In de strafzaak tegen de verdachte, geboren in 1966 in Aruba, heeft het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba op 14 juli 2022 uitspraak gedaan. De verdachte werd beschuldigd van het opzettelijk gebruik maken van valse of vervalste douanedocumenten en het (schuld-)witwassen van 46 goudbaren met een totaalgewicht van 55 kilo. Tijdens de openbare terechtzitting op 23 juni 2022 heeft de officier van justitie gevorderd dat de verdachte zou worden veroordeeld tot een gevangenisstraf gelijk aan het reeds ondergane voorarrest van 116 dagen, met als bijkomende straf de verbeurdverklaring van het in beslag genomen goud. De verdediging pleitte voor niet-ontvankelijkheid van het openbaar ministerie en bewijsuitsluiting, en stelde dat de verdachte vrijgesproken moest worden op basis van afwezigheid van alle schuld (AVAS).
Het Gerecht heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig was en dat het bevoegd was om de zaak te behandelen. De verdediging voerde aan dat het openbaar ministerie niet-ontvankelijk was in de vervolging, maar het Gerecht verwierp dit verweer. Het Gerecht oordeelde dat er geen bewijs was dat de verdachte op de hoogte was van de illegale herkomst van het goud. De tenlastelegging van valsheid in geschrifte werd verworpen omdat het bewijs onvoldoende was om te concluderen dat de verdachte opzettelijk valse documenten had gebruikt.
Uiteindelijk heeft het Gerecht de verdachte vrijgesproken van alle ten laste gelegde feiten, omdat er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs was om tot een veroordeling te komen. De in beslag genomen voorwerpen werden deels teruggegeven aan de verdachte, terwijl voor andere voorwerpen het Gerecht zich niet in staat achtte om een beslissing te nemen over teruggave. De uitspraak werd gedaan door rechter mr. W.C.E. Winfield, bijgestaan door zittingsgriffier mw. M.E. Kelly.