In deze zaak verzoekt de moeder, wonende in Nederland maar feitelijk verblijvend in Aruba, om te bepalen dat de hoofdverblijfplaats van haar kind, geboren in Nederland, bij haar in Aruba zal zijn. De vader, die in Nederland woont, is het daar niet mee eens en stelt dat de Arubaanse rechter onbevoegd is om te oordelen, omdat de gewone verblijfplaats van het kind in Nederland is. De mondelinge behandeling vond plaats op 18 juni 2025, waarbij beide ouders aanwezig waren, bijgestaan door hun advocaten. Het Gerecht heeft na de behandeling geoordeeld dat de gewone verblijfplaats van het kind in Nederland ligt, en heeft zich daarom onbevoegd verklaard om van de verzoeken kennis te nemen. Het Gerecht heeft partijen aangespoord om afspraken te maken over de terugkeer van het kind naar Nederland, en heeft de proceskosten gecompenseerd, zodat iedere partij zijn eigen kosten draagt. De beschikking is gegeven op 26 juni 2025.