ECLI:NL:OGEABES:2024:32

Gerecht in eerste aanleg van Bonaire, Sint Eustatius en Saba

Datum uitspraak
20 maart 2024
Publicatiedatum
28 maart 2024
Zaaknummer
BON202300090
Instantie
Gerecht in eerste aanleg van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bestuurdersaansprakelijkheid in bouwzaak na ontbinding zonder vereffening

In deze zaak, behandeld door het Gerecht in eerste aanleg van Bonaire, Sint Eustatius en Saba, is een aannemingsbedrijf in een tussenvonnis veroordeeld tot betaling van een voorschot aan een deskundige. Het aannemingsbedrijf heeft echter niet betaald en is inmiddels ontbonden zonder dat er een vereffening heeft plaatsgevonden. Dit roept de vraag op of de bestuurders van het aannemingsbedrijf persoonlijk aansprakelijk zijn voor de gevolgen van deze ontbinding. De eiseres, die als opdrachtgever optrad, heeft in een eerdere procedure al aangegeven dat zij niet alleen door het aannemingsbedrijf, maar ook door de bestuurder is benadeeld. Het Gerecht heeft in het tussenvonnis overwogen dat de bestuurder geen aansprakelijkheid draagt, maar na nieuwe feiten, waaronder de ontbinding van het aannemingsbedrijf, is er een voornemen om deze beslissing te herzien. De eiseres heeft argumenten aangedragen die wijzen op een betalingsonwil van de bestuurder, wat kan leiden tot persoonlijke aansprakelijkheid. Het Gerecht heeft de zaak verwezen naar de rol voor een akte uitlaten door de bestuurder, die zich na het desisteren van zijn advocaat niet meer heeft gemeld. Het vonnis is uitgesproken op 20 maart 2024 door rechter J.R. Veerman.

Uitspraak

GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN BONAIRE, SINT EUSTATIUS EN SABA

zittingsplaats Bonaire

Registratienummer : BON202300090
Datum beslissing : 20 maart 2024
VONNIS
in de zaak van
[eiseres],
wonende te Bonaire,
eiseres,
gemachtigde: mr. M.A. van der Hoeven,
tegen

1.de besloten vennootschap AMAJ BONAIRE B.V.,

gevestigd te Bonaire,
2.
[gedaagde],
wonende te Bonaire,
gedaagden,
thans procederend in persoon.
Partijen worden hierna [eiseres], Amaj en [gedaagde] genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 15 november 2023 waarin, onder meer, een deskundige is benoemd
- de e-mail van mr. Winkel aan de griffie van 24 januari 2024 waarin staat dat Amaj het voorschot van de deskundige niet kan betalen, alsmede dat hij desisteert
- de rolverwijzing voor een akte uitlaten zijdens [eisers]
- de akte van [eiseres] van 21 februari 2024.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald op heden.

2.De verdere beoordeling

Bestuurdersaansprakelijkheid [gedaagde]
2.1.
In het tussenvonnis is overwogen (onder 4.1) dat de grondslag van de vorderingen van [eiseres] is gelegen in de met Amaj gesloten aannemingsovereenkomst en dat de vorderingen tegen [gedaagde] daarom worden afgewezen omdat hij geen partij is bij die overeenkomst.
2.2. [
eiseres] heeft in haar laatste akte het Gerecht verzocht om van deze beslissing terug te komen. Daartoe voert zij aan dat zij als opdrachtgever van de werkzaamheden niet alleen in de steek is gelaten door Amaj maar ook door [gedaagde]. De laatste heeft de door [eiseres] vooruitbetaalde bouwsom laten verdwijnen, er staat niets meer op de rekening van Amaj. Volgens haar leidt dat tot een persoonlijke aansprakelijkheid van [gedaagde]. Daarnaast is haar uit een recent uittreksel uit het handelsregister gebleken dat Amaj per 24 januari 2023 is opgeheven en op 26 maart 2023 is uitgeschreven. Niettemin zijn Amaj en [gedaagde] in deze procedure gewoon verschenen en hebben zij daarin verweer gevoerd. Zij hebben daar nooit iets over gezegd.
2.3.
Uit hetgeen [eiseres] aanvoert, leidt het gerecht af dat zij het niet eens is met de overweging dat [gedaagde] als bestuurder geen aansprakelijkheid treft. Daartoe voert zij aan dat er geen geld meer op rekening staat van Amaj en dat Amaj inmiddels is uitgeschreven uit het handelsregister en daardoor - zo voegt het gerecht daar maar aan toe – de vennootschap is ontbonden zonder een deugdelijke vereffening in het kader waarvan haar vordering mogelijk voldaan had kunnen worden.
2.4.
Het verzoek van [eiseres] moet worden beoordeeld aan de hand van het uitgangspunt dat de eisen van een goede procesorde met zich brengen dat de rechter aan wie is gebleken dat een eerdere door hem gegeven maar niet in een einduitspraak vervatte eindbeslissing berust op een onjuiste juridische of feitelijke grondslag, bevoegd is om, nadat partijen de gelegenheid hebben gekregen zich dienaangaande uit te laten, over te gaan tot heroverweging van die eindbeslissing, teneinde te voorkomen dat hij op een ondeugdelijke grondslag een einduitspraak zou doen. [1]
2.5.
Als uitgangspunt heeft te gelden dat alleen een rechtspersoon zelf aansprakelijk is voor haar schulden. Voor persoonlijke aansprakelijkheid van een bestuurder naast de rechtspersoon kan aanleiding bestaan indien de bestuurder heeft bewerkstelligd of toegelaten dat de rechtspersoon zijn wettelijke of contractuele verplichtingen niet nakomt en daardoor aan de wederpartij schade berokkent, terwijl dit handelen of nalaten ten opzichte van de schuldeiser in de gegeven omstandigheden zodanig onzorgvuldig is dat hem daarvan een persoonlijk ernstig verwijt kan worden gemaakt. Van een dergelijk ernstig verwijt zal in ieder geval sprake kunnen zijn als komt vast te staan dat de bestuurder wist of redelijkerwijze had behoren te begrijpen dat de door hem bewerkstelligde of toegelaten handelwijze van de rechtspersoon tot gevolg zou hebben dat deze haar verplichtingen niet zou nakomen en ook geen verhaal zou bieden voor de als gevolg daarvan optredende schade [2] . Van een dergelijk persoonlijk ernstig verwijt zal in het algemeen geen sprake zijn als sprake is van betalingsonmacht van de rechtspersoon. Dit zal echter wel het geval zijn wanneer sprake is van bijzondere omstandigheden die wijzen op betalingsonwil aan de zijde van de bestuurder.
2.6.
Dat er geen geld meer op de rekening staat leidt op zichzelf niet tot een persoonlijke aansprakelijkheid van [gedaagde] als bestuurder, maar de bijzondere omstandigheid dat de vennootschap inmiddels is opgeheven of ontbonden zonder een vereffening, althans dat van een vereffening niet is gebleken, terwijl Amaj noch [gedaagde] daarover iets in de procedure hebben gezegd, wijst op een betalingsonwil van [gedaagde] als bestuurder, althans getuigt dit handelen van een zodanige onzorgvuldigheid jegens [eiseres] als schuldeiser, dat [gedaagde] daarvoor persoonlijk aansprakelijk is. Het Gerecht heeft dan ook het voornemen om zijn beslissing in het tussenvonnis in die zin te herzien.
2.7. [
gedaagde] zal in de gelegenheid worden gesteld om op dit voornemen te reageren. Dat kan hij doen in een akte. De zaak zal daarvoor naar de rol worden verwezen. [gedaagde] heeft zich na het desisteren van zijn gemachtigde niet meer op de rol heeft gemeld. Vermoedelijk zal hij ook op de rol waarop dit vonnis wordt gewezen niet verschijnen, waardoor hij mogelijk van de hierin te geven instructie niet zal kennisnemen via de rol. Gelet op het belang van de instructie zal het vonnis daarom, bij wijze van uitzondering, door de griffie aan hem per e-mail worden gezonden, naar zijn bij de griffie bekende mailadres.
Deskundigenbericht
2.8.
In het tussenvonnis is een deskundigenbericht bevolen ter beantwoording van de vraag wat de bouwkosten zijn van hetgeen Amaj tot zover heeft gebouwd. Een begroting van deze kosten is van belang om vast te stellen wat de hoogte is van de in verband met de ontbinding van de overeenkomst door [eiseres] te betalen vergoeding voor het tot nog toe uitgevoerde werk. Dan gaat het om de waarde van wat er staat. Deze waarde is in het tussenvonnis gelijk gesteld aan de daarmee verband houdende, in objectieve zin vast te stellen, bouwkosten. Deze waren al eerder door [taxatiebureau] begroot op USD 37.400,00 maar omdat het hier om een partijbegroting van [eiseres] ging, en het resultaat daarvan gemotiveerd door Amaj en [eiseres] werden bestreden, heeft het Gerecht een deskundige benoemd voor een nieuwe begroting. Amaj heeft echter het voorschot aan de deskundige, waartoe zij is veroordeeld, niet voldaan. Om die reden is het deskundigenonderzoek niet uitgevoerd. De gevolgen daarvan komen voor rekening van Amaj, in die zin dat in de procedure nu verder van de door [taxatiebureau] opgestelde begroting zal worden uitgegaan. Als al in het tussenvonnis overwogen, is het verschil tussen deze begroting en het bedrag dat [eiseres] aan Amaj heeft betaald USD 62.714,00.
2.9.
In het tussenvonnis is ook overwogen (onder 4.7) dat [eiseres] zich nog kon uitlaten over de vraag of zij haar hogere kosten voor het laten afmaken van de woning door een derde, vergoed wil zien als door haar geleden schade als gevolg van de ontbinding, dus als een vergoeding van haar schade ex artikel 6:277 BW BES. In haar akte heeft zij aangegeven deze meerkosten op die voet te willen vorderen. Van het door haar in dit verband gevorderde bedrag van USD 83.577,27, gebaseerd op een offerte die zij van een derde heeft gekregen, vermeerderd met de kosten van [taxatiebureau], zal nu worden uitgegaan. Hoewel een duidelijk bestek ontbreekt waardoor niet duidelijk is wat er nu precies gebouwd moest worden, gaat het Gerecht van de genoemde offerte uit, waarbij in aanmerking wordt genomen dat gedaagden niet meer op dit deel van de vordering hebben gereageerd. Door het niet doorgaan van het deskundigenbericht, door hun toedoen, is het partijdebat daarover niet meer voortgezet.
2.10.
Overigens stelt [eiseres] in haar laatste akte, bij wijze van een daarin openomen bijgewerkt overzicht van haar schade voor deze meerdere kosten voor het afmaken door een derde opeens een bedrag van USD 172.286,00. Een toelichting op dit verhoogde bedrag ontbreekt zodat het Gerecht daaraan voorbijgaat. Met hetzelfde overzicht stelt en vordert [eiseres] voor haar doorlopende huur tot en met december 2023 voor haar bestaande woning inmiddels een bedrag van USD 9.100,00. Die vermeerdering ligt voor de hand, immers heeft [eiseres] nog steeds geen nieuwe woning en lopen de huurkosten daarom door. Van het in dit verband gestelde bedrag zal dan ook worden uitgegaan. Het is niet nodig dat Amaj en/of [eiseres] daarop nog reageren.
2.11. [
eiseres] komt in haar bijgewerkte overzicht met een aantal nieuwe posten en verhogingen waarmee zij uitkomt op een totale schade van “
USD 338.033,19 plus p.m.”, wat fors hoger is dan haar vordering in het verzoekschrift van
USD 154.478,27. Zij stelt echter “
gezien het verhaalsrisico” niet meer dan het laatste te willen vorderen. Omdat de hiervoor onder 2.8. en 210 genoemde bedragen
– USD 62.714,00, USD 83.577,27 en USD 9.100,00 – bij elkaar
al meer dan de genoemde vordering van USD 154.478,27 bedragen, is de vordering toewijsbaar met de wettelijke rente over de eerste twee bedragen vanaf de datum van het verzoekschrift en voor het laatste bedrag voor wat betreft de huurtermijnen die op dat moment opeisbaar waren. De wettelijke rente tot datum verzoekschrift is blijkens het bijgewerkte overzicht al in de meergenoemde USD 154.478,27 begrepen.
2.12.
In dat bedrag zijn blijkens het bijgewerkte overzicht ook begrepen de buitengerechtelijke incassokosten (USD 2.500,00), de kosten van beslaglegging (USD 1.089,00), het griffierecht (USD 1.545,78 -/- USD 250,78), deurwaarderskosten (USD 159,00) en een bedrag aan salaris gemachtigde van (waarvoor USD 7.900,00 wordt gesteld, maar dat uiteindelijk door het Gerecht in het eindvonnis aan de hand van het liquidatietarief zal worden vastgesteld). Deze door [eiseres] als ‘schade’ opgevoerde posten zullen na beoordeling en vaststelling daarvan in een te zijner tijd te wijzen eindvonnis, op de genoemde USD 154.478,27 in mindering worden gebracht. Zij zullen vervolgens als afzonderlijke posten in de veroordeling in dat vonnis worden opgenomen.
2.13.
Iedere verdere beslissing zal worden aangehouden.

3.De beslissing

Het gerecht:
3.1.
verwijst de zaak naar de rol van 24 april 2024 voor een akte uitlaten aan de zijde van [gedaagde] als bedoeld onder 2.7,
3.2.
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.R. Veerman, rechter, en op 20 maart 2024 uitgesproken ter openbare terechtzitting in aanwezigheid van de griffier.

Voetnoten

1.Hoge Raad 25 april 2008, ECLI:NL:HR:2008:BC2800 en Hoge Raad 26 november 2010, ECLI:NL:HR:2010:BN8521
2.HR 8 december 2006, ECLI:NL:HR:2006:AZ0758, Ontvanger/[…]