ECLI:NL:OGEABES:2021:33

Gerecht in eerste aanleg van Bonaire, Sint Eustatius en Saba

Datum uitspraak
24 februari 2021
Publicatiedatum
28 augustus 2023
Zaaknummer
BON202000076
Instantie
Gerecht in eerste aanleg van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verdeling van de gemeenschap van goederen en opheffing van maritaal beslag in een echtscheidingszaak

In deze zaak, die werd behandeld door het Gerecht in eerste aanleg van Bonaire, Sint Eustatius en Saba, is op 24 februari 2021 een vonnis uitgesproken in een echtscheidingsprocedure tussen een man en een vrouw, die op 18 april 1959 te Bonaire met elkaar zijn gehuwd in algehele gemeenschap van goederen. De echtscheiding werd op 17 december 1981 uitgesproken en op 18 maart 1982 ingeschreven. De man vorderde de verdeling van de gemeenschap van goederen, waarbij hij onder andere het recht van erfpacht op een perceel grond met daarop een fruitschuur aan zichzelf wilde toebedelen. De vrouw had eerder maritaal beslag gelegd op dit recht van erfpacht en de man vorderde ook de opheffing daarvan.

De procedure omvatte verschillende processtukken, waaronder verzoekschriften en conclusies van antwoord en repliek. De vrouw voerde verweer, maar gaf aan dat zij om bewijstechnische redenen afzag van verweer tegen bepaalde vorderingen van de man. Het gerecht oordeelde dat de gemeenschap van goederen was ontbonden met de inschrijving van de echtscheiding en dat de goederen verdeeld moesten worden. De man had geen belang meer bij zijn vorderingen met betrekking tot het beslag, omdat de vrouw had toegezegd haar medewerking te verlenen aan de opheffing.

Het gerecht oordeelde dat de man recht had op de helft van de huuropbrengsten van de fruitschuur, maar dat de vrouw de onderhoudskosten had gedragen, waardoor er geen vruchten meer te verdelen waren. De vordering van de man om de overbedelingsvergoeding in termijnen te betalen werd afgewezen, omdat de vrouw niet akkoord ging met betaling in termijnen. Uiteindelijk werd de wijze van verdeling gelast, waarbij het recht van erfpacht aan de man werd toegedeeld en hij een bedrag van US$ 12.500,- aan de vrouw moest voldoen. De proceskosten werden gecompenseerd, en beide partijen kregen verlof om kosteloos te procederen.

Uitspraak

GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN BONAIRE, SINT EUSTATIUS EN SABA
zittingsplaats Bonaire
registratienummer: BON202000076
datum uitspraak: 24 februari 2021

VONNIS

in de zaak van

[EISER],

wonende te Bonaire,
eiser, hierna: de man,
gemachtigde: mr. A.T.C. Nicolaas,
tegen

[GEDAAGDE],

wonende te Bonaire,
gedaagde, hierna: de vrouw,
gemachtigde: mr. M.M.A. van Lieshout,

De procedure

1. Het procesverloop blijkt uit:
- het verzoekschrift met producties, ingekomen op 10 februari 2020;
- de e-mail van mr. Van Lieshout van 22 juni 2020 met producties;
- de mondelinge behandeling van 24 juni 2020, waarvan proces-verbaal is opgemaakt;
- de conclusie van antwoord met producties, ingekomen op 26 augustus 2020;
- de conclusie van repliek van 23 september 2020;
- de akte tot eisvermeerdering van de zijde van de man van 23 september 2020;
- de conclusie van dupliek/antwoordakte in eiswijziging van 25 november 2020.
2. Vonnis is nader bepaald op heden.

De feiten

3. Partijen zijn op 18 april 1959 te Bonaire met elkaar gehuwd in algehele gemeenschap van goederen. Tussen partijen is op 17 december 1981 de echtscheiding uitgesproken. Die echtscheiding is op 18 maart 1982 ingeschreven in de daartoe bestemde registers van de burgerlijke stand.
4. Op 9 oktober 1981 heeft de vrouw martiaal beslag doen leggen op
het recht van erfpacht tot 31 januari 2024 op een perceel grond gelegen te [plaats] op Bonaire, kadastraal bekend als [kadastrale aanduiding] (met daarop een opstal).

Het geschil

5. De man vordert, na vermeerdering van eis, om uitvoerbaar bij voorraad:
a. het perceel gelegen te [plaats], Bonaire CN, [kadastrale aanduiding] aan de man toe te bedelen;
b. te bepalen dat de man ter gelegenheid van de notariële levering aan de vrouw wegens overbedeling dient te voldoen US$ 12.500,- (1/2 deel van US$ 25.000,-) of een ander in goede justitie te bepalen bedrag;
c. te bepalen dat partijen over dienen te gaan tot uitvoering van deze verdeling ten overstaan van notaris mr. A.H. Schouten, haar plaatsvervanger of waarnemer te Bonaire CN;
d. te bepalen dat de man de overwaarde geheel in termijnen (36 maanden) aan de vrouw mag voldoen;
e. de vrouw te gebieden het conservatoir maritaal beslag op de onroerende zaak, kadastraal bekend als [kadastrale aanduiding], binnen tweemaal vierentwintig (24) uur na betekening van het vonnis op te heffen, met de bepaling dat de vrouw een dwangsom van US$ 500,-, althans een door het gerecht in goede justitie te bepalen dwangsom, per dag zal verbeuren voor elke dag of gedeelte van een dag dat zij in gebreke mocht blijven om aan het rechterlijke gebod te voldoen, tot een maximum van US$ 25.000,-;
f. de vrouw te veroordelen om aan eiser te betalen US$ 9.776,55 van 19 maart 1982 tot 1 mei 2017 of een ander in goede justitie te betalen bedrag aan gebruiksvergoeding;
g. de vrouw te veroordelen tot betaling aan de man van een bedrag van US$ 2.000,-, zijnde de helft van de huuropbrengsten van het onroerend goed van 16 september 2018 tot 15 februari 2020;
h. de vrouw te veroordelen tot betaling aan de man van een bedrag van US$ 125,-, zijnde de helft van de huuropbrengst van het onroerende goed voor iedere ingegane maand vanaf 16 februari 2020 tot het tijdstip van overdracht van het perceel aan de man.
6. De vrouw heeft verweer gevoerd waar hierna, voor zover van belang, nader op in zal worden gegaan.

De beoordeling

Verdeling van de gemeenschap van goederen
7. Met de inschrijving van de echtscheidingsbeschikking in de registers van de burgerlijke stand op 18 maart 1982 is de gemeenschap van goederen ontbonden. [1] Dat betekent dat alle goederen die op 18 maart 1982 aanwezig waren moeten worden verdeeld. Ook moet voor eventuele schulden, die er op 18 maart 1982 waren, worden bepaald wie van partijen welk deel moet betalen tegenover de ander.
8. Tussen partijen is niet in geschil dat de (ontbonden) huwelijksgoederengemeenschap alleen goederen omvatte en dus geen schulden. Volgens de man zijn al die goederen door de jaren heen verdeeld, in die zin dat iedere partij die goederen heeft behouden die hij/zij destijds onder zich had zonder vergoeding wegens overbedeling, met uitzondering van het recht van erfpacht op het perceel grond gelegen te Rincon (met daarop een opstal). Dit betreft kort gezegd een in erfpacht verkregen stuk grond met daarop een fruitschuur. De waarde hiervan is volgens de man US$ 25.000,- waarbij hij verwijst naar een taxatierapport.
De vrouw meent dat alle goederen reeds zijn verdeeld, ook het in erfpacht verkregen stuk grond met fruitschuur, althans dat partijen hebben afgesproken dat het in erfpacht verkregen stuk grond met fruitschuur aan haar zou worden toegedeeld, zodat zij in haar eigen levensonderhoud zou kunnen blijven voorzien, in ruil waarvoor de man geen partneralimentatie zou betalen. Om bewijstechnische redenen ziet de vrouw echter af van het voeren van verweer tegen de vorderingen van de man onder a. b. en c.
Het gerecht begrijpt die vorderingen in samenhang bezien samengevat als een vordering om de wijze van verdeling te gelasten in die zin dat het recht van erfpacht op het perceel grond met fruitschuur aan de man zal worden toegedeeld en dat de man wegens overbedeling bij de levering van dit recht bij de notaris een bedrag van US$ 12.500,- aan de vrouw dient te voldoen. Die vorderingen zullen als zodanig worden toegewezen. De vordering om de overbedelingsvergoeding in termijnen te betalen zal worden afgewezen. Voldoening in termijnen mag de rechter ingevolge artikel 3:185 lid 3 BW BES alleen dan tegen de zin van een deelgenoot voorschrijven als niet op andere wijze tot een, alle omstandigheden in aanmerking nemende, billijke verdeling is te geraken. De vrouw is het, mede gelet op haar leeftijd en gezondheidstoestand, niet eens met betaling in termijnen, terwijl de man niet heeft gesteld, laat staan onderbouwd dat hij niet in staat is om de overbedelingsvergoeding in één keer te voldoen.
Opheffen beslag
9. Nu de vrouw heeft toegezegd dat zij haar medewerking zal verlenen aan de opheffing van het maritaal beslag, heeft de man geen belang bij zijn vorderingen in dit kader. Die vorderingen zullen dus worden afgewezen.
Gebruiksvergoeding
10. Art. 3:169 BW BES bepaalt dat – behoudens andersluidende regeling – iedere deelgenoot bevoegd is tot het gebruik van een gemeenschappelijk goed, mits dit gebruik met het recht van de overige deelgenoten te verenigen is. Indien een deelgenoot het goed met uitsluiting van de andere(n) gebruikt, kan dat aanleiding vormen om laatstgenoemde(n) een vergoeding ter zake van gederfd gebruiksgenot toe te kennen (zie bv. HR 22 december 2000, ECLI:NL:HR:2000:AA9143, NJ 2001/59 en HR 25 maart 2016, ECLI:NL:HR:2016:502, HR 3 februari 2017, ECLI:NL:HR:2017:156).
De redelijkheid en de billijkheid die de rechtsbetrekking tussen de deelgenoten beheersen dienen bij de beoordeling met betrekking tot de gebruiksvergoeding tot maatstaf op grond van artikel 3:166 lid 3 BW BES. In dit geval acht het gerecht het niet redelijk om een gebruiksvergoeding toe te kennen. De vrouw was de afgelopen veertig jaar in de veronderstelling dat de fruitschuur aan was toegedeeld/zou worden toegedeeld. Dat heeft de man niet betwist. De man is ongeveer veertig jaar geleden vetrokken naar Nederland en heeft nooit eerder gevraagd om verdeling of een gebruiksvergoeding. De vordering ter zake zal daarom worden afgewezen.
Huur
11. De man maakt aanspraak op de helft van de huuropbrengsten van de fruitschuur. Artikel 3:172 BW BES bepaalt dat – behoudens andersluidende regeling – de deelgenoten naar evenredigheid van hun aandelen delen in de vruchten en andere voordelen die het gemeenschappelijke goed oplevert, en dat zij in dezelfde evenredigheid moeten bijdragen tot de uitgaven die voortvloeien uit handelingen welke bevoegdelijk ten behoeve van de gemeenschap zijn verricht. Dit artikel regelt dus enerzijds de aanspraak op vruchten en anderzijds de draagplicht voor uitgaven.
Voor zover de verdeling van de vruchten de grondslag van de vordering is overweegt het gerecht dat tussen partijen niet in geschil is dat de vrouw de afgelopen jaren in totaal US$ 400,- aan huuropbrengsten heeft genoten. Nu de vrouw onbetwist heeft gesteld dat zij de afgelopen jaren de onderhoudskosten van de fruitschuur heeft gedragen, gaat het gerecht ervan uit dat die kosten de genoten huuropbrengst ruimschoots overstijgen en zijn er dus ook geen vruchten meer te verdelen.
In de conclusie van repliek heeft de man, zo begrijpt het gerecht, de grondslag van zijn vordering aangevuld en stelt hij zich op het standpunt dat de vrouw, door een (nieuwe) huurovereenkomst aan te gaan met een wanbetaler, de heer […], het risico heeft aanvaard dat de huur niet zou worden betaald. Dit levert een onrechtmatige daad op van de vrouw jegens de man en de vrouw is aansprakelijk voor de door de man geleden schade uit wanprestatie van de heer […], aldus de man. De man heeft niet voldoende onderbouwd waarom het onrechtmatig is om een (nieuwe) huurovereenkomst te sluiten. De enkele omstandigheid dat de huurder eerder niet betaalde (de vrouw betwist overigens dat zij daarvan op de hoogte was) sluit immers niet zonder meer uit dat de huurder in het vervolg wel huur zal betalen.
12. Nu partijen ex-echtgenoten zijn zullen de proceskosten worden gecompenseerd in die zin dat ieder de eigen kosten draagt.
13. Gelet op het overgelegde KRB-formulieren van beide partijen zullen de verzoeken om kosteloos te mogen procederen worden toegewezen.

De beslissing

Het gerecht:
1. gelast de wijze van verdeling als volgt:
  • het recht van erfpacht op een perceel grond gelegen te [plaats] op Bonaire, [kadastrale aanduiding] (met daarop een opstal) zal aan de man worden toegedeeld (het recht van erfpacht);
  • partijen moeten zich tot de notaris, mr. A.H. Schouten, haar plaatsvervanger of waarnemer wenden om de levering van het recht van erfpacht aan de man te bewerkstelligen;
  • de man zal uiterlijk op het moment van levering bij de notaris een bedrag van US$ 12.500,- wegens overbedeling aan de vrouw voldoen,
2. verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
3. compenseert de proceskosten in die zin dat ieder van partijen de eigen kosten draagt,
4. verleent zowel eiser als gedaagde verlof om kosteloos te mogen procederen,
5. wijst het meer of anders verzochte af.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.A. van Voorthuizen, rechter, en uitgesproken op 24 februari 2021 in tegenwoordigheid van de griffier.

Voetnoten

1.Artikel 1:99 BW BES jo. artikel 1:163 BW BES.