Uitspraak
1.PROCESVERLOOP
2.FEITEN
3.GESCHIL
4.OVERWEGINGEN
Ontvankelijkheid bezwaar 2011
5.PROCESKOSTENVERGOEDING EN GRIFFIERECHT
6.DE BESLISSING
twee maandenna de verzenddatum hoger beroep instellen bij:
belastinggriffieBES@caribjustitia.org.
Gerecht in eerste aanleg van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
In deze zaak heeft het Gerecht in eerste aanleg van Bonaire, Sint Eustatius en Saba op 26 maart 2020 uitspraak gedaan in een belastingrechtelijk geschil tussen een NV, die een huisartsenpraktijk drijft, en de Inspecteur der Belastingen. De belanghebbende, vertegenwoordigd door de directeur-grootaandeelhouder, betwistte de naheffingsaanslagen loonbelasting die waren opgelegd over de jaren 2011 tot en met 2015. De Inspecteur had deze naheffingsaanslagen opgelegd omdat een deel van de uitbetaalde salarissen door de dga als dividend was aangemerkt, wat volgens de Inspecteur niet correct was. De belanghebbende stelde dat de niet als loon verantwoorde bedragen als dividend moesten worden aangemerkt en dat de Inspecteur ten onrechte een brutering had toegepast.
Het Gerecht oordeelde dat de belanghebbende niet aannemelijk had gemaakt dat de uitbetaalde bedragen als dividend konden worden aangemerkt. De rechtbank stelde vast dat de uitbetaalde bedragen op de bankafschriften als 'salary' waren aangeduid en dat er geen bewijs was dat deze bedragen als dividend waren uitgekeerd. De naheffingsaanslagen werden daarom in stand gehouden. De rechtbank oordeelde ook dat de Inspecteur de vergrijpboete terecht had opgelegd, maar deze boete werd verminderd tot 25% van het bedrag van de niet-verantwoorde lonen. De uitspraak leidde tot een gedeeltelijke gegrondverklaring van het beroep van de belanghebbende, waarbij de naheffingsaanslagen voor de jaren 2012 tot en met 2015 gegrond werden verklaard, maar de naheffingsaanslag voor 2011 ongegrond bleef.
De uitspraak benadrukt de noodzaak voor belastingplichtigen om duidelijk aan te tonen hoe uitbetaalde bedragen moeten worden gekwalificeerd, en dat de bewijslast bij de belastingplichtige ligt wanneer deze een afwijkende kwalificatie van betalingen voorstelt. De rechtbank heeft ook de proceskosten en het griffierecht vergoed aan de belanghebbende.