ECLI:NL:OGEAA:2023:253

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
1 maart 2023
Publicatiedatum
25 oktober 2023
Zaaknummer
AUA201904483
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Bodemzaak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Uitleg en toedeling van een convenant in het kader van een boedelscheiding na echtscheiding

In deze bodemzaak, uitgesproken op 1 maart 2023 door het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba, betreft het een geschil tussen een vrouw en een man over de uitleg van een convenant dat zij na hun echtscheiding hebben gesloten. Partijen zijn op 6 september 1985 te Aruba gehuwd in gemeenschap van goederen, maar hun huwelijk is op 20 maart 2014 ontbonden. In het convenant van 12 augustus 2014 zijn afspraken gemaakt over de verdeling van schulden en de hypothecaire lening van de echtelijke woning. De vrouw vordert de openbare verkoop van de woning, terwijl de man stelt dat de woning aan hem is toegedeeld zonder verrekening. Het gerecht oordeelt dat uit het convenant niet blijkt dat de woning aan de man is toegedeeld. De uitleg van het convenant moet worden beoordeeld aan de hand van de Haviltex-maatstaf, waarbij de verklaringen en gedragingen van partijen in aanmerking worden genomen. Het gerecht concludeert dat partijen niets zijn overeengekomen over de toedeling van de woning en dat de man geen recht heeft op verrekening van door hem betaalde lasten bij een toekomstige verdeling. De vorderingen van de man in reconventie worden afgewezen, en de proceskosten worden gecompenseerd. De zaak wordt aangehouden voor verdere beslissingen over de taxatie en verkoop van de woning.

Uitspraak

Uitspraak van 1 maart 2023
Behorend bij AR nr. AUA201904483
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA
VONNIS
in de zaak van:
[naam eiseres],
wonende te Nederland,
eiseres in conventie, verweerster in reconventie,
hierna ook te noemen: de vrouw,
gemachtigde: mr. A.A.D.A. Carlo,
tegen
[naam gedaagde],
wonend te Aruba,
gedaagde in conventie, eiser in reconventie,
hierna ook te noemen: de man,
gemachtigde: mr. J.A.R. Bryson.

1.DE PROCEDURE

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het verzoekschrift, met producties, ingediend op 15 november 2019;
  • de conclusie van antwoord in conventie, tevens van eis in reconventie, met producties;
  • de conclusie van repliek in conventie, tevens van antwoord in reconventie en tevens houdende een aanvulling van eis in conventie, met producties;
  • de conclusie van dupliek in conventie, tevens van repliek in reconventie tevens houdende een aanvulling van eis in reconventie, met producties;
  • de conclusie van dupliek in reconventie, tevens akte uitlating producties in conventie.
1.2.
Vonnis is nader bepaald op vandaag.

2.DE FEITEN

2.1.
Partijen zijn op 6 september 1985 te Aruba met elkaar gehuwd in gemeenschap van goederen. Dit huwelijk is op 20 maart 2014 ontbonden door inschrijving van de echtscheidingsbeschikking van 18 november 2013 in de registers van de burgerlijke stand.
2.1.
Partijen hebben op 12 augustus 2014 een convenant met elkaar gesloten. Daarin zijn zij het volgende met elkaar overeengekomen:
“1. Partijen komen overeen, dat de op de echtelijke woning, gelegen te [adres woning], rustende hypothecaire lening […] bij de CMB Bank N.V. voor rekening en risico van de Man zal komen, de man zal de maandelijkse hypothecaire aflossingen blijven voldoen. De man vrijwaart de vrouw voor alle aansprakelijkheid voor deze hypothecaire lening. De vrouw zal geen enkele vergoeding terzake aan de man verschuldigd zijn.
2. Partijen komen voorts overeen dat zij onder geen beding derden tot de woning zullen toelaten en/of hun intrek in de woning zullen laten nemen.
3. Alle tot de echtelijke woning behorende lasten zoals erfpacht, grondbelasting en verzekeringen komen ten laste van de man, die de vrouw vrijwaart voor elke mogelijke aansprakelijkheid terzake.
4. Partijen spreken af dat de restitutie inkomstenbelasting, AOV en AZV, over jaren 2010, 2011, 2012 en 2013 aan partijen elk voor de helft zullen toekomen. Partijen zullen indien hiertoe door de ontvanger vereist een separate verklaring voor de inspectie ondertekenen.
5. Partijen komen overeen dat mogelijke schulden aan de Ontvanger der Belastingen, voor rekening komen van degene op wiens naam de mogelijke schulden uitstaan.
6. Ieder der partijen zal de schulden, die hij/zij vanaf de datum van de inschrijving van de echtscheidingsbeschikking in de registers van de burgerlijke stand voor persoonlijke doeleinden is aangegaan of die niet in dit convenant zijn genoemd en hem/haar persoonlijk betreffen, voor eigen rekening nemen en als eigen schuld voldoen, onder vrijwaring van de ander tegen eventuele aanspraken van derden.
7. Dit convenant zal niet bij rechterlijke uitspraak kunnen worden gewijzigd op grond van verandering van omstandigheden en partijen verbinden zich zonder enig voorbehoud en onvoorwaardelijk geen ontbinding, nietig verklaring of vernietiging van deze overeenkomst te zullen vorderen.
8. Partijen doen uitdrukkelijk afstand van hun recht ex artikel 3:196 BW vernietiging te verzoeken van de onderhavige verdeling van partijen gemeenschap.”

3.HET GESCHIL IN CONVENTIE EN IN RECONVENTIE

In conventie
De vrouw heeft, na wijziging van eis, zakelijk weergegeven, gevorderd om bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad:
de openbare verkoop van de woning te [adres] te Aruba (hierna: de woning) te gelasten en de wijze van de verdeling van de netto-opbrengst te bepalen;
een door de man aan de vrouw te betalen gebruiksvergoeding vast te stellen over de periode van vijf jaar voor het indienen van de akte aanvulling van eis op 7 oktober 2020, en te bepalen dat dit bedrag in mindering moet worden gebracht op het aandeel van de vrouw in de netto-opbrengst van de woning;
een taxateur te benoemen om de waarde van de woning te bepalen;
althans die beslissingen te nemen die het gerecht opportuun acht, met veroordeling van de man in de proceskosten.
3.1.
De man heeft verweer gevoerd dat, voor zover nodig, hierna zal worden besproken.
In reconventie
3.2.
De man heeft, na wijziging van eis, zakelijk weergegeven, gevorderd om bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad:
primair:
voor recht te verklaren dat de woning inclusief alle daaraan verbonden kosten op 12 augustus 2014 aan de man is toegedeeld zonder enige verrekening en de vrouw te veroordelen mee te werken aan de overdracht van de woning aan de man, op de wijze zoals nader omschreven in de gewijzigde eis, met bepaling dat indien de vrouw weigerachtig blijft om daaraan te voldoen, dit vonnis in de plaats zal treden van de handtekening c.q. medewerking van de vrouw en van alle overige rechtshandelingen die de notaris en de hypotheek-instelling nodig mocht achten in verband met de verdeling en levering van de woning en de tenaamstelling van de hypotheek;
subsidiair:
voor recht te verklaren dat de man zich met succes heeft beroepen op vernietiging van het convenant op grond van artikel 3:196 BW dan wel op grond van artikel 6:228 lid 1 sub c BW, en daarbij te bepalen dat de woning dient te worden getaxeerd op de wijze zoals nader omschreven in de gewijzigde eis, te bepalen dat de helft van alle betaalde en nog te betalen kosten betreffende de woning zullen worden verrekend met het aandeel van de vrouw in de woning en de waarde te bepalen waartegen de man de woning toegedeeld kan krijgen, rekening houdend met de getaxeerde waarde hiervan en de af te trekken posten;
meer subsidiair:
voor recht te verklaren dat de vrouw ten koste van de man is verrijkt en de man dientengevolge recht heeft op schadevergoeding, zoals beschreven in de gewijzigde eis, te bepalen dat dit bedrag wordt verrekend met het aandeel van de vrouw in de woning, te bepalen dat de woning dient te worden getaxeerd, waarbij het gerecht een deskundige benoemt en beide partijen de kosten delen en de waarde te bepalen waartegen de man de woning toegedeeld kan krijgen, rekening houdend met de getaxeerde waarde hiervan en de af te trekken posten;
althans een zodanige beslissing te nemen als het gerecht juist acht, met veroordeling van de vrouw in de proceskosten.
3.3.
De vrouw heeft verweer gevoerd dat, voor zover nodig, hierna zal worden besproken.

4.DE BEOORDELING

4.1.
Het gerecht acht het, gezien de na te melden uitkomst, aangewezen eerst de vorderingen in reconventie te bespreken, waarbij achtereenvolgens de grondslagen voor de diverse vorderingen van de man aan de orde zullen komen, en daarna de vorderingen in conventie te beoordelen.
in reconventie
Uitleg convenant
4.1.
Partijen twisten over de wijze waarop het convenant moet worden uitgelegd. Deze vraag moet volgens vaste rechtspraak worden beoordeeld aan de hand van hetgeen partijen over en weer hebben verklaard en uit elkaars verklaringen en gedragingen, overeenkomstig de zin die zij daaraan in de gegeven omstandigheden redelijkerwijs mochten toekennen, hebben afgeleid en van hetgeen zij te dien aanzien redelijkerwijs van elkaar mochten verwachten (Haviltex-maatstaf). Daarbij komt betekenis toe aan de taalkundige betekenis van de gehanteerde bewoordingen, maar ook aan de context waarin deze zijn geplaatst en aan hetgeen de partijen met de desbetreffende bepaling hebben beoogd.
Toedeling woning
4.2.
Tussen partijen is op de eerste plaats in geschil of in het convenant de woning al aan de man is toegedeeld, zonder nadere verrekening, zoals de man stelt, maar de vrouw weerspreekt.
4.3.
Het gerecht stelt vast dat in het convenant hierover niets staat vermeld. Partijen hebben hierin enkel afspraken gemaakt over, kort gezegd, de aflossing/betaling van diverse schulden/lasten, het geen intrek laten nemen van derden in de woning en de toedeling van een aantal vorderingen. Uit de bewoordingen van het convenant kan dan ook niet worden afgeleid dat partijen een toedeling van de woning aan de man zijn overeengekomen.
4.4.
De man stelt dat dit desondanks wel de bedoeling was van partijen. Dit volgt volgens hem logischerwijs uit het feit dat is bepaald dat de man de maandelijkse aflossingen op de hypothecaire geldlening en alle overige tot de woning behorende lasten voor zijn rekening zal nemen. De vrouw heeft dit gemotiveerd betwist.
4.5.
Het gerecht overweegt dat een partij die een gemeenschapsschuld alleen voor zijn rekening neemt, niet vanzelfsprekend ook de volledige eigendom krijgt van het goed waaraan die schuld is verbonden, zoals de man lijkt te veronderstellen. Er zijn diverse redenen denkbaar om een schuld door een van partijen te laten betalen zonder dat daaraan voormeld gevolg wordt verbonden. De vrouw heeft hiertoe ook redenen aangevoerd. Zij stelt dat zij, anders dan de man, geen financiële capaciteit had om deze schuld deels voor haar rekening te nemen. Daarnaast stelt zij dat zij tegenover de aflossing door de man van de hypotheekschuld geen aanspraak zou maken op alimentatie. In dit geding kan niet worden vastgesteld of dit de redenen hiervoor waren, gezien de betwisting door de man en het feit dat hierover niets in het convenant staat vermeld. In het standpunt dat de door de man gestelde bedoeling logischerwijs volgt uit de regeling ten aanzien van de betaling van de lasten, kan de man gezien het vorenstaande echter niet worden gevolgd.
4.6.
Daar komt bij dat niet kan worden uitgesloten dat de woning op het moment van het sluiten van het convenant (enige) overwaarde had. Geen van partijen heeft zich hierover uitgelaten, maar vaststaat dat partijen op dat moment al drie jaar maandelijks aflossingen verrichtten op de hypothecaire geldlening. Toedeling van de woning aan de man zonder verdere verrekening zou dan met zich brengen dat de vrouw haar deel in de overwaarde zou hebben prijsgegeven aan de man. De man heeft zich niet nader uitgelaten over de vraag of en waarom dat de bedoeling was van partijen.
4.7.
Voor zover de man meent dat er, zonder de toedeling van de woning aan hem, niets staat tegenover de betaling door hem van alle lasten, waardoor het volgens hem onaannemelijk is dat hij daarmee in zou willen stemmen, volgt het gerecht de man daar niet in. De man kon tegenover de betaling van de lasten immers alleen gebruik maken van de woning. Partijen hebben hierover weliswaar geen afspraken in het convenant opgenomen, maar op het moment van het sluiten van het convenant was voor beide partijen duidelijk dat de vrouw in Nederland zou gaan wonen en geen intentie had om naar Aruba terug te keren, zo blijkt uit de stellingen van beide partijen.
4.8.
Van verklaringen en gedragingen van de vrouw, waaruit de man heeft kunnen afleiden dat beide partijen de door hem gestelde bedoeling hadden met het sluiten van het convenant, is het gerecht ook niet gebleken. De man heeft er in dit verband enkel op gewezen dat de vrouw geen intentie had om terug te keren naar Aruba en niet de financiële middelen had om de woning toegedeeld te krijgen of de daaraan verbonden kosten te blijven betalen. Niet valt echter in te zien waarom dat redengevend is om aanspraken op mede-eigendom op te geven.
4.9.
Ten slotte pleit voor de uitleg die de vrouw geeft aan het convenant dat, zoals de vrouw ook naar voren heeft gebracht, in het convenant de afspraak is opgenomen dat partijen geen derden hun intrek in de woning zullen laten nemen. Een dergelijke afspraak zou niet nodig zijn indien de woning aan de man zou zijn toegedeeld. Dan zou de beslissing hierover immers aan hem alleen zijn.
4.10.
Al het voorgaande leidt het gerecht tot de conclusie dat partijen in het convenant niets zijn overeengekomen over de toedeling van de woning.
Mogelijkheid tot verrekening van door man betaalde lasten bij toekomstige verdeling
4.11.
De man stelt dat, indien de woning in het convenant niet aan hem zou zijn toegedeeld, uit het convenant niet volgt dat hij dan geen recht meer zou hebben op verrekening van de door hem alleen betaalde lasten bij een toekomstige verdeling van de woning. De vrouw heeft dat gemotiveerd weersproken. Volgens haar volgt dat wel degelijk uit het convenant.
4.12.
De tekst van het convenant is hierover naar het oordeel van het gerecht helder. Deze bevestigt de uitleg die de vrouw hieraan geeft. De man vrijwaart de vrouw immers in het convenant voor iedere aansprakelijkheid voor deze lasten. Dat betekent dat de vrouw niet meer verplicht is deze lasten te dragen, maar de man deze voor zijn rekening zal nemen. Bij de bepaling ten aanzien van de hypotheeklasten staat bovendien expliciet dat de vrouw geen enkele vergoeding hiervoor aan de man verschuldigd zal zijn. Het aannemen van een recht van de man om deze kosten bij verdeling te verrekenen rijmt hier niet mee. Dan komen deze kosten immers alsnog voor rekening van de vrouw. Dat partijen een dergelijke geheel van de tekst van het convenant afwijkende bedoeling hadden, heeft de man niet dan wel onvoldoende onderbouwd.
4.13.
De regeling in het convenant houdt dus in dat de man de hypotheekschuld voor zijn rekening zal nemen, zonder nadere verrekening met de vrouw.
Vernietiging convenant
4.14.
Het gerecht stelt op de eerste plaats vast dat in het convenant goederen van de gemeenschap worden verdeeld, namelijk de vorderingen op de Ontvanger, en dat wordt bepaald wie van partijen welke schulden voor zijn rekening zal nemen. Een belangrijk boedelbestanddeel – de woning – wordt onverdeeld gelaten. Dat brengt met zich dat hierbij sprake is van een partiële verdeling van de huwelijksgemeenschap. Voor zover de vrouw zich primair op het standpunt stelt dat in het convenant in het geheel geen verdeling tot stand wordt gebracht, gaat het gerecht daaraan dan ook voorbij.
4.15.
De man stelt dat de in het convenant opgenomen partiële verdeling vernietigbaar is op grond van artikel 3:196 BW. De vrouw beroept zich er op dat deze rechtsvordering tot vernietiging inmiddels is vervallen, gelet op het bepaalde in artikel 3:200 BW dat een rechtsvordering tot vernietiging van een verdeling vervalt door verloop van drie jaren na de verdeling. Het gerecht volgt de vrouw in dat standpunt. Het verweer van de man dat deze termijn pas onlangs is ingegaan, omdat hij er altijd van uit is gegaan dat de woning in het convenant aan hem was toegedeeld en hij er pas sinds kort rekening mee moet houden dat dit niet het geval is, wordt verworpen (nog daargelaten of het juist is dat de man daar pas sinds kort rekening mee moet houden). In voormeld artikel staat immers dat er een termijn geldt van drie jaar
na de verdeling. Als tijdstip van de verdeling heeft te gelden het moment waarop de overeenkomst tot verdeling tot stand komt (zie: ECLI:NL:GHAMS:2013:BZ8622). Dat was op 12 augustus 2014, zodat de rechtsvordering niet tijdig is ingesteld.
4.16.
De man beroept zich meer subsidiair op artikel 6:228 lid 1 sub c BW. Dat artikel is op grond van artikel 3:199 BW echter niet van toepassing op een verdeling, zodat dit beroep wordt verworpen. Overigens heeft de man ook enkel toegelicht dat en waarom hij van een onjuiste voorstelling van zaken is uitgegaan en niet dat en waarom de vrouw van dezelfde onjuiste veronderstelling zou zijn uitgegaan, zoals dit artikellid vereist, ook niet nadat de vrouw dit uitdrukkelijk heeft weersproken. De man heeft gelet daarop dus ook niet aan zijn stelplicht voldaan.
Ongerechtvaardigde verrijking
4.17.
Het meer subsidiaire beroep van de man op ongerechtvaardigde verrijking aan de kant van de vrouw gaat evenmin op. Een van de noodzakelijke voorwaarden daarvoor is dat voor het behouden van de vermogensvermeerdering geen redelijke oorzaak (rechtvaardigingsgrond) aanwezig is, zoals een wettelijke regeling of een rechtshandeling die de vermogensverschuiving legitimeert. Aan die eis is hier niet voldaan. Aan de vermogensvermeerdering van de vrouw ligt namelijk wel een rechtshandeling ten grondslag die de vermogensverschuiving legitimeert, te weten het (sluiten van het) convenant (zie ECLI:NL:GHSHE:2020:3238). Reeds hierom wordt dit beroep van de man verworpen.
Conclusie en proceskostenveroordeling
4.18.
Gezien al hetgeen hiervoor is overwogen, is er geen grondslag voor toewijzing van een van de vorderingen in reconventie. Deze zullen dus worden afgewezen. In de familierechtelijke aard van deze procedure wordt aanleiding gevonden de proceskosten in conventie tussen partijen te compenseren in die zin dat ieder der partijen de eigen kosten draagt.
In conventie
4.19.
Voor zover de man zich heeft verweerd tegen de vorderingen in conventie met de standpunten die hij ook in reconventie heeft ingenomen, wordt hieraan voorbij gegaan, nu die standpunten hiervoor reeds zijn verworpen.
4.20.
De woning is dus nog gemeenschappelijk eigendom van partijen, zodat ieder van partijen de verdeling daarvan kan vorderen ex artikel 3:178 BW. Daarbij kan de woning worden toegedeeld aan een van partijen of worden verkocht aan een derde. De vrouw vordert dat laatste, meer in het bijzonder de openbare verkoop hiervan. De man heeft in zijn conclusie van antwoord gesteld dat hij de kans wil krijgen om de woning toegedeeld te krijgen. Het gerecht zal dit hierna bespreken.
4.21.
In beide gevallen moet de opbrengst in beginsel bij helfte tussen partijen worden verdeeld. De vraag is nog of er verrekening moet plaatsvinden met een door de man aan de vrouw te betalen gebruiksvergoeding, zoals door de vrouw gevorderd, waartegen de man verweer heeft gevoerd. Dat zal hierna als eerste worden besproken.
Gebruiksvergoeding
4.22.
Voor het gebruik van de woning kan na de datum van ontbinding van het huwelijk een redelijke gebruiksvergoeding worden toegekend. De vrouw heeft ter onderbouwing van haar vordering tot vaststelling van een gebruiksvergoeding enkel aangevoerd dat zij verstoken wordt van het gebruik en het genot van de woning. Bij de beantwoording van de vraag of er aanleiding is om een gebruiksvergoeding vast te stellen, en zo ja hoe hoog deze moet zijn, moet echter rekening worden gehouden met alle feiten en omstandigheden van het betreffende geval en dienen de redelijkheid en de billijkheid, die de rechtsbetrekkingen tussen deelgenoten beheersen (artikel 3:166 lid 3 BW), tot maatstaf. De vrouw heeft zich hierover niet uitgelaten, ook niet nadat de man deze feiten en omstandigheden uitvoerig heeft toegelicht en concludeert dat op grond daarvan geen plaats is voor het vaststellen van een gebruiksvergoeding.
4.23.
Het gerecht volgt de man in voormelde conclusie, met name omdat de man tegenover het alleengebruik door hem van de woning ook alleen al de daaraan verbonden lasten voor zijn rekening heeft genomen. Het gaat daarbij om de lasten van de aan de woning verbonden hypothecaire geldlening (betreffende zowel rentebetalingen als aflossingen van in totaal Afl. 1.462,- per maand sinds juni 2015) en om de overige daaraan verbonden lasten, zoals grondbelasting en verzekeringen. De man is daarbij bovendien met de vrouw overeengekomen dat deze lasten niet voor verrekening in aanmerking komen. De vrouw heeft bovendien nooit aanspraak gemaakt op het gebruik van de woning noch op een gebruiksvergoeding (die vordert zij eerst in deze procedure) en zij kon door de regeling kort na het sluiten van het convenant naar Nederland emigreren.
4.24.
Deze vordering zal daarom worden afgewezen. De overige weren van de man tegen de gevorderde gebruiksvergoeding kunnen gelet daarop onbesproken blijven.
Toedeling van de woning aan de man of (onderhandse) verkoop
4.25.
De vrouw heeft gevorderd de openbare verkoop van de woning te gelasten. De man heeft in zijn verweer naar voren gebracht dat hij in de gelegenheid wil worden gesteld om de woning toegedeeld te krijgen.
4.26.
Alvorens het gerecht verder kan beslissen zal eerst de markwaarde van de woning moeten worden bepaald. Daarvoor zullen partijen gezamenlijk een taxateur moeten inschakelen. Na taxatie van de woning kan de man beoordelen of het voor hem financieel haalbaar is dat de woning - tegen betaling van de overbedelingsvergoeding aan de vrouw en ontslag van de vrouw uit de hoofdelijke aansprakelijkheid van de hypotheeklening - aan hem wordt toebedeeld. Zo ja, dan zal hij in de gelegenheid worden gesteld binnen een periode van vier maanden een (bank)financiering te verkrijgen. Indien de man na taxatie van de woning tot het oordeel komt dat toebedeling aan hem van de woning financieel niet haalbaar is, of indien het hem niet lukt om een (bank)financiering te krijgen, zal de woning door partijen onderhands moeten worden verkocht, waarna de opbrengst bij helfte moet worden verdeeld. Daarvoor zullen partijen gezamenlijk een makelaar moeten inschakelen, die, voor zover partijen daarover geen overeenstemming kunnen bereiken, bindend de vraag- en laatprijs zal bepalen.
4.27.
Partijen zullen in de gelegenheid worden gesteld zich bij akte uit te laten over welke taxateur [1] en, voor het geval de woning onderhands moet worden verkocht, welke verkoopmakelaar hun voorkeur heeft. Het staat partijen uiteraard vrij gezamenlijk een taxateur en een verkoopmakelaar voor te dragen. Het gerecht zal vervolgens bepalen aan welke taxateur en, indien nodig, aan welke verkoopmakelaar partijen gezamenlijk opdracht moeten geven. Het gerecht zal daarbij tevens bepalen dat het vonnis in de plaats treedt van de toestemming/medewerking van die partij die binnen een nader te bepalen termijn niet meewerkt aan het gezamenlijk verstrekken van een opdracht aan de taxateur en de verkoopmakelaar. De kosten van de taxateur en de verkoopmakelaar komen voor rekening van partijen gezamenlijk.
4.28.
Iedere verdere beslissing zal worden aangehouden.

5.DE BESLSISSING

Het Gerecht:
In conventie
5.1.
verwijst de zaak naar de rolzitting van
woensdag 29 maart 2023voor akte als bedoeld in 4.27 aan de kant van beide partijen;
5.2.
houdt ieder verdere beslissing aan;
In reconventie
5.3.
wijs de vorderingen af;
5.4.
compenseert de kosten aldus dat iedere partij de eigen kosten draagt.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.A. van Voorthuizen, rechter, en werd in het openbaar uitgesproken op 1 maart 2023, in aanwezigheid van de griffier.

Voetnoten

1.Zie voor een lijst met erkende taxateurs www.apfa.org