ECLI:NL:OGEAA:2023:5

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
22 februari 2023
Publicatiedatum
6 april 2023
Zaaknummer
AUA202200863
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen aanslag grondbelasting en waardebepaling onroerende zaak

In deze zaak gaat het om een beroep van belanghebbende tegen een aanslag grondbelasting voor het jaar 2017, opgelegd door de Inspecteur der Belastingen in Aruba. Belanghebbende was op 1 januari 2017 eigenaar van een onroerende zaak, waarvoor een aanslag was opgelegd met een waarde van Afl. 158.759. Na bezwaar werd deze waarde door de Inspecteur verlaagd naar Afl. 152.150, de verkoopprijs van de onroerende zaak. Belanghebbende was het niet eens met deze waardebepaling en heeft beroep ingesteld.

Het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba heeft op 22 februari 2023 uitspraak gedaan. Het Gerecht oordeelde dat de Inspecteur de waarde van de onroerende zaak terecht had vastgesteld op de verkoopprijs van Afl. 152.150. Belanghebbende had geen feiten of omstandigheden aangevoerd die de conclusie konden rechtvaardigen dat de verkoopprijs niet overeenkwam met de waarde in het economisch verkeer. Het beroep van belanghebbende werd ongegrond verklaard.

De uitspraak benadrukt de regels omtrent de waardebepaling van onroerende zaken voor belastingdoeleinden en de verantwoordelijkheden van zowel de belastingplichtige als de Inspecteur. Het Gerecht concludeerde dat het bezwaar ontvankelijk was, maar dat de waarde zoals vastgesteld door de Inspecteur juist was. De proceskosten werden niet vergoed.

Uitspraak

Uitspraak van 22 februari 2023
BBZ nr. AUA202200863
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA
UITSPRAAK
op het beroep in de zin van de
Landsverordening beroep in belastingzaken van:
[Belanghebbende], woonachtig in Nederland,
belanghebbende,
gericht tegen:
DE INSPECTEUR DER BELASTINGEN, zetelend in Aruba,
de Inspecteur.

1.PROCESVERLOOP

1.1
Aan belanghebbende is ter zake van de onroerende zaak [adres 1], (hierna: de onroerende zaak) met dagtekening 31 mei 2017 een aanslag grondbelasting voor het jaar 2017 opgelegd naar een waarde van Afl. 158.759, resulterend in een verschuldigd belastingbedrag van Afl. 395,04.
1.2
Belanghebbende is daartegen op 29 juni 2017 in bezwaar gekomen.
1.3
Belanghebbende is op 31 maart 2021 in beroep gekomen tegen het niet tijdig beslissen op bezwaar. Ter zake van de indiening van het beroep heeft belanghebbende een bedrag van Afl. 25 aan griffierecht voldaan.
1.4
Belanghebbende heeft op 24 oktober 2022 een aanvulling op zijn beroepschrift ingediend.
1.5
De Inspecteur heeft op 4 juli 2022 een verweerschrift ingediend.
1.6
Ter zitting van 2 december 2022 te Oranjestad zijn namens de Inspecteur [A] en [B] verschenen. Belanghebbende is, met berichtgeving, niet verschenen.
1.7
De Inspecteur heeft op 19 december 2022 uitspraak op bezwaar gedaan en de aanslag verminderd tot naar een waarde van Afl. 152.150.
1.8
Op 19 december 2022 is de uitspraak op bezwaar van de Inspecteur door het Gerecht naar belanghebbende verstuurd met het verzoek daarop te reageren en het Gerecht te berichten of belanghebbende behoefte heeft aan een nadere zitting.
1.9
Op 29 december 2022 heeft belanghebbende op bovengenoemde e-mail gereageerd en in zijn reactie het Gerecht mede medegedeeld dat een nadere zitting achterwege gelaten kan worden.
1.1
Op 3 februari 2023 zijn partijen bericht dat het onderzoek wordt gesloten en het Gerecht uitspraak zal doen.
1.11
Op 7 februari 2023 heeft belanghebbende aan het Gerecht een schrijven doen toekomen. Het Gerecht heeft hierin geen aanleiding gezien het onderzoek te heropenen. Dit schrijven zal dan ook buiten beschouwing worden gelaten.

2.FEITEN

2.1
Op 1 januari 2017 was belanghebbende eigenaar van (het appartementsrecht van) de onroerende zaak [adres 1], gelegen in ‘[Q]’. Hij had de onroerende zaak in 1992 aangekocht voor de prijs van USD 115.000, ofwel omgerekend Afl. 205.860.
2.2
Bij notariële akte van levering 31 maart 2017 is de onroerende zaak verkocht voor USD 85.000, ofwel omgerekend Afl. 152.150.
2.3
Voor het jaar 2017 is aan belanghebbende op 31 mei 2017 een aanslag grondbelasting opgelegd waarbij aan de onroerende zaak een waarde is toegekend van 158.759. De heffingsgrondslag na aftrek van de vrijstelling van Afl. 60.000 is vastgesteld op Afl. 98.759.
2.4
Belanghebbende heeft op 29 juni 2017 bezwaar aangetekend tegen bovengenoemde aanslag.
2.5
De Inspecteur heeft bij uitspraak op bezwaar van 19 december 2022 de aanslag verminderd tot naar een naar een waarde van Afl. 152.150.

3.GESCHIL

In geschil is de waarde van de onroerende zaak in 2017. De Inspecteur verdedigt een waarde van Afl. 152.150. Belanghebbende bepleit een lagere waarde.

4.BEOORDELING VAN HET BEROEP

Vooraf: ontvankelijkheid beroep

4.1
Het bezwaarschrift tegen de aanslag grondbelasting 2017 is op 29 juni 2017 door de Inspecteur ontvangen.
4.2
Ingevolge artikel 18, lid 2, Algemene landsverordening belastingen (ALB) is een uitspraak op een bezwaarschrift niet tijdig gedaan, als de Inspecteur niet binnen één jaar na ontvangst van het bezwaarschrift, in dit geval dus uiterlijk op 29 juni 2018, een uitspraak heeft gedaan.
4.3
Ingevolge artikel 19, lid 3, ALB kan binnen twee jaar, in dit geval dus uiterlijk op 29 juni 2020, beroep worden ingesteld tegen het niet tijdig doen van een uitspraak op een bezwaarschrift.
4.4
Belanghebbende heeft op 31 maart 2021 beroep ingesteld tegen het niet tijdig doen van uitspraak op bezwaar. Dit beroep is te laat ingesteld en derhalve niet-ontvankelijk.
4.5
Hangende onderhavige beroepsprocedure heeft de Inspecteur op 19 december 2022 alsnog uitspraak gedaan op het bezwaar. Het door belanghebbende ingestelde beroep van 31 maart 2021 wordt ook aangemerkt als een ontvankelijk beroepschrift tegen de (reële) uitspraak op bezwaar van 19 december 2022 (vgl. HR 14 oktober 2005, ECLI:NL:HR:2005:AU4298, GEA Curaçao 11 september 2018, ECLI:NL:OGEAC:2018:238). Ook deze uitspraak is derhalve onderwerp van onderhavige procedure.
Vooraf: ontvankelijkheid bezwaar
4.6
Ingevolge artikel 28 van de Landsverordening grondbelasting (LvGB) kan slechts in het eerste jaar van het vijfjarig tijdvak binnen twee maanden na de dagtekening van het aanslagbiljet een bezwaarschrift worden ingediend. Nu het vijfjarig tijdvak is aangevangen in 2017 en belanghebbende het bezwaarschrift tegen de aanslag over het jaar 2017 binnen twee maanden na dagtekening van het aanslagbiljet heeft ingediend, is het bezwaar ontvankelijk.
Inhoudelijk
4.7
Belanghebbende bepleit een lagere waarde dan door de Inspecteur (in de uitspraak op bezwaar) is vastgesteld. In dat geval rust op de Inspecteur de last feiten aannemelijk te maken die meebrengen dat de door hem verdedigde waarde niet te hoog is. Ter onderbouwing van de door hem verdedigde waarde van Afl. 152.150 heeft de Inspecteur verwezen naar de op 31 maart 2017 gerealiseerde verkoopprijs van de onroerende zaak.
4.8
Het Gerecht stelt voorop dat, voor zover hier van belang, als grondslag voor de heffing van de grondbelasting de waarde in het economisch verkeer van de onroerende zaak geldt (artikelen 5 en 6, lid 1 LvGB). De waarde in het economisch verkeer komt overeen met de prijs die de meestbiedende koper onder de meest gunstige omstandigheden op het waarderingstijdstip voor de onroerende zaak wenst te betalen. Het waarderingstijdstip is in het onderhavige geval 1 januari 2017.
4.9
Als een onroerende zaak, zoals hier, dicht bij het waarderingstijdstip wordt verkocht moet in de regel ervan worden uitgegaan dat die koopsom overeenkomt met de waarde in het economisch verkeer. Dat is slechts anders indien de belastingplichtige feiten en omstandigheden stelt en aannemelijk maakt waaruit volgt dat die koopsom niet de waarde in het economische verkeer is (vgl. HR 29 november 2000, ECLI:NL:HR:2000:AA861). Belanghebbende heeft in dit verband gesteld dat de aankoopprijs in 1992 te hoog is geweest en dat er in de loop van de daarop volgende jaren zich veel problemen hebben voorgedaan, onder meer vanwege een slecht functionerende CVVE (Vereniging van eigenaren). Het Gerecht is van oordeel dat de door belanghebbende vermelde aspecten, voor zover die op het waarderingstijdstip nog een rol spelen, zijn verdisconteerd in de verkoopprijs en dat overigens geen feiten en omstandigheden aannemelijk zijn gemaakt op grond waarvan de waarde van de onroerende zaak op een lagere waarde dan de verkoopprijs dient te worden gesteld. De Inspecteur heeft de waarde van de onroerende zaak dan ook terecht vastgesteld (in de uitspraak op bezwaar) op de verkoopprijs van Afl. 152.150. Belanghebbendes beroep is ongegrond.
4.1
Ten overvloede merkt het Gerecht het volgende op. Uit de door belanghebbende overgelegde stukken blijkt dat hij onder protest een bedrag van Afl. 5.547,22 aan de Ontvanger heeft betaald en dat hij ook daartegen bezwaar heeft gemaakt. Naar het Gerecht uit de grieven die belanghebbende naar voren heeft gebracht, begrijpt, is het belanghebbende daarbij met name te doen om de jaren 1991 tot en met 2016. Gedurende die jaren zou de waarde van de onroerende zaak te hoog vastgesteld zijn. Echter, belanghebbende heeft over die periode noch aanslagen, noch bezwaarschriften, noch uitspraken op bezwaar, noch andere concrete gegevens overgelegd. De jaren 1991 tot en met 2016 vormen dan ook geen onderdeel van de onderhavige procedure, zodat het Gerecht over die jaren geen oordeel kan geven. Voor zoverre het beroep van belanghebbende tevens bedoeld zou zijn als een beroep tegen de andere jaren, zou dit beroep niet- ontvankelijk verklaard moeten worden.

5.PROCESKOSTEN

5.1
Het Gerecht ziet geen aanleiding de inspecteur te veroordelen in de vergoeding van de door belanghebbende gemaakte proceskosten.

6.DE BESLISSING

Het Gerecht:
  • verklaart het beroep niet tijdig beslissen niet- ontvankelijk; en
  • verklaart het beroep tegen de aanslag grondbelasting voor het jaar 2017 ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. drs. M.M de Werd, rechter in dit Gerecht en is uitgesproken ter openbare terechtzitting van 22 februari 2023, in tegenwoordigheid van de griffier, M.M.M. Faro MSc.
De griffier, De rechter,
Afschriften zijn per post/ per e-mail op ………………………….. aan partijen verzonden.
HOGER BEROEP
Tegen deze uitspraak kunnen beide partijen binnen
twee maandenna de verzenddatum hoger beroep instellen bij:
Het Gemeenschappelijk Hof van Justitie (belastingkamer)
J.G. Emanstraat 51
Oranjestad
Aruba
U wordt verzocht bij het indienen van het beroepschrift het volgende in acht te nemen:
1. Leg bij het beroepschrift een afschrift over van deze uitspraak;
2. Onderteken het beroepschrift en vermeld het volgende:
a. de naam en het adres van de indiener,
b. de dagtekening,
c. waartegen u in beroep komt,
d. waarom u het niet eens bent met deze uitspraak (de gronden van het hoger beroep).
Partijen hebben ook de mogelijkheid het ondertekende beroepschrift per e-mail in te dienen bij de griffie van het Gemeenschappelijk Hof van Justitie:
belastinggriffie@caribjustitia.org.
Voor het instellen van hoger beroep is het volgende bedrag aan griffierecht verschuldigd:
- natuurlijke personen: Afl. 75
- personenvennootschappen en rechtspersonen: Afl. 300