ECLI:NL:OGEAA:2024:9

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
7 februari 2024
Publicatiedatum
12 februari 2024
Zaaknummer
AUA202304222
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek tot voorlopige voorziening ex artikel 54 van de Lar inzake bijstandsuitkering en gehandicaptenuitkering

In deze zaak heeft verzoeker, wonend in Aruba, een verzoek ingediend tot het treffen van een voorlopige voorziening op basis van artikel 54 van de Landsverordening administratieve rechtspraak (Lar). Dit verzoek is gericht tegen de beslissing van de Minister van Justitie en Sociale Zaken, die op 2 oktober 2023 het bezwaar van verzoeker tegen de halvering van zijn bijstandsuitkering ongegrond heeft verklaard. Verzoeker heeft in 2018 een aanvraag ingediend voor een gehandicaptenuitkering, maar in plaats daarvan is hem een reguliere bijstandsuitkering toegekend. Hij betoogt dat hij door zijn medische toestand, waaronder post traumatische dystrofie, niet in staat is om te werken en dat de halvering van zijn bijstandsuitkering hem in een financieel benarde positie brengt.

Het gerecht heeft de zaak behandeld op 17 januari 2024, waarbij verzoeker in persoon aanwezig was en verweerder vertegenwoordigd werd door zijn gemachtigde. De rechter heeft overwogen dat verzoeker sinds 2018 herhaaldelijk gedeeltelijk en tijdelijk arbeidsongeschikt is verklaard, en dat de bestreden beslissing van de Minister niet voldoende rekening houdt met deze langdurige arbeidsongeschiktheid. De rechter heeft geconcludeerd dat de uitvoering van de bestreden beslissing voor verzoeker een onevenredig nadeel met zich zou brengen en heeft daarom besloten om de beslissing op bezwaar en de eerdere beschikkingen te schorsen. Tevens is bepaald dat verzoeker met ingang van de uitspraak een uitkering zal ontvangen gelijk aan die van een gehandicaptenuitkering, totdat op het beroep is beslist.

De uitspraak is gedaan door mr. W.C.E. Winfield op 7 februari 2024, en tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open. De rechter heeft ook gelast dat het door verzoeker betaalde griffierecht wordt teruggegeven.

Uitspraak

Uitspraak van 7 februari 2024
Lar nr. AUA202304222

GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA

UITSPRAAK
op het verzoek in de zin van artikel 54 van de
Landsverordening administratieve rechtspraak (Lar) van:

[Verzoeker],

wonend in Aruba,
VERZOEKER,
procederend in persoon,
gericht tegen:

DE MINISTER VAN JUSTITIE EN SOCIALE ZAKEN,

zetelend in Aruba,
VERWEERDER, hierna te noemen de bank,
gemachtigde: mr. Y.F.M. Kaarsbaan (DWJZ).

PROCESVERLOOP

Bij beslissing op bezwaar van 2 oktober 2023 heeft verweerder het bezwaar van verzoeker, gericht tegen de beschikkingen van 25 april 2022 waarbij de bijstandsuitkering van verzoeker wordt gehalveerd en hem is meegedeeld dat het teveel ontvangen bedrag aan bijstandsuitkering wordt teruggevorderd, ongegrond verklaard.
Hiertegen heeft verzoeker op 26 oktober 2023 beroep ingesteld.
Op 6 december 2023 heeft verzoeker onderhavig verzoekschrift ingediend.
Het gerecht heeft het verzoek behandeld ter zitting van 17 januari 2023. Verzoeker is in persoon verschenen. Verweerder is verschenen bij zijn gemachtigde voornoemd.
De uitspraak is bepaald op heden.

OVERWEGINGEN

Standpunten van partijen

1.1
Het verzoek strekt, zo begrijpt het gerecht, tot schorsing van de bestreden beslissing en om als voorziening te treffen dat aan hem gehandicaptenuitkering wordt toegekend. Verzoeker betoogt onder meer dat hij sinds 2018 om een gehandicaptenuitkering heeft verzocht en dat hem in plaats daarvan een ‘gewone’ bijstandsuitkering is toegekend. Hij is wegens post traumatische dystrofie (CRPS) niet in staat om te werken. Door de korting van zijn bijstandsuitkering met 50% en daarop ook nog eens een bedrag op in te houden ter terugbetaling van volgens verweerder te veel ontvangen bijstand, heeft hij zich genoodzaakt gezien om proberen te werken met alle gevolgen van dien. Hij stelt door zijn lichamelijke klachten eigenlijk niet tot het verrichten van arbeid in staat te zijn.
1.2
Aan de bestreden beslissing is ten grondslag gelegd dat verzoeker vanaf 15 december 2021 heeft gewerkt en inkomsten uit arbeid heeft genoten. Verzoeker heeft nagelaten dit te melden. Het teveel ontvangen bedrag aan bijstandsuitkering behoort te worden teruggevorderd. Voorts is verzoeker door eigen toedoen op 21 februari 2022 met onmiddellijke ingang ontslagen. Hierin is reden gelegen om de bijstandsuitkering te halveren.
Het geschil
2.1
Ter beantwoording ligt voor de vraag of de uitvoering van de bestreden beslissing voor verzoeker een onevenredig nadeel met zich zou brengen in verhouding tot het door een onmiddellijke uitvoering daarvan te dienen belang.
2.2
Bij de beoordeling neemt het gerecht het volgende in aanmerking.
Het wettelijk kader
3.1
Ingevolge artikel 54, eerste lid, van de Lar, kan, indien krachtens deze landsverordening een bezwaar- of beroepschrift aanhangig is, de indiener daarvan aan het gerecht verzoeken om de bestreden beschikking onderscheidenlijk beslissing op het bezwaarschrift te schorsen op grond, dat de uitvoering daarvan voor betrokkene een onevenredig nadeel met zich zou brengen in verhouding tot het door een onmiddellijke uitvoering daarvan te dienen belang. Ingevolge het tweede lid kan het gerecht tevens een voorlopige voorziening treffen.
3.2
Ingevolge artikel 2, eerste lid van het Landsbesluit bijstandsverlening (Lbv), wordt bijstand afgestemd op de omstandigheden en mogelijkheden van de aanvrager en zijn gezin, alsmede op het betoonde besef aan verantwoordelijkheid voor de voorziening in het bestaan; hij is erop gericht de persoon zo mogelijk in staat te stellen zelfstandig in zijn bestaan te voorzien.
3.3
Ingevolge artikel 7, eerste lid van het Lbv bedraagt het normbedrag Afl. 407,- per volle kalendermaand [1] .
3.4
Ingevolge Artikel 8, eerste lid, voor zover hier van belang, verleent de Minister, indien ten genoegen van deze door een of meer doktersverklaringen en een advies van de directeur van de Directie Arbeid is aangetoond dat een inwonend werkloos kind van zestien jaar of ouder als gevolg van een lichamelijk of geestelijk gebrek in overwegende mate langdurig arbeidsongeschikt zal zijn, zelfstandige maatschappelijke hulp aan deze in de vorm van een gehandicaptenuitkering. De hoogte van de gehandicaptenuitkering bedraagt Afl. 947,- per maand [2] . Hoewel het Landsbesluit bijstandsverlening daarvoor geen wettelijke basis biedt, pleegt verweerder, met overeenkomstige toepassing van artikel 8, eerste lid, voornoemd, ook aan personen, ouder dan 18 jaar, een gehandicaptenuitkering toe te kennen.
3.5
Ingevolge artikel 13, eerste lid van het Lbv wordt, bij weigering tot aanvaarding van voor de betrokkene passend werk of van een voor deze passend om-, her- en bijscholingsprogramma, zulks ter beoordeling van de Directeur na ter zake ingewonnen advies van de Directeur Arbeid, door een persoon die tot de arbeidsreserve behoort, en aan wie of ten behoeve van wie bijstand is verleend, aan of ten behoeve van de betrokkene geen bijstand meer verleend, respectievelijk de aan hem toegekende feitelijke uitkering gekort met inachtneming van het bepaalde in het tweede lid.
Ingevolge het tweede lid wordt, indien een persoon als bedoeld in het eerste lid, of ook indien een aanvrager van bijstand door eigen toedoen of schuld werkloos is geworden, tot het tijdstip waarop het eerste lid niet langer op hen van toepassing is, het bedrag van de feitelijke uitkering gekort met de helft, indien het een gezinshoofd of alleenstaande betreft, en met eenderde, indien het een gezinslid betreft.
3.6
Ingevolge Artikel 20, eerste lid, van het Lbv dienen aanvragen om bijstand schriftelijk te worden ingediend bij de daartoe door de Directeur aangewezen ambtenaar of ambtenaren. De Directeur is bevoegd nadere regelen vast te stellen omtrent de vorm waarin de aanvrage dient te worden gedaan.
Ingevolge het tweede lid doet de Directeur de aanvragen zo spoedig mogelijk aan een onderzoek onderwerpen, waarvan een schriftelijk rapport, mede inhoudende een advies, wordt opgemaakt, aan de hand waarvan de mate en de wijze van hulpverlening wordt vastgesteld; bij het advies bevindt zich een berekening van de feitelijke uitkering volgens het bij dit landsbesluit behorend formulier. De betrokkene wordt van de beslissing op zijn aanvrage terstond in kennis gesteld.
Ingevolge het derde lid, wordt de behoefte aan voortzetting van of wijziging in de mate van de bijstand per geval op door de Directeur te bepalen tijdstippen opnieuw onderzocht, van welk onderzoek schriftelijk rapport wordt opgemaakt. Indien de resultaten van dit onderzoek daartoe aanleiding geven wordt eerdere beschikking ter zake gewijzigd of ingetrokken. Van een dergelijke beslissing wordt de betrokkene terstond in kennis gesteld.
De vaststaande feiten
4.1
Verzoeker heeft in 2018 een aanvraag ingediend om toekenning van gehandicaptenuitkering. Departamento di Asunto Social heeft op grond van dit verzoek aan de geneeskundige van de Medwork verzocht om verzoeker te onderzoeken.
4.2
Op 11 oktober 2018 heeft de geneeskundige van Medwork verzoeker gedeeltelijk en tijdelijk arbeidsongeschikt geacht voor een periode van zes maanden.
4.3
Op 5 februari 2019 heeft de geneeskundige van Medwork verzoeker gedeeltelijk en tijdelijk arbeidsongeschikt bevonden voor de duur van zes maanden. Tevens heeft verzoeker het advies gekregen om met speciale therapie te beginnen.
4.4
Op 31 juli 2019 heeft de geneeskundige van Medwork verzoeker gedeeltelijk en tijdelijk ongeschikt geacht.
4.5
Op 12 december 2019 heeft de geneeskundige van Medwork verzoeker gedeeltelijk en tijdelijk ongeschikt geacht voor de duur van zes maanden.
4.6
Op 19 juni 2020 heeft de geneeskundige van Medwork verzoeker gedeeltelijk en tijdelijk ongeschikt geacht voor de duur van zes maanden.
4.7
Op 10 februari 2021 heeft de geneeskundige van Medwork verzoeker tijdelijk volledig ongeschikt geacht voor de duur van zes maanden.
4.8
Op 12 oktober 2021 heeft de geneeskundige van Medwork verzoeker tijdelijk volledig ongeschikt geacht voor de duur van zes maanden.
4.9
Verzoeker heeft in de periode van 15 december 2021 tot 21 februari 2022 gewerkt bij Hunter Security. Op 21 februari 2022 is verzoeker met onmiddellijke ingang ontslagen.
4.1
Op 14 juli 2022 heeft de geneeskundige van Medwork verzoeker gedeeltelijk en tijdelijk ongeschikt geacht voor de duur van twaalf maanden.
4.3
Bij beschikkingen van 25 april 2022 (beiden met kenmerk dszh22/FinVul-1410) heeft verweerder besloten om de aan verzoeker toegekende bijstandsuitkering met ingang van april 2022 te halveren naar reden van Afl. 225,- per maand. Tevens heeft verweerder verzoeker bericht dat hij het teveel ontvangen bedrag aan bijstandsuitkering moet terugbetalen en dat hij een schuld heeft van Afl. 610,-. Per maand zal een bedrag van Afl. 25,- worden ingehouden op zijn bijstandsuitkering. In de eerste beschikking staat onder meer:
“(...)
Den bo caso, bo persona a traha cu Hunter Security desde 15-12-2021 t/c 21-02-2022 y no a avisa Departamento. Bo a wordo kita dor di mes un culpa, Departamento ta aplica Art. 13. Bo no a cumpli cu rekisito pidi cu ta payslip. Bo ta inscribe na DPL como buscador di trabou desde 03-03-2022. Bo bijstand ta keda baha na e suma di Awg. 225,00 pa luna.
(…)”.
In de tweede beschikking van 25 april 2022 staat onder meer:
“(…)
Bo persona tin un saldo nobo na debe pa e suma di Awg. 610,00 pa e period di 01-01-2022 t/c 28-02-2022 y bo backpay di Awg. 225,00 cu bo tin derecho ariba dje na bijstand pa e periodo di 01-03-2022 t/c 31-03-2022. Departamento lo retene e suma aki cu ta Awg. 225,00 completamente for di e backpay y lo desconte for di e debe y ta keda un saldo nobo na debe di Awg. 610,00 y di cual Departamento lo retene e suma di Awg. 25,00 pa luna pa asina caba di paga e debe aki bek.
(…)”.
4.3
Hiertegen heeft verzoeker op 1 juni 2022 bezwaar gemaakt.
4.4
Bij beslissing op bezwaar van 2 oktober 2023 heeft verweerder het bezwaar ongegrond verklaard.
Beoordeling
5.1
Het gerecht stelt voorop dat dit oordeel een voorlopig karakter heeft en niet bindend is in de bodemprocedure. Voor het treffen van een voorziening bestaat slechts aanleiding indien naar voorlopig oordeel van het gerecht in de bodemprocedure hoogstwaarschijnlijk tot de conclusie zal worden gekomen dat de beslissing op bezwaar geen stand zal houden. Naar het oordeel van het gerecht is hiervan sprake, en wel om de volgende redenen.
5.2
Vast staat dat verzoeker in 2018 om een gehandicaptenuitkering heeft verzocht. Vast staat voorts dat verzoeker sinds 2018 ruim vier jaar lang telkens aaneensluitend gedeeltelijk en tijdelijk dan wel volledig en tijdelijk arbeidsongeschikt is verklaard. Ten slotte staat vast dat aan verzoeker een “gewone” bijstandsuitkering is toegekend. Ter zitting heeft verweerder in dit verband naar voren gebracht dat iemand volledig blijvend arbeidsongeschikt dient te worden verklaard om in aanmerking te komen voor een gehandicaptenuitkering. Het gerecht overweegt dat in het Gemeenschappelijk Hof van Justitie in zijn uitspraak van 6 augustus 2018 (ECLI:NL:OGHACMB:2018:229) heeft overwogen dat het door verweerder in de praktijk gehanteerde – en aan de nota van toelichting ontleende – criterium (volledig en permanent arbeidsongeschikt) niet strookt met de bepaling van artikel 8 van het Lbv. Ingevolge deze wettelijke bepaling dient immers sprake te zijn van “in overwegende mate langdurige arbeidsongeschiktheid”.
5.3
Verzoeker heeft zich in zijn bezwaarschrift op het standpunt gesteld dat hij van meet af aan om een gehandicaptenuitkering heeft verzocht maar hem in plaats daarvan een normale bijstandsuitkering is toegekend. Verweerder is in de bestreden beslissing op bezwaar niet ingegaan op dit betoog. Gelet op de lange voorgeschiedenis van verzoekers arbeidsongeschiktheid waarbij hij sinds 2018 afwisselend gedeeltelijk dan wel volledig arbeidsongeschikt is verklaard (zie 4.2 tot en met 4.10) kan moeilijk worden volgehouden dat hij niet langdurig arbeidsongeschikt is geweest. De omstandigheid dat hij in die periode ook een aantal malen volledig arbeidsongeschikt is geacht – zonder dat duidelijk is geworden in hoeverre daarbij sprake was van gewijzigde medische omstandigheden – vormt op zijn minst een sterke aanwijzing dat hij in overwegende mate van arbeidsongeschikt is gebleken. Nu daaraan in de bestreden beslissing op geen enkele wijze aandacht is besteed, terwijl de door verzoeker aangedragen gronden daar alle aanleiding toe gaven, is deze beslissing onzorgvuldig tot stand is gekomen. Het gerecht ziet daarin in aanleiding deze beslissing en de primaire beschikkingen van 25 april 2022 te schorsen en, aangezien onweersproken is dat verzoeker thans moet zien rond te komen van slechts Afl. 200,- per maand, ter voorkoming van onevenredig nadeel bij wijze van voorlopige voorziening te bepalen dat hem met ingang van heden een uitkering wordt verleend, gelijk aan die van een gehandicaptenuitkering.
6. Het voorgaande leidt tot de volgende beslissing.

BESLISSING

De rechter in dit gerecht:
- schorst de beslissing op bezwaar van 2 oktober 2023;
- schorst de beschikkingen van 25 april 2022;
- bepaalt bij wijze van voorlopige voorziening dat aan verzoeker met ingang van heden een uitkering wordt toegekend, gelijk aan die van een gehandicaptenuitkering, totdat op het beroep is beslist;
- gelast de teruggave van het door verzoeker betaalde griffierecht ad Afl. 25,-.
Deze beslissing is gegeven door mr. W.C.E, Winfield, rechter in dit gerecht, en werd uitgesproken ter openbare terechtzitting van 7 februari 2024 in aanwezigheid van de griffier.
Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.

Voetnoten

1.Volgens https://www.das.aw/bijstand/ bedraagt dit bedrag thans Afl. 450 per maand.
2.