2.1.Partijen hebben op 12 augustus 2014 een convenant met elkaar gesloten. Daarin zijn zij het volgende met elkaar overeengekomen:
“1. Partijen komen overeen, dat de op de echtelijke woning, gelegen te [adres woning], rustende hypothecaire lening […] bij de CMB Bank N.V. voor rekening en risico van de Man zal komen, de man zal de maandelijkse hypothecaire aflossingen blijven voldoen. De man vrijwaart de vrouw voor alle aansprakelijkheid voor deze hypothecaire lening. De vrouw zal geen enkele vergoeding terzake aan de man verschuldigd zijn.
2. Partijen komen voorts overeen dat zij onder geen beding derden tot de woning zullen toelaten en/of hun intrek in de woning zullen laten nemen.
3. Alle tot de echtelijke woning behorende lasten zoals erfpacht, grondbelasting en verzekeringen komen ten laste van de man, die de vrouw vrijwaart voor elke mogelijke aansprakelijkheid terzake.
4. Partijen spreken af dat de restitutie inkomstenbelasting, AOV en AZV, over jaren 2010, 2011, 2012 en 2013 aan partijen elk voor de helft zullen toekomen. Partijen zullen indien hiertoe door de ontvanger vereist een separate verklaring voor de inspectie ondertekenen.
5. Partijen komen overeen dat mogelijke schulden aan de Ontvanger der Belastingen, voor rekening komen van degene op wiens naam de mogelijke schulden uitstaan.
6. Ieder der partijen zal de schulden, die hij/zij vanaf de datum van de inschrijving van de echtscheidingsbeschikking in de registers van de burgerlijke stand voor persoonlijke doeleinden is aangegaan of die niet in dit convenant zijn genoemd en hem/haar persoonlijk betreffen, voor eigen rekening nemen en als eigen schuld voldoen, onder vrijwaring van de ander tegen eventuele aanspraken van derden.
7. Dit convenant zal niet bij rechterlijke uitspraak kunnen worden gewijzigd op grond van verandering van omstandigheden en partijen verbinden zich zonder enig voorbehoud en onvoorwaardelijk geen ontbinding, nietig verklaring of vernietiging van deze overeenkomst te zullen vorderen.
8. Partijen doen uitdrukkelijk afstand van hun recht ex artikel 3:196 BW vernietiging te verzoeken van de onderhavige verdeling van partijen gemeenschap.”