ECLI:NL:OGEAA:2023:84
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- N.K. Engelbrecht
- Rechtspraak.nl
Verzoek om zelfstandig schadebesluit na onrechtmatige inbewaringstelling en uitzettingsbevel
In deze zaak heeft de appellant, de Minister van Justitie en Sociale Zaken, een verzoek ingediend om een zelfstandig schadebesluit naar aanleiding van een onrechtmatige inbewaringstelling, die volgde op een bevelschrift tot uitzetting. De appellant heeft op 17 december 2019 het verzoek ingediend, na een bevel tot inbewaringstelling op 16 februari 2019. Het bezwaar tegen het uitblijven van een beschikking werd op 21 april 2020 ingediend, en op 29 maart 2022 verklaarde de verweerder dit bezwaar ongegrond. Hiertegen heeft de appellant op 26 april 2022 beroep ingesteld bij het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba.
De zaak werd behandeld op 28 september 2022, waarbij de appellant werd vertegenwoordigd door zijn gemachtigde, drs. M.L. Hassell, en de verweerder door mrs. C.L. Geerman en A.F.J. Caster. De verweerder betoogde dat de bestuursrechter niet bevoegd was, omdat er geen bezwaar kon worden gemaakt tegen de schadeveroorzakende uitoefening van de publiekrechtelijke bevoegdheid. De appellant stelde echter dat het uitzettingsbevel de schadeveroorzakende beschikking was, waardoor de bestuursrechter bevoegd was.
Het Gerecht oordeelde dat de bestuursrechter bevoegd was, omdat er voldaan was aan de vereisten van materiële en processuele connexiteit. Vervolgens werd de machtiging van de gemachtigde van de appellant als toereikend beschouwd, ondanks enkele tekortkomingen. In de inhoudelijke beoordeling werd vastgesteld dat de appellant schadevergoeding vorderde voor 38 dagen onrechtmatige bewaring, maar het Gerecht oordeelde dat er geen rechtstreeks verband bestond tussen de inbewaringstelling en het uitzettingsbevel. De beslissing van de verweerder om het bezwaar ongegrond te verklaren werd dan ook als redelijk beschouwd.
De uitspraak van het Gerecht was dat het beroep ongegrond werd verklaard, en beide partijen hebben de mogelijkheid om binnen zes weken hoger beroep in te stellen bij het Gemeenschappelijk Hof van Justitie.