ECLI:NL:HR:2003:AF3281
Hoge Raad
- Cassatie
- E. Korthals Altes
- L. Monné
- P.J. van Amersfoort
- J.W. van den Berge
- A.R. Leemreis
- Rechtspraak.nl
Beroep in cassatie tegen de uitspraak van het Gerechtshof over de waarde van onroerende zaak en de toepassing van de Wet waardering onroerende zaken
In deze zaak gaat het om een beroep in cassatie van belanghebbende X tegen de uitspraak van het Gerechtshof te Arnhem van 16 augustus 2001, betreffende de beschikking van de gemeente Elburg over de waarde van de onroerende zaak aan de a-straat 1 te Z. De waarde was vastgesteld op ƒ 520.000 voor het tijdvak van 1 januari 1997 tot en met 31 december 2000. Na bezwaar van belanghebbende handhaafde de heffingsambtenaar de beschikking, waarna belanghebbende in beroep ging bij het Hof. Het Hof verklaarde het beroep ongegrond, waarop belanghebbende cassatie instelde.
De Hoge Raad oordeelt dat het Hof ten onrechte is uitgegaan van een waardepeildatum van 1 januari 1994, terwijl volgens artikel 18, lid 2, van de Wet waardering onroerende zaken de waardepeildatum twee jaren voor het begin van het tijdvak ligt. Dit betekent dat de waardepeildatum voor de onderhavige zaak 1 januari 1995 had moeten zijn. De Hoge Raad vernietigt de uitspraak van het Hof en verwijst de zaak naar het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch voor verdere behandeling. Tevens wordt het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Elburg gelast om het griffierecht van ƒ 160 (€ 72,60) aan belanghebbende te vergoeden.
De Hoge Raad concludeert dat de klachten van belanghebbende gegrond zijn, omdat de verordening van de gemeente Elburg niet op de juiste wijze bekendgemaakt was, waardoor deze geen verbindende kracht heeft. Dit heeft gevolgen voor de waardebepaling volgens de Wet WOZ, en de hoofdregel van artikel 18 blijft van toepassing. De uitspraak van het Hof kan om deze redenen niet in stand blijven, en de Hoge Raad acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten.