In de strafzaak tegen de verdachte, die op 14 juli 2022 door het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba werd behandeld, stond de verdachte terecht voor het gebruik van vervalste documenten en het (schuld-)witwassen van 46 goudbaren met een totaalgewicht van 55 kilo. De zaak kwam aan het licht na een transport van goud vanuit Venezuela naar Aruba, waarbij de verdachte betrokken was als transporteur. De officier van justitie eiste een gevangenisstraf van twaalf maanden, waarvan zes maanden voorwaardelijk, maar de verdediging pleitte voor niet-ontvankelijkheid van het openbaar ministerie en bewijsuitsluiting.
Tijdens de zitting op 23 juni 2022 werd de geldigheid van de dagvaarding en de bevoegdheid van het Gerecht bevestigd. De verdediging voerde aan dat het openbaar ministerie zijn plichten had verzuimd en dat er sprake was van willekeur in de vervolging. Het Gerecht verwierp deze argumenten en oordeelde dat er geen redenen waren voor schorsing van de vervolging.
Wat betreft de tenlastelegging, oordeelde het Gerecht dat er onvoldoende bewijs was voor het gebruik van vervalste documenten. De verdachte werd vrijgesproken van het gebruik maken van een vals of vervalst geschrift, omdat de vermelding van de herkomst op de documenten niet met opzet was gedaan om te misleiden. Eveneens werd de verdachte vrijgesproken van het (schuld-)witwassen van de goudbaren, omdat er geen bewijs was dat hij op de hoogte was van een mogelijke illegale herkomst van het goud. Het Gerecht besloot tot teruggave van in beslag genomen voorwerpen aan de verdachte en de rechthebbenden.