ECLI:NL:OGEAA:2024:17
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Vordering tot betaling van een lening met een rentepercentage van 27% en de toewijsbaarheid van boeterente
In deze zaak heeft de naamloze vennootschap ISLAND FINANCE ARUBA N.V. (hierna: IFA) een vordering ingesteld tegen een gedaagde partij, die niet bij naam is genoemd in het vonnis. De vordering betreft een overeenkomst van verbruikleen die op 27 januari 2015 is gesloten, waarbij IFA een bedrag van Afl. 13.579,57 aan de gedaagde heeft geleend. De gedaagde was verplicht om dit bedrag, vermeerderd met een rente van 27,50%, in 60 maandelijkse termijnen terug te betalen. Echter, de gedaagde is in gebreke gebleven met de terugbetaling, wat heeft geleid tot een aanmaning en uiteindelijk conservatoir beslag op de rekening van de gedaagde.
Tijdens de procedure heeft IFA gevorderd dat de gedaagde het bedrag van Afl. 12.538,37, vermeerderd met wettelijke rente en buitengerechtelijke incassokosten, aan haar zou betalen. De gedaagde heeft aangevoerd dat zij in financiële problemen verkeert en heeft verzocht om een verlaging van het maandelijkse aflossingsbedrag. Het gerecht heeft vastgesteld dat de hoofdsom niet betwist is en heeft deze toegewezen, evenals de wettelijke rente, maar heeft de gevorderde boeterente van 5% niet toegewezen, omdat dit in strijd zou zijn met eerdere jurisprudentie van het Gemeenschappelijk Hof van Justitie.
Het vonnis, uitgesproken op 14 februari 2024, veroordeelt de gedaagde tot betaling van het gevorderde bedrag, vermeerderd met rente en kosten, en wijst het meer of anders gevorderde af. De gedaagde wordt als in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten veroordeeld, die zijn gematigd tot Afl. 3.000,00. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad.