat de man onder invloed was van alcohol en niet wilde stoppen. Ik zag dat hij iets vasthield, maar ik kon niet gelijk zien wat het was. Ik zag dat deze man die nu in het ziekenhuis ligt ineens richting [slachtoffer 1] rende en op dat moment zag ik dat hij een mes in zijn rechterhand hield. Ik rende achter hem aan en zei tegen hem dat als hij met de vriend van me bemoeid, ook met mij te maken had. Ik zag dat deze man stopte en omdraaide. Ik zag dat hij een stap in mijn richting deed en vanuit onderhands met kracht stekende bewegingen richting mijn persoon maakte met betrokken mes. Op dat moment schrok ik en strekte ik mijn hand in de richting van zijn hand om te voorkomen neergestoken te worden. Ik voelde dat ik geraakt werd aan mijn linkerhand. Ik voelde dat ik gestoken werd. Ik voelde meteen heel veel pijn aan mijn hand en begon hevig te bloeden.
Ik zag dat hij op mijn vriend afrende. Ik zag dat mijn vriend een schopbeweging maakte en ik zag dat hij mijn vriend een steekbeweging maakte ter hoogte van zijn been. Mijn vriend viel en op het moment dat mijn vriend probeerde op te staan, zag ik dat de man mijn vriend hem in zijn borst stak.” [7]
7.De getuige [getuige 1] is op 26 december 2023 omstreeks 20:30 uur door de politie gehoord. Hij heeft het volgende verklaard:
“A= Ze hebben mijn kameraad voor mijn neus vermoord.
V= Over welke persoon heb je het?
A= Hij was gekleed in het grijs. Ik herinner mij dat hij in een pick-up wit van kleur was weggereden. Ik hoorde dat ze “[…]” naar zijn persoon riepen.
V= Herinner je welke zijde hij in de pick-up stapte en waar was de pick-up?
A= Ik kwam bij "La Fogata". Dat was om en nabij 01:00 uur in de nacht van dinsdag 26 december 2023. Ik ging niet eens naar binnen toen ik door de man dat later slachtoffer werd, werd aangesproken. Ik noem hem "[bijnaam slachtoffer 1]".
V: Wat gebeurde er verder?
A= [bijnaam slachtoffer 1] was met een vriend van hem. Mijn broer [broer getuige 1] sprak betrokken man waarmee [bijnaam slachtoffer 1] was.
A= En toen kwam de duivel. Uit het niets zei hij tegen [bijnaam slachtoffer 1] dat hij zijn bek/mond moest houden. De mensen hadden ze uit elkaar gehaald. Ik liep samen met [bijnaam slachtoffer 1] naar zijn auto. We draaiden ons en zagen dat de man al dichtbij ons was en ik zag dat hij [bijnaam slachtoffer 1] met een mes in zijn borstkast stak. Ik zag het mes. Het was een zwartkleurig mes. Het was een type mes dat ze bij het duiken gebruiken. Ik zag dat de man terugkeerde naar [bijnaam slachtoffer 1] en ik zag een neef van [bijnaam slachtoffer 1]. Hij zei tegen de man: ‘Als je [bijnaam slachtoffer 1] moet neersteken, steek mij maar neer’. Ik zag dat de man op betrokken man instak en hem in zijn hand had gestoken.
A= Ik zag vervolgens dat hij richting [bijnaam slachtoffer 1] keerde en [bijnaam slachtoffer 1] vocht nog met hem en kwam ten val. Toen hij viel ging betrokken man op hem. [bijnaam slachtoffer 1] hield hem op een afstand met zijn been en hij stak [bijnaam slachtoffer 1] in zijn benen. Daar kwamen mensen erbij, maar daar had hij [bijnaam slachtoffer 1] nog gestoken. Ten tijde dat [bijnaam slachtoffer 1] bij de pick-up aangeleund was, kwam de man naar [bijnaam slachtoffer 1] toe en stak hem nog een keer.” [8]
8.De getuige [getuige 2] is op 26 december 2023 omstreeks 03:40 uur door de politie gehoord. Hij heeft het volgende verklaard:
“A: Ik zag dat [bijnaam verdachte] aan kwam rennen en ik zag dat hij een mes in zijn rechterhand vasthield. Ik zag dat het een soort uitvouwbaar mes was.
A: Ik zag dat [bijnaam verdachte] een keer stekende bewegingen maakte. Ik schat zo’n vijf a zes keer dat hij dat deed. Ik zag dat hij bleef steken.
V= Was het slachtoffer met de rug naar [bijnaam verdachte] toe of keek hij [bijnaam verdachte] aan toen [bijnaam verdachte] hem bereikte en begon te steken?
A= Ik zag dat het slachtoffer [bijnaam verdachte] aankeek en zag dat hij probeerde [bijnaam verdachte] uit te wijken, maar [bijnaam verdachte] had hem in een keer goed te pakken.” [9]
9.De getuige [getuige 3] is op 29 december 2023 omstreeks 12:40 uur door de politie gehoord. Hij heeft het volgende verklaard:
“V: Wat was er in de nacht van 26 december 2023 bij La Fogata gebeurd?
A: Op een gegeven moment ontstond een incident, waarbij een confrontatie was tussen [bijnaam slachtoffer 1] en [bijnaam verdachte]. Ze warden uit elkaar gehaald en wij hadden [bijnaam slachtoffer 1] meegenomen verder op, waar wij voorheen zaten. Toen wij daar zaten, kwam [bijnaam verdachte] terug en daar had hij een mes gebracht, ik zag duidelijk, hoe hij [bijnaam slachtoffer 1] in de borst had gestoken.
V: Hoe had [bijnaam verdachte], [bijnaam slachtoffer 1] gestoken?
A: Ik had gezien, dat hij een beweging een beetje van boven naar beneden een stekende beweging doen.
[bijnaam slachtoffer 1] had een trap aan [bijnaam verdachte] gegeven en daar had [bijnaam verdachte] en gestoken. Ik weet niet of [bijnaam verdachte], [bijnaam slachtoffer 1] eerst in de been had gesneden of wat.” [10]
10.De getuige [getuige 4] is op 30 januari 2024 omstreeks 10:25 uur door de politie gehoord. Hij heeft het volgende verklaard:
“Ik ging binnen in La Fogata. Daarna zag ik dat er een discussie ontstond tussen [bijnaam verdachte] en [bijnaam slachtoffer 1]. Op een gegeven moment zag ik [bijnaam verdachte] onze richting komen. Ik zag dat hij een mes in zijn hand had. Daarna zag ik dat [bijnaam verdachte] rond keek en rende richting [bijnaam slachtoffer 1]. Ik zag dat de vriend/familie van [bijnaam slachtoffer 1] achter hem rende en raakt hem aan en aan hem gezegd als je [bijnaam slachtoffer 1] wil steken moet je mij neerststeken. Ik zag dat [bijnaam verdachte] een stekende beweging tegen de familie/vriend van [bijnaam slachtoffer 1] deed. Daarna rende hij verder in de richting van [bijnaam slachtoffer 1]. Tot aan het laatste moment toen [bijnaam slachtoffer 1] zich omdraait maak [bijnaam verdachte] een stekende beweging tegenover [bijnaam slachtoffer 1]. Ik weet niet waar hij hem eerst raakte. Ik zag dat [bijnaam slachtoffer 1] probeerde met hem te vechten maar hij viel op de grond. En [bijnaam verdachte] begon meer stekende bewegingen in de richting van [bijnaam slachtoffer 1] te doen terwijl [bijnaam slachtoffer 1] op de grond lag.” [11]
11.De arts P. Noorda en chirurg R. Gadiot, hebben [slachtoffer 2] onderzocht en de volgende medische verklaring opgesteld:
“Diagnose: Laceratie linkerhand t.g.v. steekverwonding, heden geen aanwijzing voor pees- of zenuwletsel.” [12]
12.De verdachte heeft ter terechtzitting het volgende verklaard:
“Ik ben die avond naar La Fogata toegegaan. Ik stond buiten, toen was er een vechtpartij. Het klopt dat ik die avond een crèmekleurige lange broek aan had en bruine schoenen. ” [13]

Bewijsoverwegingen

Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft zich ten aanzien van de onder feit 1 primair (impliciet subsidiair) ten laste gelegde doodslag op het standpunt gesteld dat het wettig en overtuigend kan worden bewezen dat verdachte zich hieraan schuldig heeft gemaakt. Zij heeft daartoe aangevoerd dat er betrouwbare getuigen zijn die verdachte hebben zien steken. Op basis van het forensisch pathologie verslag kan worden vastgesteld dat het slachtoffer is overleden aan deze steekverwondingen. Op de plaats delict is een mes aangetroffen en deze komt overeen met de beschrijving van het mes door enkele getuigen. Op het mes zit op het heft DNA van verdachte en op het lemmet DNA van zowel verdachte als het slachtoffer. Tot slot zit ook het bloed van het slachtoffer op de kleding van verdachte.
De officier van justitie heeft zich ten aanzien van feit 2 eveneens op het standpunt gesteld dat er voldoende wettig en overtuigend bewijs is. Zij heeft daartoe aangevoerd dat [slachtoffer 2] voor het slachtoffer is opgekomen en geprobeerd heeft om een steekbeweging af te weren met zijn hand. Hierdoor heeft hij letsel opgelopen. De letselverklaring en foto’s van het letsel maken deel uit van het dossier. De getuige [getuige 4] heeft het zien gebeuren en ook de camerabeelden ondersteunen dit incident.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw van verdachte heeft bepleit dat verdachte integraal van feiten 1 en 2 moet worden vrijgesproken in verband met het ontbreken van wettig en overtuigend bewijs.
Ten aanzien van feit 1 heeft de raadsvrouw aangevoerd dat op basis van het dossier niet kan worden vastgesteld dat het slachtoffer is overleden als gevolg van steekverwondingen van een mes, en meer specifiek het mes dat is gevonden binnen het gebied van het plaats delict. De lengte van het lemmet van het mes is korter dan het steekkanaal welke wordt omschreven in het sectierapport.
Ook kan niet worden vastgesteld dat verdachte verantwoordelijk is voor de verwondingen waaraan het slachtoffer is overleden. In het onderzoek is onvoldoende rekening gehouden met de mogelijkheid dat iemand anders dan verdachte de fatale steken heeft toegebracht. Deze eenzijdige focus op verdachte zonder alternatieve scenario’s te onderzoeken wijst volgens de verdediging op tunnelvisie.
Het gegeven dat er op het mes DNA-materiaal is aangetroffen welke afkomstig is van verdachte en het slachtoffer, is onvoldoende om te komen tot het bewijs dat dit het wapen is geweest waarmee het slachtoffer is gestoken en dat verdachte het mes heeft gehanteerd. Er is immers geen DNA van [slachtoffer 2] op het mes aangetroffen, terwijl de stelling van het OM is dat hij eveneens met dit mes is gestoken.
De getuigenverklaringen zijn inconsistent, tegenstrijdig en kunnen naar de mening van de verdediging niet als betrouwbaar worden beschouwd. Geen van de getuigen heeft verklaard dat ze hebben gezien dat verdachte het mes heeft weggegooid.
Ten aanzien van feit 2 heeft de raadsvrouw bepleit dat de getuigenverklaringen onduidelijk en tegenstrijdig zijn. Er is geen objectief bewijs dat verdachte [slachtoffer 2] heeft mishandeld.
Oordeel van het Gerecht
Bewijsoverwegingen feit 1
Verdachte heeft meermalen nadrukkelijk verklaard dat hij op 26 december 2023 niet in het bezit van een mes is geweest en dat hij niemand heeft gestoken. De verdediging heeft gemotiveerd bepleit dat het niet zo kan zijn dat verdachte met het mes, welke in deze zaak in beslag is genomen, het slachtoffer heeft gestoken waarna het slachtoffer is overleden. De verdediging heeft gesteld dat sprake kan zijn van tunnelvisie. Het Gerecht ziet dit anders en overweegt daartoe het volgende.
Er zijn vijf getuigen die verklaren te hebben gezien dat verdachte het slachtoffer [slachtoffer 1] met een mes heeft gestoken. Nog meer getuigen hebben verdachte met een mes gezien. Dit zijn getuigen die ofwel verdachte kennen, of het slachtoffer, of beide. De beschrijving die deze getuigen van het mes geven, komt overeen met het mes welke uiteindelijk op de plaats delict is gevonden en in beslag genomen.
De getuigen [getuige 1], [slachtoffer 2] en [getuige 3] verklaren heel specifiek over het steken. Ze verklaren alle drie dat ze gezien hebben dat verdachte het slachtoffer in de borst stak en ook dat ze gezien hebben dat het slachtoffer een schopbeweging maakte in de richting van verdachte, en dat verdachte vervolgens ter hoogte van het been van het slachtoffer gestoken heeft. Dit komt precies overeen met de conclusies van de patholoog dr. F.R.W. van de Goot. Uit diens verslag blijkt immers dat sprake was van twee steekkanalen: een in de borst (steekkanaal B) en een in de knieholte (steekkanaal D). Uit het verslag is ook zonder meer af te leiden dat [slachtoffer 1] aan het steekletsel is overleden en dus niet door een andere oorzaak.
De verklaringen dat verdachte de persoon was die [slachtoffer 1] heeft gestoken, worden daarnaast volledig ondersteund door de resultaten van het DNA-onderzoek. Uit het NFI-rapport blijkt dat op het mes aan de rechter- en linkerzijde van het lemmet DNA-sporen zijn aangetroffen waarvan de (meng)profielen overeenkomen met het DNA-profiel van verdachte en het slachtoffer. Gelet op de bewijswaarde van de resultaten van de DNA-onderzoeken, gaat het Gerecht ervan uit dat voornoemde aangetroffen DNA-sporen afkomstig zijn van verdachte en het slachtoffer. Ook op het heft van het mes is een DNA-spoor aangetroffen. Bij het bemonsteren van dit spoor is getracht het bloed te vermijden. Uit het rapport blijkt dat het (meng)profiel van het aangetroffen DNA-spoor op het heft overeenkomt met het DNA-profiel van verdachte. Gelet op de bewijswaarde van de resultaten van het DNA-onderzoek, gaat het Gerecht ervan uit dat voornoemd aangetroffen DNA-spoor afkomstig is van verdachte.
Tenslotte is de broek van verdachte in beslag genomen en onderzocht. Op de broek van verdachte zijn meerdere bloedsporen aangetroffen op de linker- en rechter broekspijp. Het NFI heeft geconcludeerd dat het meer dan 1 miljard keer waarschijnlijker is dat dit bloed afkomstig is van het slachtoffer, dan wanneer het bloed afkomstig is van een willekeurig onbekende persoon. Het Gerecht gaat er daarom van uit dat voornoemde aangetroffen bloedsporen afkomstig zijn van het slachtoffer.
De getuigenverklaringen passen precies bij het steekletsel van het slachtoffer. Dit in combinatie met de resultaten van het DNA-onderzoek welke is verricht op het mes en de broek van verdachte, brengt het Gerecht tot de conclusie dat verdachte de persoon is geweest die het slachtoffer heeft gestoken ten gevolge waarvan het slachtoffer is overleden. Dat geen van de getuigen heeft gezien dat verdachte het mes heeft weggegooid of dat het steekkanaal geschat wordt op 10 tot 12 centimeter terwijl het lemmet mogelijk iets korter is, maakt het oordeel van het Gerecht niet anders.
De door de verdediging gestelde tunnelvisie ziet het Gerecht niet. Er is uitgebreid onderzoek verricht en de bewijsmiddelen wezen vanaf het begin, en steeds opnieuw, in de richting van verdachte. Het Gerecht heeft niets in het dossier gevonden dat erop zou wijzen dat iemand anders dan verdachte het slachtoffer heeft gestoken of dat in dat kader nader zou moeten worden onderzocht. De verdediging is ook niet met een alternatief scenario gekomen waar nader onderzoek naar gedaan had kunnen worden.
Het Gerecht verwerpt de verweren van de verdediging en heeft naast het wettig bewijs, ook de volle overtuiging dat verdachte de persoon is geweest die het slachtoffer heeft gestoken ten gevolge waarvan het slachtoffer is overleden.
Bewijsoverwegingen feit 2
Gelet op het feit dat verdachte in het bezit was van een mes op 26 december 2023 en de getuigenverklaringen van [slachtoffer 2], [getuige 1] en [getuige 4], acht het Gerecht ook wettig en overtuigend bewezen dat verdachte [slachtoffer 2] heeft mishandeld met een wapen.

Strafbaarheid en kwalificatie van het bewezen verklaarde

Het onder feit 1 primair (impliciet subsidiair) bewezen verklaarde is voorzien bij en strafbaar gesteld in artikel 300 van het Wetboek van Strafrecht BES. Het wordt als volgt gekwalificeerd:
Doodslag.
Het onder feit 2 bewezen verklaarde is voorzien bij en strafbaar gesteld in artikel 314a van het Wetboek van Strafrecht BES. Het wordt als volgt gekwalificeerd:
Mishandeling gepleegd met gebruikmaking van een wapen.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluiten.

Strafbaarheid van de verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluiten.
De verdachte is daarom strafbaar voor het hiervoor bewezen verklaarde.

Oplegging van straf

De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Ernst van de feiten
In de nacht van eerste op tweede kerstdag heeft verdachte bij de bar van La Fogata twee personen met een mes gestoken. Een van deze slachtoffers is niet veel later in de nacht van eerste op tweede kerstdag overleden. Wat is begonnen als een gezellige avond voor veel mensen, is in een nachtmerrie veranderd. Er waren veel mensen aanwezig bij de bar en veel mensen zijn getuige geweest van de steekpartij. Deze zaak heeft dan ook een diepe indruk gemaakt op de gemeenschap op Bonaire en gevoelens van angst, onrust en onveiligheid veroorzaakt.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt een één van de ernstigste misdrijven die ons Wetboek van Strafrecht kent. Door zijn handelen heeft de verdachte blijk gegeven van een totaal gebrek aan respect voor het leven van een medemens. Hij heeft door zijn daad onherstelbaar leed en verdriet toegebracht aan de nabestaanden van het slachtoffer. De nabestaanden zullen de gevolgen van dit onverwachte verlies altijd met zich mee moeten dragen en een manier zien te vinden om verder te leven zonder hun dierbare. Kerst zal nooit meer hetzelfde voor hun zijn.
De persoon van de verdachte
Het Gerecht heeft rekening gehouden met de strafkaart van verdachte, waaruit blijkt dat verdachte eerder is veroordeeld voor een geweldsdelict. Uit de over verdachte opgemaakte rapportages (en dit is door verdachte ook niet ontkend) volgt dat verdachte ook in die zaak iemand heeft neergestoken terwijl hij onder invloed was van alcohol.
De reclassering heeft een rapport over verdachte opgemaakt. De reclassering schat het risico op recidive en letsel op hoog in door zijn mogelijk agressieve reactie op excessief alcoholgebruik. De reclassering adviseert om een onvoorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen.
Door de psycholoog, M. van de Vorst, is een rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd 3 mei 2024. Dat rapport houdt onder meer het volgende in.
“Onderzochte is meerdere keren met justitie in aanraking gekomen vanwege alcoholmisbruik (getuige een eerdere detentie en boetes voor rijden onder invloed). Op de dag van het gebeurde was hij niet alleen onder invloed van alcohol maar had hij ook een grote hoeveelheid cafeïne in zijn lichaam omdat hij vier monsterblikken had gedronken. De cafeïne en andere stimulerende ingrediënten in energiedranken kunnen de vermoeidheid en
slaperigheid die normaal gesproken optreden bij het drinken van alcohol maskeren. Dit kan
ervoor zorgen dat iemand zich minder dronken voelt dan hij eigenlijk is, waardoor het
moeilijker wordt om de eigen intoxicatieniveaus te herkennen. Dit kan leiden tot een
verhoogd risico op overmatig drinken en roekeloos gedrag. Omdat energiedranken de
alertheid verhogen, kan het combineren ervan met alcohol leiden tot een verhoogd risico op
ongevallen en verwondingen, zoals vallen, verkeersongevallen en agressief gedrag. Hoewel er geen sprake is van een diagnose heeft onderzochte zich door zijn alcohol en cafeïne inname in een staat gebracht dat hij een risico was voor zichzelf en voor een ander. (…) Het is wel van belang dat onderzochte zich bewust wordt van zijn reactie op alcohol. Het is nu de tweede keer dat het ernstige gevolgen heeft voor de gemeenschap en onderzochte zelf.”
Door de psychiater F.G.M. Heijtel is ook een rapport over verdachte opgemaakt, gedateerd 6 mei 2024. Ook de psychiater zegt dat het ten aanzien van het recidivegevaar van groot belang is dat verdachte het besef krijgt dat alcohol vergif voor hem is en dat het bij hem tot ernstig agressieve explosies kan leiden met fatale gevolgen. De recidivekans is aanwezig zolang hij zich niet bewust is van zijn reactie op alcohol.
Zowel de psycholoog als de psychiater adviseren om verdachte de feiten volledig toe te rekenen.
De op te leggen straf
Gezien de hiervoor beschreven aard en ernst van de bewezen feiten, is helder dat slechts een straf die een onvoorwaardelijke vrijheidsbeneming van langere duur met zich brengt, als passende straf in aanmerking komt.
Voor de oplegging van de straf is aansluiting gezocht bij de oriëntatiepunten straftoemeting, waarin het gebruikelijke rechterlijke straftoemetingsbeleid van het Hof en de Gerechten in eerste aanleg zijn neerslag heeft gevonden. Daarin wordt voor doodslag als indicatie een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 10 – 12 jaren gegeven.
In strafverzwarende zin houdt het Gerecht rekening met de omstandigheid dat de steekpartij op een publieke plek heeft plaatsgevonden, dat veel mensen hiervan getuige zijn geweest en dat er twee slachtoffers in deze zaak zijn. Daarnaast houdt het Gerecht er ook rekening mee dat het niet de eerste keer is dat verdachte gewelddadig was omdat hij onder invloed van alcohol was.
Alles afwegend komt het Gerecht tot het oordeel dat in het geval van de verdachte een gevangenisstraf voor de duur van 12 jaren passend en geboden is. De verdachte zal daartoe dan ook worden veroordeeld.

In beslag genomen voorwerpen

Aan de orde is voorts de onder de verdachte in beslag genomen en nog niet teruggegeven mobiele telefoon.
Het Openbaar Ministerie heeft zich niet verzet tegen teruggave hiervan aan verdachte.
Het Gerecht is van oordeel dat zich geen strafvorderlijk belang verzet tegen teruggave aan de verdachte van de in beslag genomen mobiele telefoon. Daarom zal daarvan de teruggave aan de verdachte worden gelast.

Schadevergoeding

De volgende personen hebben zich als benadeelde partij in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding:
1.
[benadeelde partij 2](namens de minderjarige dochter van het overleden slachtoffer: [kind slachtoffer 1]), tot een bedrag van
$ 12.600,00.
2.
[benadeelde partij 1], tot een bedrag van
$ 16.478,28.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft ten aanzien van de vordering van de benadeelde partij
[benadeelde partij 2]gevorderd dat deze in zijn geheel kan worden toegewezen, met wettelijke rente en oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De officier van justitie heeft ten aanzien van de vordering van de benadeelde partij
[benadeelde partij 1]gevorderd dat deze vordering gedeeltelijk kan worden toegewezen (tot een bedrag van $ 5.778,28) en dat het overige deel niet-ontvankelijk moet worden verklaard. Zij heeft daartoe het volgende aangevoerd.
De onder nummer 1 genoemde schadepost ‘Inkomensderving mw. [benadeelde partij 1]’ kan, zoals ook door de advocaat mr. A.T.C. Nicolaas ter zitting is aangegeven, worden gehalveerd. Deze post moet daarom worden gematigd tot een bedrag van $ 2.700,00 en dit deel kan worden toegewezen.
De onder 3, 4 en 5 genoemde kosten die allemaal verband houden met de begrafenis en de onder 7 genoemde kosten voor de rechtsbijstand, kunnen in hun geheel worden toegewezen. Deze kosten zijn allemaal onderbouwd.
De onder 6 genoemde schadepost ‘immateriële schade’ moet niet-ontvankelijk worden verklaard omdat ‘shockschade’ alleen kan worden toegewezen als aan een aantal voorwaarden wordt voldaan en dit moet nader onderbouwd worden. Een van deze voorwaarden is dat sprake moet zijn van een in de psychiatrie erkend ziektebeeld. Dat kan in deze zaak niet worden vastgesteld.
Standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich ten aanzien van de vordering van de benadeelde partijen primair op het standpunt gesteld dat deze niet-ontvankelijk verklaard moeten worden, dan wel afgewezen, in verband met de bepleite vrijspraak.
Subsidiair heeft de advocaat ten aanzien van de vordering van mevrouw
[benadeelde partij 2]aangevoerd dat de vordering moet worden afgewezen. In plaats van kinderalimentatie voor hun minderjarige kind, ontvangt zij op dit moment een halfwezenpensioen van $ 499,00 per maand. Dit is meer dan de kinderalimentatie die zij eerst van de vader van het minderjarige slachtoffer ontving. Hierdoor kan niet meer gesproken worden van gederfde inkomsten omdat het gat dat is gevallen door het wegvallen van de kinderalimentatie, wordt opgevangen door het halfwezenpensioen.
Ten aanzien van de vordering van mevrouw
[benadeelde partij 1]heeft de raadsvrouw subsidiair aangevoerd dat de vordering met betrekking tot de gederfde inkomsten afgewezen moet worden omdat dit onvoldoende onderbouwd is. Ook de proceskosten dienen te worden afgewezen. Ten aanzien van alle overige schadeposten refereert de verdediging zich subsidiair aan het oordeel van het Gerecht.
Oordeel van het Gerecht
1) Vordering tot schadevergoeding van de minderjarige dochter, namens deze: mevrouw [benadeelde partij 2]
Mevrouw [benadeelde partij 2] is de moeder van de minderjarige dochter van het slachtoffer. Zij vordert namens haar dochter materiële schadevergoeding op grond van gederfde inkomsten omdat het slachtoffer elke maand $ 350,00 aan kinderalimentatie betaalde. Dit is nu weggevallen. Gevorderd wordt een bedrag ter hoogte van 3 jaar kinderalimentatie.
Tijdens de zitting is gebleken dat mevrouw [benadeelde partij 2] voor haar minderjarige dochter een halfwezenpensioen heeft aangevraagd in verband met het overlijden van haar vader, en dat deze ook is toegewezen. Dit gaat sinds 1 juli 2024 kennelijk om een bedrag van $ 499,00 per maand. Het Gerecht beschikt verder niet over nadere informatie over dit halfwezenpensioen, maar ook niet over de kinderalimentatie die normaal gesproken werd betaald. Uit het onderzoek ter terechtzitting is niet duidelijk gebleken waarom de vordering is beperkt tot drie jaren kinderalimentatie. De raadsman van de benadeelde partij heeft ter zitting op vragen van de rechter geantwoord dat dit ‘nattevingerwerk’ is. De vordering wordt verder ook niet met stukken onderbouwd.
Het Gerecht is van oordeel dat de vordering van de benadeelde partij mevrouw [benadeelde partij 2] op dit moment onvoldoende onderbouwd is. Aanhouding van de strafzaak tegen verdachte voor nadere onderbouwing van de vordering zal leiden tot een onevenredige belasting van het strafproces. Het Gerecht zal daarom de vordering niet-ontvankelijk verklaren. De vordering kan slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
2) Vordering van [benadeelde partij 1]
De vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij 1] bestaat uit de volgende schadeposten:
Inkomensderving $ 5.400,00
Vliegtickets Colombia – Panama – Curacao – Bonaire $ 563,28
Begrafeniskosten $ 700,00
Extra kosten na de begrafenis $ 515,00
Immateriële schade $ 8.000,00
Rechtsbijstand $ 1.300,01
Punt 1: Inkomensderving
Tijdens het onderzoek ter terechtzitting heeft de raadsman mr. A.T.C. Nicolaas aangegeven dat deze schadepost moeilijk te kwalificeren is en dat deze post kan worden bijgesteld naar 50% van het bedrag dat oorspronkelijk gevorderd werd, dus naar $ 2.700,-.
Het Gerecht is van oordeel dat dit deel van de vordering onvoldoende onderbouwd is. Het slachtoffer woonde bij zijn moeder in huis en gaf haar elke maand $ 450,00 als bijdrage in de kosten voor het gemeenschappelijke huishouden. Gevorderd wordt één jaar aan gederfde inkomsten. Er wordt niet nader onderbouwd hoe het nu precies zit met de hoogte van de gederfde inkomsten en waar dit nu precies op ziet. Er zijn ook geen stukken overlegd ter onderbouwing van deze schadepost. De benadeelde heeft desgevraagd ook niet kunnen toelichten in hoeverre zij schade lijdt door zijn overlijden, anders dan de algemene stelling dat 50% van de $ 450,00 voor eigen kosten van het slachtoffer werden gebruikt en 50% werd gebruikt voor levensonderhoud van de moeder. De verdediging heeft de vordering betwist.
Aanhouding van de strafzaak tegen verdachte voor nadere onderbouwing van de vordering, zal leiden tot een onevenredige belasting van het strafproces. Het Gerecht zal daarom de vordering niet-ontvankelijk verklaren. De vordering kan slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Punt 2: Vliegtickets
De benadeelde partij vordert daarnaast kosten die zij heeft gemaakt voor de vriendin van het slachtoffer. De vriendin van het slachtoffer is woonachtig in Colombia en voor de uitvaart heeft mevrouw [benadeelde partij 1] een vliegticket gekocht zodat zij hierbij aanwezig kon zijn. Uit de bijgevoegde stukken kan niet worden afgeleid dat mevrouw [benadeelde partij 1] de vliegtickets heeft betaald. Het is ook onduidelijk waarom de moeder van het slachtoffer deze tickets heeft betaald en niet de vriendin van het slachtoffer zelf, en in hoeverre dit kosten zijn die rechtstreeks voortkomen uit het strafbare feit.
Aanhouding van de strafzaak tegen verdachte voor nadere onderbouwing van de vordering, zal leiden tot een onevenredige belasting van het strafproces. Het Gerecht zal daarom de vordering niet-ontvankelijk verklaren. De vordering kan slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Punten 3 en 4: de kosten van de begrafenis
Dit deel van de vordering is niet door de verdediging betwist en komt het Gerecht ook niet onrechtmatig of ongegrond voor. Dat betekent dat dit deel van de vordering ter hoogte van in totaal $ 1.215,00 wordt toegewezen, vermeerderd met de gevorderde wettelijke rente over dit bedrag vanaf 26 december 2023 en oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Punt 5: Immateriële schadevergoeding, shockschade
De benadeelde partij vordert $ 8.000,00 aan immateriële schade voor het leed dat haar is aangedaan. De vraag die het Gerecht moet beantwoorden is of het leed van de moeder van het slachtoffer in deze zaak in juridische zin vertaald kan worden in een schadevergoeding op basis van ‘shockschade’.
Gelet op HR 22 februari 2002, ECLI:NL:HR:2002:AD5356,
NJ2002/240 kan vergoeding van immateriële schade plaatsvinden als door het waarnemen van het tenlastegelegde of door de directe confrontatie met de ernstige gevolgen ervan, een hevige emotionele schok bij de benadeelde partij wordt teweeggebracht, waaruit geestelijk letsel voortvloeit, hetgeen zich met name zal kunnen voordoen indien iemand tot wie de aldus getroffene in een nauwe affectieve relatie staat, bij het tenlastegelegde is gedood of gewond. Voor vergoeding is dan wel vereist dat het bestaan van geestelijk letsel, waardoor iemand in zijn persoon is aangetast, in rechte kan worden vastgesteld. Dit zal in het algemeen slechts het geval zijn indien sprake is van een in de psychiatrie erkend ziektebeeld (vgl. HR 27 september 2016, ECLI:NL:HR:2016:2201), dan wel indien sprake is van voldoende ernstig en objectiveerbaar geestelijk letsel dat het gevolg is van de emotionele schok (HR 23 april 2024, ECLI:NL:HR:2024:646).
In casu ligt de vraag voor of aan het confrontatievereiste, dat door de benadeelde partij aan de vordering ten grondslag is gelegd, is voldaan. Uit de jurisprudentie kan als maatstaf worden afgeleid de vraag of de (ongewilde en onvoorbereide) waarneming van het lichaam en/of de verwondingen meteen na het misdrijf een hevige schok hebben veroorzaakt. Ter zitting is door de raadsman namens de moeder van het slachtoffer naar voren gebracht dat zij getraumatiseerd is omdat zij in het ziekenhuis het lichaam van haar overleden zoon met de steekverwondingen heeft gezien. Hierdoor kan zij niet meer werken en heeft ze geen levensvreugde meer. Zij overweegt psychische hulp te zoeken.
Voor het Gerecht staat wel vast dat aan de benadeelde partij onbeschrijfelijk leed is toegebracht door de gewelddadige dood van haar zoon. Het Gerecht kan zich ook voorstellen dat het zien van haar kort daarvoor overleden zoon en zijn verwondingen voor de benadeelde bijzonder pijnlijk moet zijn geweest. Maar dat is niet de juridische maatstaf die het Gerecht moet hanteren. Het Gerecht kan op basis van de huidige informatie niet vaststellen dat sprake is van een in de psychiatrie erkend ziektebeeld of daarmee vergelijkbaar geestelijk letsel, noch dat
door de confrontatiedit geestelijk letsel is ontstaan.
Aanhouding van de strafzaak tegen verdachte voor nadere onderbouwing van de vordering, zal leiden tot een onevenredige belasting van het strafproces. Het Gerecht zal daarom de vordering niet-ontvankelijk verklaren. De vordering kan slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Het gerecht overweegt verder nog het volgende. Juist in verband met situaties als deze is in Europees Nederland de mogelijkheid ingevoerd om affectieschade te vorderen. Affectieschade is kortgezegd immateriële schade die bestaat uit het verdriet dat wordt veroorzaakt door het overlijden van een naaste als gevolg van een gebeurtenis waarvoor iemand anders aansprakelijk is. Onder het huidige Bonairiaanse recht is echter geen vergoeding mogelijk op grond van affectieschade. Hoewel het Gerecht bekend is met de omstandigheid dat de wetgever overweegt ook op de BES toekenning van affectieschade mogelijk te maken, gaat het de rechtsvormende taak van het Gerecht te buiten om nu al, zonder wettelijke basis, affectieschade toe te kennen. Hoe zuur dit voor de benadeelde ook is.
Punt 6: Rechtsbijstand, proceskosten
Namens de benadeelde partij is een bedrag gevorderd van $ 1.300,00 ter zake van kosten van rechtsbijstand. Het Gerecht beslist over de proceskosten als hierna te melden.
De proceskosten van de benadeelde partij zullen ten laste van de verdachte worden gebracht. Voor de berekening van de proceskosten gaat het Gerecht uit van het liquidatietarief zoals opgenomen in het Procesreglement voor civiele zaken 2023. Hierbij geldt bij een bedrag van $ 1.215,00 tarief 2 en $ 140,00 per punt. Voor de proceskosten in deze procedure moet worden uitgegaan van één punt voor het opstellen van de vordering en één punt voor het bijwonen van de zittingen. Hoewel sprake is van twee benadeelde partijen na de splitsing van de vorderingen heeft de raadsman aangegeven dat hij steeds heeft opgetreden namens de benadeelde [benadeelde partij 1], en dat de proceskosten alleen op haar betrekking hebben.
De proceskosten worden vastgesteld op $ 280,00. De verdachte zal daarnaast worden veroordeeld in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De op te leggen straf is behalve op de reeds aangehaalde wettelijke voorschriften, gegrond op de artikelen 31, 38f en 59 Wetboek van Strafrecht BES zoals deze luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.
BESLISSING
Het Gerecht:
-verklaart niet bewezen dat de verdachte het onder feit 1 primair (impliciet primair) ten laste gelegde heeft begaan;
- verklaart wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder feit 1 primair (impliciet subsidiair) en feit 2 ten laste gelegde heeft begaan;
- verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt hem daarvan vrij;
- kwalificeert het bewezen verklaarde als hiervoor omschreven;
- verklaart het bewezen verklaarde strafbaar en de verdachte daarvoor strafbaar;
- veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
12 (twaalf) jaren;
- beveelt dat de tijd die door de verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht;
-gelast de teruggave van de in beslag genomen telefoon aan verdachte;
- verklaart
de benadeelde partij [benadeelde partij 2]niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat deze de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen;
- wijst de vordering tot vergoeding van de door
de benadeelde partij [benadeelde partij 1]geleden schade toe tot een bedrag van
$ 1.215,00 (zegge: duizendtweehonderdvijftien Amerikaanse dollar),vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 26 december 2023 tot aan de dag van de voldoening, en veroordeelt de verdachte om dit bedrag tegen een behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan de benadeelde partij;
-verklaart de benadeelde partij
[benadeelde partij 1]in de vordering voor het overige niet-ontvankelijk en bepaalt dat deze de vordering in zoverre slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen;
- veroordeelt de verdachte in de kosten door de benadeelde partij
[benadeelde partij 1] gemaakt, tot op heden begroot op $ 280,00 (zegge: tweehonderdtachtig Amerikaanse dollar) en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging alsnog te maken;
-legt aan de verdachte als schadevergoedingsmaatregel ten behoeve van de benadeelde partij [benadeelde partij 1] de verplichting op tot betaling aan de Staat van een bedrag van
$ 1.215,00 (zegge: duizendtweehonderdenvijftien Amerikaanse dollar), bij gebreke van betaling of verhaal te vervangen door 22 dagen hechtenis, met dien verstande dat toepassing van de vervangende hechtenis de betalingsverplichting niet opheft en bepaalt dat het te betalen bedrag wordt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 26 december 2023 tot aan de dag van de voldoening;
-bepaalt dat, indien de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat daarmee zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee zijn verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen.
Dit vonnis is gewezen door de rechter mr. E.G.C. Groenendaal, bijgestaan door mr. S.D. Rodenboog, griffier, en op 3 oktober 2024 in tegenwoordigheid van de griffier uitgesproken ter openbare terechtzitting van het Gerecht op Bonaire.

Voetnoten

1.Hierna wordt, tenzij anders vermeld, telkens verwezen naar ambtsedige - en door de desbetreffende verbalisant(en) in wettelijke vorm opgemaakte - processen-verbaal en overige geschriften, die als bijlagen zijn opgenomen in het eindproces-verbaal van het Korps Politie Caribisch Nederland (afdeling Incident Gerichte Opsporing) d.d. 5 juni 2024, geregistreerd onder proces-verbaalnummer 20240506.1450.205 en de onderzoeksnaam “Medellin”.
2.Forensisch Pathologie verslag met betrekken tot het onderzoek op het lichaam van [slachtoffer 1] d.d. 10 januari 2024 van het Analytisch Diagnostisch Centrum (aanvullend stuk)
3.Proces-verbaal Bevindingen “Optreden plaats delict IGO” d.d. 4 januari 2024, opgenomen op p. 56 e.v. van het einddossier.
4.Proces-verbaal van bevindingen onderzoek plaats delict d.d. 6 juni 2024, opgenomen op pagina 119 e.v. van het einddossier.
5.Proces-verbaal van bevinding kleding verdachte bij aanhouding, met proces-verbaalnummer: 2023014670 opgemaakt door [verbalisant 2] d.d. 3 juli 2024 (aanvullend stuk)
6.Een schriftelijk bescheid, te weten een NFI rapport d.d. 27 mei 2024, opgenomen op p. 135 e.v. van het einddossier.
7.Proces-verbaal van verhoor getuige d.d. 26 december 2023, p. 153 e.v.
8.Proces-verbaal van verhoor getuige d.d. 26 december 2023, p. 157 e.v.
9.Proces-verbaal van verhoor getuige d.d. 26 december 2023, p. 148 e.v.
10.Proces-verbaal van verhoor getuige d.d. 30 december 2023, p. 172 e.v.
11.Proces-verbaal van verhoor getuige d.d. 30 januari 2024, p. 192 e.v.
12.Een schriftelijk bescheid, te weten een medische verklaring d.d. 27 december 2023, p. 252 e.v. van het einddossier.
13.Verklaring van de verdachte ter terechtzitting van 12 september 2024, zoals die eventueel later – indien tegen dit vonnis hoger beroep wordt ingesteld – in het proces-verbaal van die terechtzitting zal worden weergegeven.