In deze zaak gaat het om de termijnoverschrijding voor het indienen van een beroepschrift tegen een beschikking van het Hoofd van het Bureau Burgerlijke Stand en Bevolkingsregister (HBBSB) in Aruba. De appellant had bezwaar gemaakt tegen de weigering van het HBBSB om zijn in Colombia voltrokken huwelijk met mevrouw Fabiola Esther Palma Villa te registreren. De beschikking op bezwaar was gedagtekend op 11 december 2014, waarna de beroepstermijn op 12 december 2014 begon en eindigde op 22 januari 2015. Appellant ontving de beschikking op bezwaar echter pas op 27 januari 2015 en stelde dat hij in de veronderstelling verkeerde dat de termijn pas na ontvangst begon. Het Gerecht in eerste aanleg verklaarde het beroep van appellant niet-ontvankelijk, wat appellant in hoger beroep aanvecht.
Het Gemeenschappelijk Hof van Justitie overweegt dat de termijn voor het indienen van een beroepschrift zes weken bedraagt en dat deze termijn niet verschoonbaar is, zelfs niet als appellant ziek was en juridische bijstand zocht. Het Hof bevestigt dat de beroepstermijn is ingegaan op 12 december 2014 en dat appellant pas op 10 maart 2015 het beroepschrift indiende, wat te laat is. Het Hof wijst erop dat, zelfs als appellant de beschikking op bezwaar pas op 27 januari 2015 ontving, hij het beroepschrift binnen twee weken na ontvangst had moeten indienen. Het Hof concludeert dat de termijnoverschrijding niet verschoonbaar is en bevestigt de uitspraak van het Gerecht in eerste aanleg.