In deze zaak gaat het om een beroep van belanghebbende tegen een aanslag grondbelasting voor het jaar 2017, opgelegd door de Inspecteur der Belastingen in Aruba. Belanghebbende was op 1 januari 2017 eigenaar van een onroerende zaak, waarvoor een aanslag was opgelegd met een waarde van Afl. 158.759. Na bezwaar werd deze waarde door de Inspecteur verlaagd naar Afl. 152.150, de verkoopprijs van de onroerende zaak. Belanghebbende was het niet eens met deze waardebepaling en heeft beroep ingesteld.
Het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba heeft op 22 februari 2023 uitspraak gedaan. Het Gerecht oordeelde dat de Inspecteur de waarde van de onroerende zaak terecht had vastgesteld op de verkoopprijs van Afl. 152.150. Belanghebbende had geen feiten of omstandigheden aangevoerd die de conclusie konden rechtvaardigen dat de verkoopprijs niet overeenkwam met de waarde in het economisch verkeer. Het beroep van belanghebbende werd ongegrond verklaard.
De uitspraak benadrukt de regels omtrent de waardebepaling van onroerende zaken voor belastingdoeleinden en de verantwoordelijkheden van zowel de belastingplichtige als de Inspecteur. Het Gerecht concludeerde dat het bezwaar ontvankelijk was, maar dat de waarde zoals vastgesteld door de Inspecteur juist was. De proceskosten werden niet vergoed.