ECLI:NL:OGEABES:2018:5

Gerecht in eerste aanleg van Bonaire, Sint Eustatius en Saba

Datum uitspraak
3 mei 2018
Publicatiedatum
8 mei 2018
Zaaknummer
BBZ nrs. BON201700063, BON201700064 en BON201700069
Instantie
Gerecht in eerste aanleg van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen aanslagen grondbelasting Bonaire en waardevaststelling

In deze zaak heeft het Gerecht in eerste aanleg van Bonaire, Sint Eustatius en Saba op 3 mei 2018 uitspraak gedaan over het beroep van een belanghebbende tegen aanslagen in de grondbelasting voor de jaren 2014, 2015 en 2016. De belanghebbende had bezwaar gemaakt tegen de aanslagen die waren opgelegd naar een waarde van USD 600.000. Na bezwaar heeft de heffingsambtenaar de waarde verlaagd tot USD 465.000. De belanghebbende was het niet eens met deze waardevaststelling en heeft beroep ingesteld. Tijdens de zitting op 20 oktober 2017 was de belanghebbende niet aanwezig, maar op 24 april 2018 was hij wel aanwezig, bijgestaan door zijn vader. De heffingsambtenaar was vertegenwoordigd door een advocaat en twee assistenten.

De kern van het geschil was of de waardevaststelling in overeenstemming was met de Eilandsverordening grondbelasting Bonaire. De belanghebbende betwistte de waardevaststelling, terwijl de heffingsambtenaar deze bevestigde. Het Gerecht oordeelde dat de bezwaren van de belanghebbende ontvankelijk waren, ondanks dat de waarde voor een tijdvak van vijf jaar was vastgesteld. Het Gerecht concludeerde dat de aanslagen geldig waren, ook al was de waardepeildatum niet vermeld. Uiteindelijk werd het beroep van de belanghebbende ongegrond verklaard, en er werd geen proceskostenvergoeding toegekend.

De uitspraak benadrukt dat de heffingsambtenaar de waarde van de onroerende zaak niet slechts éénmaal vaststelt bij de eerste aanslag van het vijfjarige tijdvak, en dat de waardepeildatum niet noodzakelijkerwijs voorafgaand aan het tijdvak hoeft te worden vastgesteld. De belanghebbende heeft de mogelijkheid om binnen twee maanden hoger beroep in te stellen bij het Gemeenschappelijk Hof van Justitie.

Uitspraak

Uitspraak van 3 mei 2018
BBZ nrs. BON201700063, BON201700064 en BON201700069
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN BONAIRE, SINT EUSTATIUS EN SABA
Zittingsplaats Bonaire
Uitspraak
Op het beroep in de zin van
hoofdstuk VIII, titel acht, afdeling drie van de Belastingwet BES van:
[ X ], wonende te Bonaire,
belanghebbende,
gericht tegen:
DE HEFFINGSAMBTENAAR VAN HET OPENBAAR LICHAAM BONAIRE,
de heffingsambtenaar.

1.PROCESVERLOOP

1.1
Aan belanghebbende zijn ter zake van de onroerende zaak [ SC 00] voor de jaren 2014 en 2015, met dagtekening 31 oktober 2016, aanslagen in de grondbelasting opgelegd naar een waarde van USD 600.000.
1.2
Aan belanghebbende is ter zake van voornoemde onroerende zaak voor het jaar 2016, met dagtekening 31 december 2016, een aanslag in de grondbelasting opgelegd naar een waarde van USD 600.000.
1.3
Belanghebbende heeft op respectievelijk 22 december 2016 (voor de jaren 2014 en 2015) en 25 januari 2017 (voor het jaar 2016) bezwaar gemaakt tegen de aanslagen.
1.4
De heffingsambtenaar heeft bij uitspraken op bezwaar van 15 februari 2017 de aanslagen voor de jaren 2014, 2015 en 2016 verminderd tot aanslagen naar een waarde van USD 465.000.
1.5
Belanghebbende heeft op 10 april 2017 beroep ingesteld tegen de uitspraken op bezwaar. Belanghebbende heeft daarvoor een bedrag aan griffierecht betaald van USD 30.
1.6
De heffingsambtenaar heeft op 28 augustus 2017 verweerschriften ingediend.
1.7
De zitting heeft plaatsgevonden op 20 oktober 2017. Belanghebbende is niet verschenen. Namens de heffingsambtenaar is verschenen advocaat
[ A ]. Het Gerecht heeft het onderzoek ter zitting tot een nader tijdstip geschorst.
1.8
Belanghebbende heeft op 8 februari 2018 nadere stukken ingediend.
1.9
De nadere zitting heeft plaatsgevonden op 24 april 2018. Belanghebbende is verschenen, bijgestaan door zijn vader [ B ]. Namens de heffingsambtenaar is verschenen advocaat [ A ], bijgestaan door [ C ] en [ D ].

2.FEITEN

2.1
Belanghebbende is eigenaar en gebruiker van de onroerende zaak. De onroerende zaak bestaat uit een vrijstaand verdiepingshuis gelegen op een perceel met een oppervlakte van 2.015 m². De woning is gebouwd in 1996 en heeft een woonoppervlakte van 390 m².
2.2
Belanghebbende is het niet eens met de vastgestelde waarde van USD 600.000. In bezwaar heeft belanghebbende een taxatierapport van taxateur [ G ] van 3 januari 2017 ingebracht, waarin de waarde is getaxeerd op USD 465.000.
2.3
Overeenkomstig voornoemd taxatierapport heeft de heffingsambtenaar in de uitspraken op bezwaar de waarde voor de jaren 2014, 2015 en 2016 verminderd tot USD 465.000.

3.GESCHIL EN STANDPUNTEN PARTIJEN

3.1
In geschil is of de waardevaststelling overeenkomstig de bepalingen van de Eilandsverordening grondbelasting Bonaire (hierna: EvGB) heeft plaatsgevonden. Belanghebbende beantwoordt deze vraag ontkennend, de heffingsambtenaar bevestigend.
3.2
Over de waarde per de waardepeildata 1 januari 2010 en 1 januari 2015
(USD 465.000) verschillen partijen niet langer van mening.
3.3
Belanghebbende concludeert tot vernietiging van de aanslagen. De heffingsambtenaar concludeert tot bevestiging van de uitspraken op bezwaar.

4.BEOORDELING VAN HET BEROEP

Ontvankelijkheid van het bezwaar

4.1
In artikel 7 Eilandsverordening grondbelasting Bonaire (hierna: EvGB) in samenhang met artikel 8.92 Belastingwet BES is bepaald dat binnen twee maanden bezwaar kan worden gemaakt tegen een opgelegde belastingaanslag.
4.2
Ingevolge de artikelen 1 en 6 EvGB wordt de grondbelasting jaarlijks geheven bij wege van aanslag. Deze aanslag bevat onder meer de heffingsmaatstaf (waarde). Ondanks dat deze waarde geldt voor een tijdvak van vijf achtereenvolgende jaren, kan tegen de aanslag grondbelasting en de daarin neergelegde waarde – bij gebreke van een andersluidende wettelijke regeling – jaarlijks bezwaar worden gemaakt. De door belanghebbende ingestelde bezwaren zijn derhalve ontvankelijk.
4.3
Anders dan belanghebbende meent, brengt voorgenoemde regeling mee dat de heffingsambtenaar de waarde van de onroerende zaak niet slechts éénmaal vaststelt bij de eerste aanslag van het vijfjarige tijdvak.
Inwerkingtreding Eilandsverordening grondbelasting Bonaire
4.4
Op grond van artikel 43 Wet financiën openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba (hierna: Wet Fin) kunnen openbare lichamen een grondbelasting heffen ter zake van binnen het openbaar lichaam gelegen onroerende zaken.
4.5
De Eilandsraad van Bonaire heeft van deze bevoegdheid gebruik gemaakt door de EvGB vast te stellen.
4.6
Ingevolge artikel 11, lid 1, EvGB treedt de EvGB in werking op het tijdstip dat de artikelen 43, 44 en 45 tot en met 52 Wet Fin in werking treden. Blijkens het Besluit van 16 december 2010, Stb. 2010/831, is hoofdstuk IV Wet Fin – waarvan de voornoemde artikelen deel uitmaken – op 1 januari 2011 in werking getreden. Dit betekent dat de EvGB ook op 1 januari 2011 in werking is getreden.
Waardevaststelling
4.7
Gelet op de inwerkingtreding van de EvGB per 1 januari 2011 is de datum van ingang van de heffing ook 1 januari 2011 (artikel 11, lid 2, EvGB).
4.8
Ingevolge artikel 3, lid 3, EvGB wordt de waarde van een onroerende zaak bepaald naar de waarde die de zaak op de waardepeildatum heeft naar de staat waarin de zaak op die datum verkeert. Het vierde lid van dit artikel behelst de regel dat de waardepeildatum één jaar ligt voor het begin van het tijdvak waarvoor de waarde wordt vastgesteld. Nu op grond van artikel 3, lid 6, EvGB het eerste tijdvak aanvangt op 1 januari 2011, is de waardepeildatum voor dat tijdvak derhalve 1 januari 2010.
4.9
Ingevolge artikel 3, lid 5, EvGB geldt de waarde voor vijf achtereenvolgende jaren. Dit betekent dat het eerste tijdvak de jaren 2011 tot en met 2015 behelst, en dat voor die jaren de waarde wordt bepaald naar waarde van de onroerende zaak op 1 januari 2010 en in beginsel naar de staat waarin de onroerende zaak op die datum verkeerde. Het tweede tijdvak behelst de jaren 2016 tot en met 2020. Voor die jaren wordt de waarde bepaald naar de waarde van de onroerende zaak op 1 januari 2015 en in beginsel naar de staat waarin de onroerende zaak op die datum verkeerde.
4.1
Anders dan belanghebbende meent, is op grond van voornoemde regeling niet vereist dat de feitelijke waardevaststelling geschiedt voorafgaand aan het begin van tijdvak.
4.11
Anders dan artikel 44 Wet Fin voorschrijft, bevatten onderhavige aanslagen niet de waardepeildatum. Ingevolge het tweede lid van dit artikel brengt dit formele gebrek echter geen nietigheid van de aanslag mee. De enkele omstandigheid dat een aanslag geen of een onjuiste waardepeildatum vermeldt, staat aan de geldigheid van die aanslag niet in de weg. Het gaat om de daarbij vastgestelde waarde (vgl. HR 24 januari 2003, nr. 37.561, ECLI:NL:HR:2003:AF3281).
Slotsom
4.12
Gelet op het vorenstaande wordt het beroep van belanghebbende ongegrond verklaard.

5.PROCESKOSTENVERGOEDING EN GRIFFIERECHT

Het Gerecht ziet geen aanleiding voor een vergoeding van de proceskosten of van het betaalde griffierecht.

6.DE BESLISSING

Het Gerecht:
- verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gegeven door mr. dr. A.J.H. van Suilen, rechter in dit gerecht, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting van 3 mei 2018, in tegenwoordigheid van de griffier N.N. Noël - van der Biezen BSc.
De griffier, De rechter,
Afschriften zijn per post/ per e-mail op ………………………….. aan partijen verzonden.
HOGER BEROEP
Tegen deze uitspraak kunnen beide partijen binnen
twee maandenna de verzenddatum hoger beroep instellen bij:
Het Gemeenschappelijk Hof van Justitie (belastingkamer)
Wilhelminaplein 4
Willemstad
Curaçao
Partijen hebben ook de mogelijkheid hun beroepschrift in te dienen bij de griffie van het Gerecht dat deze uitspraak heeft gedaan:
Het Gerecht in eerste aanleg
Plasa Reina Wilhelmina (Fort Oranje)
Kralendijk
Bonaire
De datum van binnenkomst bij de griffie van het Gerecht in eerste aanleg is in dat geval bepalend voor de vraag of het beroep tijdig is ingesteld bij het Gemeenschappelijk Hof van Justitie.
U wordt verzocht bij het indienen van het beroepschrift het volgende in acht te nemen:
1. Leg bij het beroepschrift een afschrift over van deze uitspraak;
2. Onderteken het beroepschrift en vermeld het volgende:
a. de naam en het adres van de indiener,
b. de dagtekening,
c. waartegen u in beroep komt,
d. waarom u het niet eens bent met deze uitspraak (de gronden van het hoger beroep).
Voor het instellen van hoger beroep is griffierecht ten bedrage van USD 60 verschuldigd. In het beroepschrift kan aan het Gemeenschappelijk Hof van Justitie worden verzocht om de wederpartij te veroordelen in de proceskosten.