In deze zaak gaat het om een beroep tegen een aanslag successiebelasting die is opgelegd aan de belanghebbende, na het overlijden van de erflater op 10 april 2015. De erflater was gehuwd en had twee dochters, die samen met de echtgenote de erfgenamen zijn. De Inspecteur der Belastingen legde op 31 december 2020 een aanslag successiebelasting op voor het jaar 2015, maar de landsverordening successiebelasting was per 1 juli 2018 ingetrokken. De belanghebbende maakte bezwaar tegen de aanslag, die in de bezwaarfase werd verminderd. Uiteindelijk werd beroep ingesteld bij het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba. Het Gerecht oordeelde dat de aanslag niet rechtsgeldig kon worden opgelegd, omdat er ten tijde van de aanslagoplegging geen wettelijke grondslag meer bestond. De Inspecteur had niet de bevoegdheid om de aanslag op te leggen, waardoor deze niet in stand kon blijven. Het beroep van de belanghebbende werd gegrond verklaard, de aanslag werd vernietigd en de Inspecteur werd veroordeeld in de proceskosten van de belanghebbende.