Uitspraak
1.Geding in cassatie
2.Bewezenverklaring, bewijsvoering en kwalificatie
3.Beoordeling van het middel
- onmiddellijk of middellijk - afkomstig is uit enig misdrijf.
4.Slotsom
5.Beslissing
13 maart 2018.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 13 maart 2018 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een vonnis van het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba. De verdachte, geboren in 1967, was beschuldigd van het medeplegen van gewoontewitwassen en deelneming aan een misdadige organisatie. De zaak betrof goudtransporten vanuit Venezuela naar Aruba en Curaçao, waarbij de verdachte betrokken was bij het begeleiden van deze transporten. De export van het goud vond plaats zonder de vereiste exportvergunning en er werden vervalste documenten gebruikt om deze vergunning te omzeilen. Het Hof had geoordeeld dat de baren of broodjes goud 'afkomstig waren uit enig misdrijf', omdat het exporteren op strafbare wijze had plaatsgevonden. De Hoge Raad herhaalde echter relevante overwegingen uit eerdere jurisprudentie, waarin werd gesteld dat voorwerpen in beginsel slechts als 'uit enig misdrijf afkomstig' kunnen worden aangemerkt indien deze afkomstig zijn uit een misdrijf gepleegd voorafgaand aan de delictsgedragingen. De Hoge Raad oordeelde dat het oordeel van het Hof niet toereikend gemotiveerd was, omdat het enkel had vastgesteld dat het goud afkomstig was uit Venezuela zonder verder bewijs van de herkomst van het goud. De Hoge Raad vernietigde de bestreden uitspraak en wees de zaak terug naar het Gemeenschappelijk Hof van Justitie voor herbehandeling.