ECLI:NL:OGEAA:2023:341

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
4 oktober 2023
Publicatiedatum
27 mei 2024
Zaaknummer
AUA202301935
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van beroep wegens termijnoverschrijding in bestuursrechtelijke procedure

Op 4 oktober 2023 heeft het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke zaak waarbij de appellant, vertegenwoordigd door mr. J.J.C. Odor, in beroep ging tegen de Minister van Volksgezondheid en Toerisme, vertegenwoordigd door mr. J.J.S. Poeran. De zaak betrof de niet-ontvankelijkheid van het beroep van de appellant wegens termijnoverschrijding. De appellant had na het verstrijken van de beroepstermijn een beroepschrift ingediend, waarbij hij stelde dat de termijnoverschrijding verschoonbaar was omdat hij niet duidelijk was dat het bestreden besluit een beslissing op bezwaar betrof. Het Gerecht oordeelde echter dat de termijnoverschrijding niet verschoonbaar was. De beroepstermijn was op 29 november 2022 ingegaan en geëindigd op 9 januari 2023, terwijl het beroepschrift pas op 14 maart 2023 was ingediend. Het Gerecht concludeerde dat de appellant of zijn gemachtigde had moeten begrijpen dat het bestreden besluit een beslissing op bezwaar was, gezien de omstandigheden van de zaak. De uitspraak werd openbaar gedaan en partijen werden gewezen op de mogelijkheid om binnen zes weken hoger beroep in te stellen.

Uitspraak

Uitspraak van 4 oktober 2023
Lar nr. AUA202301935

GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA

PROCES-VERBAAL VAN DE MONDELINGE UITSPRAAK
op het beroep in de zin van de
Landsverordening administratieve rechtspraak (Lar) van:

[Appelant]

wonend in Aruba,
APPELLANT,
gemachtigde: mr. J.J.C. Odor,
gericht tegen:

DE MINISTER VAN VOLKSGEZONDHEID EN TOERISME,

zetelend te Aruba,
VERWEERDER,
gemachtigde: mr. J.J.S. Poeran.
Openbare zittinggehouden op 4 oktober 2023.
Tegenwoordig:
mr. drs. S. Lanshage, rechter.
M. de Cuba, griffier.
Verschenen:
Namens appellant is zijn gemachtigde verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

BESLISSING

De rechter in dit gerecht:
-
verklaarthet beroep van appellant
niet-ontvankelijk.

OVERWEGINGEN

Daartoe overweegt het gerecht als volgt.
1. Appellant betoogt dat hij na het verstrijken van de beroepstermijn beroep heeft ingediend tegen het bestreden besluit, maar die termijnoverschrijding is verschoonbaar. Volgens appellant was het niet duidelijk dat het bestreden besluit een beslissing op bezwaar betrof. Voor appellant is het pas door het verweerschrift van verweerder van 13 maart 2023 in de procedure op grond van artikel 53, tweede lid, van de Lar duidelijk geworden dat het bestreden besluit een beslissing op bezwaar betreft. Tot dat moment verkeerde appellant in de veronderstelling dat het bestreden besluit een nadere motivering of aanvulling betrof van de afwijzing van 19 januari 2022. Het bestreden besluit eindigt immers met een bevestiging van de afwijzing van het verzoek van appellant om een vergunning voor het uitoefenen van het beroep van orthodontist. Het bestreden besluit bevat geen dictum. Verder wordt daarin verwezen naar de fictieve weigering van 1 maart 2022, maar van een fictieve weigering van 1 maart 2022 is geen sprake. Het bestreden besluit wordt afgesloten met een rechtsmiddelenclausule waarin is opgenomen dat tegen het bestreden besluit bezwaar kan worden ingediend in plaats van dat beroep kan worden ingesteld.
2. Het Gerecht is van oordeel dat het beroep niet-ontvankelijk is. Het Gerecht motiveert dat als volgt.
2.1
Op grond van artikel 27, eerste lid, van de Lar bedraagt de termijn voor het indienen van een beroepschrift zes weken. Die termijn gaat in op de dag na die waarop de beslissing op het bezwaarschrift is gedagtekend
2.2
Op grond van artikel 28, eerste lid, van de Lar wordt een beroepschrift niet-ontvankelijk verklaard als het is ingediend voordat de termijn is ingegaan of nadat de termijn is verstreken. Het derde lid bepaalt dat ten aanzien van een na afloop van de termijn ingediend beroepschrift niet-ontvankelijkverklaring op die grond achterwege blijft als de indiener aannemelijk maakt dat hij het geschrift heeft ingediend zo spoedig als dit redelijkerwijs verlangd kon worden en het tegendeel daarvan niet blijkt.
2.3
De beslissing op bezwaar is gedagtekend op 28 november 2022. De beroepstermijn is op grond van artikel 27, eerste lid, van de Lar gaan lopen op
29 november 2022 en is geëindigd op 9 januari 2023. Appellante heeft het beroepschrift op 14 maart 2023 ingediend. Dat betekent dat appellant het beroepschrift na het verstrijken van de beroepstermijn heeft ingediend.
2.4
De volgende vraag die moeten worden beantwoord is of de termijnoverschrijding verschoonbaar is. Volgens vaste jurisprudentie geldt dat het beroepschrift zo spoedig als redelijkerwijs verlangd kon worden is ingediend als dat is ingediend binnen twee weken nadat de indiener redelijkerwijs van het besluit kennis heeft kunnen nemen (zie bijvoorbeeld Gemeenschappelijk Hof van Justitie van 7 december 2016, ECLI:NL:OGHACMB:2016:178 en Gemeenschappelijk Hof van Justitie van 28 juni 2013, ECLI:NL:OGHACMB:2013:58).
2.5
Het Gerecht is van oordeel dat de termijnoverschrijding niet verschoonbaar is. Ten eerste heeft de gemachtigde van appellant zelf de fictieve weigeringsprocedure tegen het uitblijven van een beslissing op het bezwaarschrift van appellant aanhangig gemaakt. In de tweede plaats is in die procedure op 19 oktober 2022 door het Gerecht bepaald dat verweerder binnen drie maanden na de uitspraak van het Gerecht alsnog op het bezwaarschrift van appellant diende te beslissen. Ruim een maand later ontving appellant de beschikking van verweerder van 28 november 2022. In de derde plaats wordt in het bestreden besluit ingegaan op de bezwaargronden van appellant. In de vierde plaats wordt in het bestreden besluit verwezen naar een bezwaar van 1 maart 2022. Het bezwaar dat appellant heeft ingediend tegen de afwijzing van zijn verzoek om een vergunning dateert van 1 maart 2022. In de vijfde plaats was dit de enige procedure die appellant op dat moment had lopen. Uit deze omstandigheden had appellant of in ieder geval zijn gemachtigde moeten begrijpen dat het bestreden besluit een beslissing op bezwaar betrof. Als het niet duidelijk was voor appellant doordat zoals hij stelt in het bestreden besluit het woord ‘fictief’ wordt gebruikt, er geen duidelijk dictum is opgenomen waarin het bezwaar ongegrond wordt verklaard en het besluit een onjuiste rechtsmiddelenclausule bevat, had het op zijn weg of op de weg van zijn gemachtigde gelegen bij verweerder te informeren wat de status van het stuk was en/of pro forma beroep tegen het bestreden besluit in te stellen. Dat hij dat heeft nagelaten komt voor zijn risico.
Hoger beroep
3. Partijen zijn ter zitting gewezen op de mogelijkheid om tegen deze uitspraak hoger beroep in te stellen op de hieronder vermelde wijze.
Deze beslissing is uitgesproken in het openbaar op 4 oktober 2023 door mr. drs. S. Lanshage, rechter in dit gerecht, in aanwezigheid van de griffier.
Tegen deze uitspraak kunnen beide partijen binnen zes weken na dagtekening van deze uitspraak hoger beroep instellen bij het Gemeenschappelijk Hof van Justitie (LAR-zaken).
Het hogerberoepschrift moet worden ingediend bij de griffie van dit Gerecht.
U wordt verzocht bij het indienen van het hogerberoepschrift het volgende in acht te nemen:
1. Leg bij het hogerberoepschrift een afschrift over van deze uitspraak;
2. Onderteken het hogerberoepschrift en vermeld het volgende:
a. de naam en het adres van de indiener of de gemachtigde,
b. de dag van ondertekening,
c. waartegen u in hoger beroep komt,
d. waarom u het niet eens bent met deze uitspraak (de gronden van het hoger beroep).
Voor het instellen van hoger beroep is een griffierecht van Afl. 75 verschuldigd.