Uitspraak
1.PROCESVERLOOP
2.FEITEN
3.GESCHIL EN STANDPUNTEN PARTIJEN
4.BEOORDELING VAN HET BEROEP
Wettelijke regeling
5.PROCESKOSTEN EN GRIFFIERECHT
6.BESLISSING
twee maandenna de verzenddatum hoger beroep instellen bij:
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
In deze zaak gaat het om de belastingheffing van een tweede woning van de belanghebbende, die zowel in Aruba als in Nederland woont. De belanghebbende heeft een eigen woning in Aruba, die haar hoofdverblijf is, en een tweede woning in Den Haag, Nederland, met een WOZ-waarde van EUR 380.000. De belanghebbende heeft over het jaar 2015 een nihilaangifte gedaan en is in geschil met de Inspecteur der Belastingen over de vraag of de tweede woning terecht in de heffing van de inkomstenbelasting is betrokken. Het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba oordeelt dat op basis van de nieuwe wettelijke bepaling er geen plaats is voor heffing van inkomstenbelasting voor het eigen gebruik van de tweede woning. Het Gerecht stelt dat het eigen gebruik van onroerende goederen, zoals een tweede woning, niet kan worden aangemerkt als voordeel getrokken uit onroerende goederen. De Inspecteur had de huurwaarde van de tweede woning willen belasten, maar het Gerecht concludeert dat de wet geen basis biedt voor deze heffing. De tweede stelling van de belanghebbende, dat de heffing in strijd is met artikel 1 van het Eerste Protocol bij het EVRM, behoeft geen verdere behandeling. De uitspraak van het Gerecht is op 13 mei 2022 gedaan, waarbij de aanslagen inkomstenbelasting en premies zijn verminderd en de Inspecteur is veroordeeld in de proceskosten van de belanghebbende.