ECLI:NL:OGEAA:2024:194

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
21 augustus 2024
Publicatiedatum
17 september 2024
Zaaknummer
Lar nr. AUA202400348
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bestuursrechtelijke procedure inzake asielverzoek en ontvankelijkheid bezwaar

In deze zaak heeft het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba op 21 augustus 2024 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure. De appellant, de Minister van Arbeid, Energie en Integratie, had beroep ingesteld tegen de beslissing van verweerder, die op 9 oktober 2023 het bezwaar van appellant ongegrond had verklaard. De appellant, vertegenwoordigd door drs. M.L. Hassell, stelde dat de bestreden beslissing niet op de juiste wijze was bekendgemaakt, omdat deze alleen per e-mail was verzonden naar een verkeerd adres. Het gerecht oordeelde dat de beslissing de gemachtigde van appellant niet had bereikt, waardoor de beroepstermijn niet was gaan lopen. Het gerecht concludeerde dat het beroep tijdig was ingesteld op 7 februari 2024.

Daarnaast werd de ontvankelijkheid van het bezwaar beoordeeld. Verweerder had het bezwaar van appellant niet-ontvankelijk verklaard wegens termijnoverschrijding. Het gerecht stelde vast dat de beschikking van 24 oktober 2020 aan appellant was verzonden naar een verkeerd e-mailadres, waardoor deze niet was bekendgemaakt. Het gerecht volgde de redenering dat de termijn voor het indienen van bezwaar pas begon te lopen toen de gemachtigde van appellant medio 2022 kennisnam van de beschikking. Het gerecht oordeelde dat verweerder in strijd met het rechtszekerheidsbeginsel handelde door het bezwaar niet-ontvankelijk te verklaren, en vernietigde de bestreden beslissing.

De uitspraak concludeert dat het beroep gegrond is, en dat verweerder binnen twee maanden een nieuwe beslissing op bezwaar moet nemen, waarbij de tijdigheid van het bezwaar in acht moet worden genomen. Tevens werd verweerder veroordeeld tot betaling van de kosten van rechtskundige bijstand aan appellant.

Uitspraak

Uitspraak van 21 augustus 2024
Lar nr. AUA202400348

GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA

UITSPRAAK
op het beroep in de zin van de
Landsverordening administratieve rechtspraak (Lar) van:

[Appellant],

verblijvend in Aruba,
APPELLANT,
gemachtigde: drs. M.L. Hassell,
gericht tegen:

DE MINISTER VAN ARBEID, ENERGIE EN INTEGRATIE,

zetelend te Aruba,
VERWEERDER,
niet verschenen.

PROCESVERLOOP

Bij beslissing op bezwaar van 9 oktober 2023 heeft verweerder het bezwaar van appellant van 12 april 2022 ongegrond verklaard (de bestreden beslissing).
Daartegen heeft appellant op 7 februari 2024 pro-forma beroep ingesteld bij dit gerecht. Op 14 maart 2024 heeft appellant de gronden van zijn bezwaar aangevuld.
Verweerder heeft geen verweerschrift ingediend.
Het gerecht heeft de zaak behandeld ter zitting van 12 juni 2024. Appellant is verschenen bij zijn gemachtigde. Verweerder is, ondanks daartoe behoorlijk te zijn opgeroepen, niet verschenen.
De uitspraak is bepaald op heden.

OVERWEGINGEN

De ontvankelijkheid van het beroep

1.1
Het gerecht gaat hieronder eerst in op de ontvankelijkheid van het beroep.
1.2
De bestreden beslissing is gedagtekend 9 oktober 2023. Namens appellant is aangevoerd dat de bestreden beslissing niet op de juiste wijze is bekendgemaakt. Deze is alleen per mail aan de gemachtigde van appellant gezonden, maar aan een verkeerd mailadres. Het gerecht volgt dit betoog. Uit een overgelegd exemplaar van de bestreden beslissing blijkt dat het e-mailadres van de gemachtigde van appellant verkeerd is gespeld. In diens (voor)naam mist de letter l. Aangenomen moet dan ook worden dat die beslissing de gemachtigde van appellant op 9 oktober 2023 niet heeft bereikt. Hieruit volgt dat die beslissing toen niet is bekendgemaakt, zodat ook geen beroepstermijn is gaan lopen.
1.3
De gemachtigde van appellant heeft verklaard dat hij pas van de bestreden beslissing van 9 oktober 2023 kennisnam door de mail van mr. Wix van 8 januari 2024. Daarmee ziet het gerecht zich gesteld voor de vraag of appellant op 7 februari 2024 tijdig beroep heeft ingesteld. Het gerecht beantwoordt die vraag bevestigend. Uitgaande van 8 januari 2024 als eerste dag van correcte bekendmaking had appellant zes weken om daartegen beroep in te stellen. Het beroep van 7 februari 2024 is binnen die termijn ingesteld en dus tijdig.
De ontvankelijkheid van het bezwaar
2.1
Verweerder heeft in de bestreden beslissing van 9 oktober 2023 het bezwaar van appellant niet-ontvankelijk verklaard wegens termijnoverschrijding. Voor de beoordeling van de vraag of dit terecht is gebeurd zijn de volgende feiten en omstandigheden van belang.
2.2
Bij beschikking van 24 oktober 2020 is het asielverzoek van 2 september 2019 van appellant afgewezen. Bij e-mailbericht van 5 november 2020 is de beschikking van 24 oktober 2020 aan appellant gestuurd naar een gmail-adres van appellant zonder @-teken.
2.3
Bij bevelschrift van 15 december 2021 heeft verweerder de uitzetting van appellant bevolen en aan hem een terugkeerverbod opgelegd van 48 maanden. Hiertegen heeft appellant op 18 december 2021 bezwaar gemaakt.
2.4
Bij uitspraak van 29 december 2021 (AUA202103788) heeft dit gerecht het uitzettingsbevel van 15 december 2021 geschorst totdat op het daartegen door appellant gemaakte bezwaar is beslist. Dit laatste is bij de bestreden beslissing geschied.
2.5
Op 12 april 2022 heeft appellant bezwaar gemaakt tegen de beschikking van 24 oktober 2020. Bij beslissing op bezwaar van 9 oktober 2023 heeft verweerder het bezwaar van appellant van 12 april 2022 niet ontvankelijk verklaard, omdat het bezwaarschrift is ingediend na het verstrijken van de bezwaartermijn van zes weken.
2.6
Het gerecht stelt vast de beschikking van 24 oktober 2020 alleen aan appellant is gezonden en aan een verkeerd mailadres. Uit een overgelegd exemplaar van de bestreden beslissing blijkt dat in het e-mailadres van appellant is verzuimd een @-teken op te nemen. Aangenomen moet dan ook worden dat die beslissing appellant op 24 oktober 2020 niet heeft bereikt. Los daarvan had die beslissing (ook) gezonden moeten worden aan de gemachtigde van appellant, omdat hij appellant destijds ook al rechtsbijstand verleende. Hieruit volgt dat die beslissing toen niet is bekendgemaakt, zodat ook geen bezwaartermijn is gaan lopen. Die is alsnog gaan lopen toen de gemachtigde van appellant medio 2022 in het kader van een procedure bij de rechter-commissaris kennis kreeg van de beschikking van 24 oktober 2020.
2.7
Verweerder stelt zich in de bestreden beslissing op het standpunt dat appellant niet tijdig bezwaar heeft gemaakt, zodat het bezwaar op goede gronden niet-ontvankelijk is verklaard. Het gerecht volgt verweerder daarin in dit geval niet, omdat het gerecht bij uitspraak van 2 november 2022 (AUA202202458) naar aanleiding van een procedure over hetzelfde verzoek om internationale bescherming een beroep van appellant tegen een fictieve afwijzende beslissing op bezwaar gegrond heeft verklaard en die beslissing heeft vernietigd. Gelet hierop is het gerecht van oordeel dat verweerder thans de termijnoverschrijding van het bezwaar niet meer kan tegenwerpen. Het gerecht verwijst hiervoor naar de uitspraak van het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van 19 januari 2022, ECLI:NL:OGHACMB:2022:2. In deze uitspraak sluit het Hof aan bij de jurisprudentie van de Nederlandse hoogste bestuursrechters, zoals onder meer neergelegd in de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep van 9 juli 2021, ECLI:NL:CRVB:2021:1500. Daaruit volgt dat in de situatie dat een fictieve beslissing op bezwaar is ontstaan, die heeft te gelden als een afwijzende beslissing op het bezwaar, verweerder geacht moet worden zich op het standpunt te hebben gesteld dat het bezwaarschrift ontvankelijk is. Immers, een afwijzing is een inhoudelijke beslissing en daaraan wordt alleen toegekomen als de drempel van de ontvankelijkheid is gepasseerd. Door bij de thans bestreden beslissing op dat standpunt terug te komen, en het bezwaar alsnog niet-ontvankelijk te verklaren, handelt verweerder in strijd met het rechtszekerheidsbeginsel. De bestreden beslissing komt om die reden voor vernietiging in aanmerking.
Conclusie
3. Gelet op het bovenstaande is het beroep gegrond en komt de bestreden beslissing van 9 oktober 2023 voor vernietiging in aanmerking. Verweerder dient binnen twee maanden na deze uitspraak alsnog een reële en inhoudelijke beslissing op het bezwaarschrift van appellant te nemen, waarbij moet worden uitgegaan van de tijdigheid van het bezwaar.

BESLISSING

De rechter in dit gerecht:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt de beslissing op bezwaar van 9 oktober 2023 van verweerder;
- draagt verweerder om binnen twee maanden een nieuwe beslissing op bezwaar te nemen op het bezwaar van appellant tegen de bestreden beschikking van 24 oktober 2020, waarbij het asielverzoek van appellant van 2 september 2019 is afgewezen;
- veroordeelt verweerder tot betaling van de door appellante voor dit geding gemaakte kosten aan rechtskundige bijstand, begroot op Afl. 1.400,-,
- gelast teruggave aan appellante van het door haar betaalde bedrag van Afl. 25,-.
Deze beslissing is gegeven door mr. B.J. van Ettekoven, rechter in dit gerecht, en werd uitgesproken ter openbare terechtzitting van 21 augustus 2024 in aanwezigheid van de griffier.
Tegen deze uitspraak kunnen beide partijen binnen zes weken na dagtekening van deze uitspraak hoger beroep instellen bij het Gemeenschappelijk Hof van Justitie (LAR-zaken).
Het hogerberoepschrift moet worden ingediend bij de griffie van dit Gerecht.
U wordt verzocht bij het indienen van het hogerberoepschrift het volgende in acht te nemen:
1. Leg bij het hogerberoepschrift een afschrift over van deze uitspraak;
2. Onderteken het hogerberoepschrift en vermeld het volgende:
a. de naam en het adres van de indiener of de gemachtigde,
b. de dag van ondertekening,
c. waartegen u in hoger beroep komt,
d. waarom u het niet eens bent met deze uitspraak (de gronden van het hoger beroep).
Voor het instellen van hoger beroep is een griffierecht van Afl. 75 verschuldigd.