ECLI:NL:OGEAA:2022:331

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
29 juni 2022
Publicatiedatum
27 september 2022
Zaaknummer
AUA202200795
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot verbod op gebruik van timeshareweken door gedaagde aan derden

In deze zaak heeft de coöperatieve vereniging Marriott Vacation Club International of Aruba, hierna de Vereniging, een kort geding aangespannen tegen een gedaagde die timeshareweken bezit in de Aruba Ocean Club. De Vereniging vordert dat de gedaagde wordt verboden zijn timeshareweken aan derden in gebruik te geven, met uitzondering van zijn familieleden zoals eerder vermeld in een e-mail. De zaak is behandeld op 9 juni 2022, waarbij beide partijen via videoverbinding aanwezig waren. De Vereniging stelt dat de gedaagde zich schuldig maakt aan het gebruik van zijn timeshareweken voor commerciële doeleinden, wat in strijd is met de statuten van de Vereniging. De gedaagde ontkent deze beschuldigingen en voert aan dat hij de overeenkomst niet heeft geschonden. Het Gerecht heeft geoordeeld dat de gedaagde wel degelijk de overeenkomst heeft geschonden door zijn timeshareweken aan derden te verhuren, wat in strijd is met de bepalingen van de Bylaws van de Vereniging. Het Gerecht heeft de vordering van de Vereniging toegewezen en de gedaagde bevolen zijn timeshareweken niet aan derden in gebruik te geven, op straffe van een dwangsom. Tevens is de gedaagde veroordeeld in de kosten van het geding.

Uitspraak

Vonnis van 29 juni 2022
Behorend bij K.G. nr. AUA202200795
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA
VONNIS IN KORT GEDING
in de zaak van:
de coöperatieve vereniging
COOPERATIEVE VERENIGING MARRIOTT VACATION CLUB INTERNATIONAL OF ARUBA,
zetelend te Aruba,
eiseres,
hierna te noemen: de Vereniging,
gemachtigde: de advocaten mr. M. Bemer en mr. J.J. Steward,
tegen:
[naam gedaagde],
wonende te Verenigde Staten van Amerika,
gedaagde,
hierna te noemen: [gedaagde],
gemachtigde: de advocaat mr. D.G. Kock.

1.DE PROCEDURE

1.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
-het inleidend verzoek met producties;
-de mondelinge behandeling van de zaak ter terechtzitting van donderdag 9 juni 2022.
1.2
Namens de Vereniging is (via videoverbinding) ter zitting verschenen haar voorzitter [naam X], bijgestaan door haar gemachtigde voornoemd. Gedaagde is (via videoverbinding) verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde voornoemd. Partijen hebben het woord gevoerd, beide mede aan de hand van een overgelegde en voorgedragen pleitnota, en hebben gereageerd of kunnen reageren op elkaars stellingen. Voorafgaand aan de zitting heeft de Vereniging nog nadere producties in het geding gebracht.
1.3
Vonnis is bepaald op heden.

2.DE FEITEN

2.1
Als enerzijds gesteld en anderzijds erkend dan wel niet of onvoldoende bestreden, alsmede op grond van overgelegde producties voor zover niet of onvoldoende bestreden, staat onder meer het volgende vast tussen partijen.
2.2
Aruba Ocean Club is een timeshareproject dat is ontwikkeld door Marriott Vacation Club International of Aruba N.V. De koop van twee aandelen in de Vereniging geeft de koper het recht op het jaarlijks gebruik van een
residential unit(hierna: een unit of een kamer) voor de periode van een kalenderweek per jaar.
2.3
De Vereniging heeft tot doel het behartigen van de belangen van haar leden bij de uitoefening van hun timesharerechten.
2.4
In de ‘Bylaws’ van de Vereniging is onder meer het volgende bepaald:
“Article IX.
USE RESTRUCTIONS
(…)
9.1
Personal Use Restriction: Except for Units, the use rights to which are retained by the Developer, which may be utilized as provided elsewhere in these Bylaws, each of the Units committed to the Timeshare Plan shall be occupied only as vacation accommodations. Use of the Units and the Common Facilities is limited solely to the personal use of members, their guests, invitees and lessees and for recreational uses by corporations and other entities owning Membership Interests. Use of the residential Unit or the Common Facilities for commercial purposes or any purposes other than the personal use described herein is expressly prohibited. “Commercial Purpose” shall be broadly interpreted and shall include, but not be limited to, a pattern of rental activity or other occupancy by a Member that the Association, in its reasonable discretion, could conclude constitutes a commercial enterprise or practice. (…)”
2.5 [
gedaagde] heeft het recht op het gebruik van 22 timeshareweken in de Aruba Ocean Club, alsmede het recht op een vijftal weken bij een ander resort. Deze laatste weken kunnen eveneens bij de Aruba Ocean Club worden gebruikt.
2.6
Op 1 augustus 2017 is (onder meer) [gedaagde] namens de Vereniging aangeschreven omdat het vermoeden bestond dat (onder meer) hij zich schuldig maakte aan het gebruik van zijn timeshareweken voor commerciële doeleinden. In deze brief staat onder meer als volgt:
“The Association has reason the believe that you are using residential units at the resort for commercial purposes which is a violation of the Articles of Association and article 9.1 of the Bylaws.
By means hereof, (…) the Association would like to give you the opportunity to respond by registered letter to the violation as mentioned above. (…) In the event (…) does not receive a registered letter from you within thirty (30) days from the date of this letter you shall be deemed to have waived your rights to be heard, and it should be noted that the Board will initiate an expulsion procedure based on article 10.3 of the Articles of Association and article 13.2 of the Bylaws. Upon completion of the expulsion procedure, you will no longer own a interest in the Association, and you will no longer have the right to the use and occupancy of a residential unit at the Resort.”
2.7 [
gedaagde] heeft bij brief van 1 september 2017 als volgt gereageerd:
“This letter is in response to your Notification of Violation letter I just received. (…) Before purchasing Marriott Timeshares we carefully read Articles of Association and act in accordance with those rules and regulations. (…) Your implication of commercial use of my units is very puzzling. It clearly states on the page 14 of Articles that commercial use means non-residential use of the unit. My timeshare units are always used by us or our family members and friends as a vacation residence (…).”
2.8
Op 19 oktober 2017 heeft de Vereniging aan [gedaagde] bericht dat zij naar aanleiding van de brief van [gedaagde] van 1 september 2017 en nader onderzoek op dat moment geen reden ziet om aan te nemen dat [gedaagde] zijn timeshareweken voor commerciële doeleinden gebruikt.
2.9
Bij brief van 19 oktober 2018 is vervolgens namens de Vereniging aan [gedaagde] bericht:
“As per new information (…) the Association at this time has reason to believe that you are using residential units at the Marriott Aruba Ocean Club Resort for commercial purposes.
To avoid the Association commencing the expulsion procedure as per its governing documents, kindlywithin 14 dayspropose and confirm the sale, which sale is to occur within 18 months, of a significant number of your weeks, whereby the weeks you retain will be used solely for personal use (…).”
2.10 [
gedaagde] heeft vervolgens bij brief van 30 oktober 2018 meegedeeld dat hij voornemens is 7 timeshareweken te verkopen en bevestigd dat alle timeshareweken die hij bij Aruba Ocean Club Resort bezit uitsluitend zullen worden gebruikt voor persoonlijk gebruik door zijn familie.
Bij emailbericht van 13 december 2018 heeft [gedaagde] desverzocht de namen van zijn familieleden doorgegeven die de timeshareweken zullen gebruiken.
2.11
Op 21 januari 2019 is als volgt namens de Vereniging aan [gedaagde] bericht:
“On behalf of the association I hereby inform you that the association accepts your proposal of October 30,2018.”
2.12
Bij mailbericht van 31 januari 2020 heeft [gedaagde] als volgt aan (de gemachtigde van) de Vereniging geschreven:
“As per our arrangement. I’m in the process of selling several of my Ocean Club weeks. (…) I respectfully request to extend the duration of our eighteen months arrangement (agreed on Jan21/2019 (…)) for another six month until Jan/2021.”
2.13
De Vereniging heeft vervolgens een aantal maal ingestemd met de verlenging van de termijn voor verkoop door [gedaagde] van een deel van zijn timeshareweken. Nadat [gedaagde] op 22 september 2021 wederom om een verlenging van de termijn had verzocht, heeft de gemachtigde van de Vereniging hem op 18 oktober 2021 als volgt bericht:
“Before addressing your query below, the association kindly requests your attention for the following.
It has come to the association’s attention that you have sixteen reservations for December of this year in the name of third parties, none of whom are the family members you listed on December 13, 2018. Please clarify same at your earliest convenience, considering the agreement parties reached on January 21, 2019”.
2.14 [
gedaagde] heeft hierop geantwoord dat de reserveringen niet juist zijn gelezen en dat de reserveringen zijn gemaakt voor het gebruik door de personen van wie hij de namen destijds heeft opgegeven.
2.15
Op 24 januari 2022 is namens de Vereniging als volgt aan [gedaagde] bericht:
”It has been established that at least 6 of the guests checking in December of last year are not on the list you provided on December 13, 2018 and do not know you personally”.
2.16
Hierop heeft [gedaagde] op 25 januari 2022 geantwoord:
“I want to categorically state, that neither me nor my family (…) rented any units to third parties last year. (…) Several of my family members, including myself, contracted Covid and tested positive in Dec.
In fact, eleven of our Reserved units in Dec/Jan stayed unoccupied and were wasted (…). In some cases, my family, who tested positive and could not come, had their friends, who tested negative, to come without them. I guess, that was the reason for miscommunication, compounded by language problem, that led to incorrect identification of several of our family friends as third parties, you’ve referred to. (…) I state here that we’re absolutely abiding by the agreement parties reached on Jan21/2019 (…).”

3.HET GESCHIL

3.1
De Vereniging vordert dat [gedaagde] bij vonnis, zoveel mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
I. wordt bevolen zijn timeshareweken bij Aruba Ocean Club niet aan derden, niet zijnde zijn familieleden zoals opgesomd in diens emailbericht van 13 december 2018, in gebruik te geven, op straffe van een direct opeisbare dwangsom per overtreding van dit bevel;
II. wordt veroordeeld in de kosten van dit geding en nakosten, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de veertiende dag na betekening van dit vonnis.
3.2
De Vereniging legt aan haar vordering ten grondslag dat [gedaagde] de op 21 januari 2019 gesloten overeenkomst moet nakomen.
3.3 [
gedaagde] voert verweer. Primair voert hij aan dat het Gerecht onbevoegd is van het onderhavige geschil kennis te nemen. In de tweede plaats betwist [gedaagde] dat de Vereniging spoedeisend belang bij de gevraagde voorziening heeft en tot slot betoogt hij dat de vorderingen moeten worden afgewezen, alles met veroordeling van de Vereniging in de kosten van het geding.
3.4
Voor zover voor de uitspraak van belang worden de stellingen en weren van partijen hierna besproken.

4.DE BEOORDELING

Rechtsmacht
4.1
De vraag die ten eerste voorligt is of aan de rechter in Aruba rechtsmacht toekomt, nu [gedaagde] het verweer heeft gevoerd dat de Arubaanse rechter niet bevoegd is van het geschil kennis te nemen omdat hij in de Verenigde Staten van Amerika (hierna: de VS) woont. Nu het een vordering tot nakoming van een overeenkomst aan de orde is, is volgens [gedaagde] conform de regels van het Arubaanse procesrecht de rechter van de woonplaats van de gedaagde bevoegd.
4.2
Dienaangaande geldt als volgt.
4.3
In de Arubaanse wetgeving ontbreekt een regeling van het internationaal bevoegdheidsrecht. Wel is het EEX-verdrag van 1968 (Trb. 1969, nr. 101) op 30 juni 1986 in werking getreden voor Aruba (Trb. 1986, nr. 129). De VS zijn geen partij bij dat verdrag. Het internationaal bevoegdheidsrecht van Europees Nederland wordt in veel gevallen beheerst door de Brussel I bis-verordening en ook door de artikelen 1 tot en met 14 van het Nederlandse Wetboek van Burgerlijke rechtsvordering (hierna: Rv NL). Op grond van het concordantiebeginsel kan bij regels uit deze regelingen aansluiting worden gezocht om ongeschreven regels te vinden van het internationaal bevoegdheidsrecht van Aruba. Voorts kan in voorkomende gevallen aansluiting worden gezocht bij de artikelen 95-103b Rv NA (oud; thans Rv Curaçao, Rv Sint Maarten en Rv BES). Deze regels zijn van toepassing in de burgerlijk rechtsvorderlijke verhoudingen van Aruba tot de Nederlandse Antillen. In voorkomende gevallen kunnen die regels overeenkomstige toepassing vinden in internationale gevallen, dus in de verhouding van Aruba tot buiten het Koninkrijk gelegen Staten (vonnis van het Gemeenschappelijk Hof van 19 september 2017, ECLI:NL:OGHACMB:2017:108).
4.4
Het EEX-Verdrag, de Brussel I bis-Verordening en Rv NL kennen de regel dat een verweerder kan worden opgeroepen voor de rechter van de plaats waar de verbintenis uit overeenkomst is uitgevoerd of moet worden uitgevoerd. Art. 95-103b Rv-NA (oud) bevat geen bijzondere regel voor verbintenissen uit overeenkomst. Op grond hiervan moet als ongeschreven regel van Arubaans internationaal bevoegdheidsrecht worden aangenomen dat een verweerder kan worden opgeroepen voor de rechter van Aruba, indien de verbintenis uit overeenkomst in Aruba is uitgevoerd of moet worden uitgevoerd. In het onderhavige geval betreft de verbintenis uit overeenkomst (voor zover hier van belang) de verplichting voor [gedaagde] om zijn timeshareweken niet aan anderen dan zichzelf en de door hem in december 2018 opgegeven familieleden in gebruik te geven. Aldus moet de verbintenis uit overeenkomst in Aruba worden uitgevoerd. Dit betekent dat [gedaagde] voor de rechter in Aruba kan worden opgeroepen en dat het Gerecht bevoegd is van de vordering kennis te nemen. Het verweer van [gedaagde] faalt. Met betrekking tot de door [gedaagde] aangehaalde uitspraak van dit Gerecht (ECLI:NL:OGEAA:2020:181) waarin is geoordeeld dat krachtens artikel 2 van het EEX-Verdrag de rechter van de woonplaats van de gedaagde bevoegd is, wordt nog opgemerkt dat, anders dan in die uitspraak, [gedaagde] als gedaagde geen woonplaats heeft op het grondgebied van een verdragsluitende staat, zodat het bepaalde in artikel 2 EEX-Verdrag om die reden hier niet van toepassing is.
Spoedeisend belang
4.5 [
gedaagde] heeft betwist dat de Vereniging spoedeisend belang heeft bij haar vordering. Volgens [gedaagde] is de onderhavige kwestie al vijf jaar geleden bij hem aangekaart, zodat na zo’n lang tijdsverloop een spoedeisend belang niet kan worden gepretendeerd. Van een dergelijk lang tijdsverloop is evenwel geen sprake. Uit de hiervoor weergegeven feiten volgt dat de Vereniging [gedaagde] weliswaar in 2017 heeft aangesproken op vermeend onjuist gebruik van zijn timeshareweken, maar dat partijen eerst op 21 januari 2019 de overeenkomst hebben gesloten waarvan nu nakoming wordt gevorderd. Nadat de Vereniging, zoals zij stelt, in oktober 2021 was gebleken dat [gedaagde] voor december van dat jaar een groot aantal reserveringen had gemaakt (mede) op naam van anderen dan de door hem opgegeven familieleden en in januari 2022 dat tenminste zes van die gasten niet tot de door [gedaagde] opgegeven personen behoren en hem niet persoonlijk kennen, heeft zij [gedaagde] in kort geding gedagvaard. Ook het verweer dat geen feiten of omstandigheden zijn gesteld die een dringende voorziening rechtvaardigen, faalt. De Vereniging heeft niet, althans onvoldoende weersproken gesteld dat [gedaagde] steeds (en ook recent nog) de meest gewilde weken reserveert en daardoor de andere timesharehouders bij het gebruik van hun timeshareweken belemmerd doordat hij aldus een groot deel van de beschikbare weken blokkeert, terwijl hij, zo stelt de Vereniging verder, deze weken niet persoonlijk gebruikt maar met financieel gewin aan derden verkoopt. Het spoedeisend belang bij de gevraagde voorziening is daarmee naar de aard van de vordering en de daaraan ten grondslag gelegde stellingen gegeven.
Nakoming overeenkomst
4.6
Tussen partijen is niet in geschil dat is overeengekomen dat [gedaagde] - voor zover hier van belang - de in zijn bezit zijnde timeshareweken enkel door hemzelf of de door hem bij naam genoemde familieleden zullen worden gebruikt. [gedaagde] zal deze overeenkomst moeten nakomen. Of en in hoeverre [gedaagde] het op grond van de Bylaws is toegestaan de kamers aan derden te verhuren en of van “commercial use” sprake is, behoeft daarom geen bespreking.
4.7
Het Gerecht begrijpt de (onder meer ter zitting aangevoerde) weren van [gedaagde] dat hij onder druk is gezet de overeenkomst aan te gaan en dat hij als buitenlander voor wat betreft de interpretatie van de Bylaws en het Arubaans recht op het verkeerde been is gezet, aldus dat hij betoogt dat hij niet aan de overeenkomst kan worden gehouden. Dit verweer treft geen doel. [gedaagde] heeft geen concrete feiten of omstandigheden gesteld die voorshands tot het oordeel moeten leiden dat hij tot het aangaan van de overeenkomst onder druk is gezet. De enkele omstandigheid dat de Vereniging een beroep doet op de door middel van (onder meer) de Bylaws overeengekomen ‘expulsion procedure’, is daarvoor naar het voorlopig oordeel van het Gerecht onvoldoende. Verder heeft [gedaagde] in het kader van dit geding onvoldoende uiteengezet op welke wijze hij (door de gemachtigde van de Vereniging) over de interpretatie van de Bylaws op het verkeerde been is gezet, laat staan dat hij de overeenkomst anders niet op dezelfde wijze was aangegaan. Niet alleen heeft hij geen concrete feiten en/of omstandigheden aangedragen waaruit dit volgt, ook blijkt dit niet uit de overgelegde (hiervoor onder de feiten aangehaalde) correspondentie (die, evenals de Bylaws en zoals daarin is overeengekomen, in het Engels is en dus door [gedaagde] goed moet zijn begrepen).
4.8
Ter onderbouwing van haar stelling dat [gedaagde] de overeenkomst niet nakomt, heeft de Vereniging gesteld dat [gedaagde] een groot aantal timeshareweken voor dezelfde weken heeft geboekt met veel reserveringen (mede) op naam van derden en naar de door haar overgelegde (onder degenen die op de door [gedaagde] voor december 2021 gemaakte reserveringen incheckten, uitgezette) Guest Surveys verwezen. Uit deze Guest Surveys blijkt dat de zes personen die de Guest Survey hebben ingevuld niet voorkomen op de lijst van de door [gedaagde] opgegeven familieleden en zeggen [gedaagde] niet te kennen. Tevens blijkt uit de Guest Surveys dat door deze gebruikers huur is betaald en dat zij de timeshareweek via een realtor/broker, Redweek (een timeshare marketplace) of via [gedaagde] zelf hebben geboekt. Dat slechts zes mensen gehoor hebben gegeven aan het verzoek om de Guest Survey in te vullen, doet aan de inhoud van de wel ingevulde surveys niet af. Ditzelfde geldt voor de omstandigheid dat uit de Guest Surveys zelf niet blijkt dat deze van gasten van [gedaagde] afkomstig zijn. Blijkens de door de Vereniging overgelegde verklaring van 20 mei 2022 van P. Vargas, de general manager van de Aruba Ocean Club, zijn de Guest Surveys verstrekt aan degenen, niet zijnde familieleden van [gedaagde], die van de door [gedaagde] in december 2021 op naam van familieleden en anderen gemaakte reserveringen gebruik hebben gemaakt. Nu [gedaagde] voorts enkel heeft betwist dat hij de timeshareweken voor december 2021 aan derden heeft verhuurd en niet inzichtelijk heeft gemaakt voor wie wanneer hij de betreffende timeshareweken heeft gereserveerd en wie van de door hem opgegeven familieleden wel en niet van de weken gebruik hebben gemaakt, zijn geen aanknopingspunten gebleken voor het oordeel dat alle in december 2021 gereserveerde timeshareweken inderdaad voor [gedaagde] en de door hem opgegeven familieleden waren bedoeld en moet het er voorshands voor worden gehouden dat [gedaagde] de timeshareweken aan anderen dan hemzelf en de door hem opgegeven familieleden tegen betaling in gebruik heeft gegeven.
4.9
Dat de timeshareweken in strijd met de overeenkomst aan derden in gebruik zijn gegeven blijkt ook uit het (hiervoor in 2.16 aangehaalde) bericht van [gedaagde] van 25 januari 2022, waarin hij schrijft dat zijn familieleden hun vrienden van de timeshareweken gebruik hebben laten maken. Indien juist is dat [gedaagde], zoals hij in een later bericht schrijft, de timeshareweken in goed vertrouwen aan familieleden in gebruik heeft gegeven, had het - gelet op de overeenkomst tussen partijen - op zijn weg gelegen dit gebruik door derden te voorkomen (of daarvoor toestemming te vragen), ook indien en voor zover voor dat gebruik niet is betaald.
4.1
Naar het oordeel van het Gerecht is voorshands voldoende aannemelijk geworden dat [gedaagde] de tussen partijen gesloten overeenkomst niet nakomt. Hij heeft zijn timeshareweken aan anderen dan zichzelf of zijn in het emailbericht van 13 december 2018 opgesomde familieleden (tegen betaling) in gebruik gegeven. Nu voorts, zoals hiervoor al is overwogen, niet, althans onvoldoende is weersproken dat [gedaagde] door zijn wijze van gebruik van zijn timeshareweken de andere leden van de Vereniging in hun mogelijkheden tot gebruik van hun timeshareweken belemmerd, is een voorlopige voorziening aangewezen. Dat [gedaagde] heeft betwist dat de handelwijze van [gedaagde] tot grote ontevredenheid bij de andere leden van de Vereniging leidt, doet daar niet aan af. Het is de Vereniging die, als behartiger van de belangen van haar leden bij de uitoefening van hun timeshareweken, tegen dit belemmeren ageert. Het gevorderde is daarom toewijsbaar. Dat [gedaagde] daarmee verder in zijn gebruik wordt beperkt dan krachtens de Bylaws is bepaald, doet daaraan niet af; dit is immers wat hij zelf is overeengekomen.
4.11
Als stimulans tot nakoming van het te geven bevel, zal daaraan een dwangsom worden verbonden. De dwangsom zal worden beperkt en gemaximeerd als onder de beslissing vermeld.
4.12 [
gedaagde] zal als de in het ongelijk te stellen partij worden veroordeeld in de kosten van het geding aan de zijde van de Vereniging gevallen, tot op heden begroot op Afl. 1.500,- aan salaris gemachtigde, Afl. 230,65 aan verschotten en Afl. 450,- aan griffierecht, vermeerderd met Afl. 250,-, verhoogd met Afl. 150,- in geval van betekening, aan nakosten en vermeerderd met de wettelijke rente vanaf veertien dagen na betekening van dit vonnis tot de algehele voldoening;

5.DE UITSPRAAK

Het Gerecht, rechtdoende in kort geding:
5.1
beveelt [gedaagde] zijn timeshareweken bij Aruba Ocean Club niet aan derden, niet zijnde zijn familieleden zoals opgesomd in diens emailbericht van 13 december 2018, in gebruik te geven, op straffe van een dwangsom van Afl. 10.000,- per overtreding van dit bevel, met een maximum van Afl. 500.000,-;
5.2
veroordeelt [gedaagde] in de kosten van het geding aan de zijde van de Vereniging gevallen, tot op heden begroot op Afl. 1.500,- aan salaris gemachtigde, Afl. 230,65 aan verschotten en Afl. 450,- aan griffierecht, vermeerderd met Afl. 250,-, verhoogd met Afl. 150,- in geval van betekening, aan nakosten en vermeerderd met de wettelijke rente vanaf veertien dagen na betekening van dit vonnis tot de algehele voldoening;
5.3
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
5.4
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. T.A.M. Tijhuis, rechter, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting van woensdag 29 juni 2022 in aanwezigheid van de griffier.