ECLI:NL:OGEAA:2021:403

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
21 juli 2021
Publicatiedatum
16 september 2021
Zaaknummer
AUA202101216
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
  • N.K. Engelbrecht
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vervangende toestemming voor verhuizing met minderjarige naar Nederland

In deze zaak, behandeld door het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba, heeft de moeder in kort geding verzocht om vervangende toestemming om met haar minderjarige zoon naar Nederland te verhuizen. De moeder en de vader zijn gescheiden en hebben samen twee kinderen, een dochter en een zoon. De dochter heeft speciale zorg nodig vanwege haar slechthorendheid en het Coffin Siris Syndroom, en de moeder is van mening dat zij in Nederland betere zorg kan krijgen. De vader heeft toestemming gegeven voor de verhuizing van de dochter, maar weigert toestemming voor de zoon, uit vrees dat hij het contact met zijn kinderen verliest.

De rechter heeft de feiten en omstandigheden van de zaak zorgvuldig afgewogen. De moeder heeft aangetoond dat zij voldoende voorbereidingen heeft getroffen voor de verhuizing, waaronder het regelen van school en tijdelijke huisvesting in Nederland. De vader heeft daarentegen betoogd dat de verhuizing niet in het belang van de zoon is, omdat hij geworteld is in Aruba en daar zijn sociale leven heeft. De rechter heeft echter geconcludeerd dat het in het belang van de zoon is om met zijn moeder en zus naar Nederland te verhuizen, vooral gezien de gedragsproblemen van de zoon die mogelijk voortkomen uit de conflicten tussen de ouders.

De rechter heeft de vordering van de moeder toegewezen en haar toestemming verleend om met de zoon naar Nederland te verhuizen. De proceskosten zijn gecompenseerd, zodat iedere partij zijn eigen kosten draagt. De uitspraak is gedaan op 21 juli 2021 door mr. N.K. Engelbrecht.

Uitspraak

Vonnis in kort geding van 21 juli 2021
Behorend bij K.G. AUA202101216
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA
VONNIS
in het kort geding tussen:
[EISERES],
wonende in Aruba,
eiseres, hierna ook te noemen: de moeder,
gemachtigde: de advocaat mr. P.M.E. Mohamed,
en:
[GEDAAGDE],
wonende in Aruba,
gedaagde, hierna ook te noemen: de vader,
gemachtigde: de advocaat mr. M.R.M. Reinkemeyer.

1.DE PROCEDURE

Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het verzoekschrift met producties, ingediend op 6 mei 2021;
- de van te voren door de moeder overgelegde producties;
- de mondelinge behandeling ter zitting van 3 juni 2021, waar partijen in persoon zijn verschenen, en zijn bijgestaan door hun voornoemde gemachtigden. Tevens was ter zitting aanwezig de gezinsvoogdes, [naam gezinsvoogdes];
- de door de vader ter zitting overgelegde en voorgedragen pleitaantekeningen;
- de op 23 juni 2021 door de moeder overgelegde akte overleggen nadere informatie;
- de op 7 juli 2021 door de vader overgelegde akte uitlating producties.
De uitspraak is bepaald op heden.

2.DE VASTSTAANDE FEITEN

2.1
Partijen zijn op 8 juni 2007 in Aruba met elkaar getrouwd. Ze zijn ouders van de op [geboortedatum] 2007 in Colombia geboren, thans nog minderjarige dochter [dochter] (de dochter), en de op [geboortedatum] 2013 in Aruba geboren, thans nog minderjarige zoon [zoon] (de zoon).
2.2
Partijen zijn op 26 april 2016 van elkaar gescheiden. Zij oefenen het ouderlijk gezag over de dochter en de zoon (hierna ook te noemen: hun/de kinderen) gezamenlijk uit.
2.3
Bij beschikking van 1 december 2020 van dit gerecht, zijn de kinderen onder toezicht gesteld voor de duur van één jaar, en is [naam gezinsvoogdes] benoemd als gezinsvoogdes.
2.4
De moeder is voornemens om met de kinderen in Nederland te gaan wonen.

3.DE VORDERING

3.1.1
De moeder vordert in kort geding bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad:
- haar vervangende toestemming te verlenen om met de zoon naar Nederland af te mogen reizen en zich daar metterwoon te vestigen;
- enige andere beslissing te nemen die de rechter in goede justitie vermeent te behoren;
- en de vader te veroordelen in de kosten van deze procedure.
3.1.2
De moeder heeft ter onderbouwing van haar verzoek onder meer – samengevat – het volgende aangevoerd.
De dochter is vanaf haar geboorte slechthorend en is gediagnosticeerd met het Coffin Siris Syndroom. Zij heeft een ontwikkelingsachterstand en ernstige spraakmoeilijkheden. De diverse instanties, scholen en specialist(en) die met de dochter te maken hebben, zijn van oordeel dat de dochter in Nederland beter kan worden behandeld en begeleid.
De vader heeft aan de moeder toestemming gegeven om met de dochter naar Nederland te verhuizen, maar weigert toestemming om de zoon mee te laten gaan. Hij vreest dat hij dan geen contact meer met de kinderen zal hebben. Deze vrees is niet terecht, nu de vader regelmatig contact met de kinderen heeft via whatsapp en video-chatten, welk contact op die wijze kan blijven plaatsvinden.
Het is in het belang van de zoon dat hij met zijn moeder en zus naar Nederland gaat. Hij is immers zeer gehecht aan zijn zus en zal het moeilijk hebben als hij zonder zijn zus en moeder in Aruba achterblijft.
De moeder heeft voor zowel de dochter als de zoon school geregeld. Zij heeft ook tijdelijke huisvesting geregeld, totdat zij haar eigen woning kan betrekken. Zij heeft ook voldoende financiële middelen om het voorlopig in Nederland uit te houden, nu zij haar woning alhier heeft verkocht.
3.2
De vader voert hiertegen verweer strekkende tot afwijzing van die vordering, en heeft daartoe het volgende aangevoerd.
Het is niet in het belang van de zoon dat hij naar Nederland verhuist. De zoon is immers hier in Aruba geworteld, hij gaat hier naar school en heeft hier zijn sociale leven. Hij heeft ook een nauwe band met de vader en de familieleden aan vaderszijde. De zoon is de Nederlandse taal niet machtig en heeft in Nederland geen familie of vrienden, zodat de verhuizing voor hem zeer ingrijpend zal zijn. Verder is bij de zoon geconstateerd dat hij gedragsproblemen heeft, waarvoor hij begeleiding dient te ontvangen. Hij staat daartoe al enige tijd op een wachtlijst van Respaldo.
De moeder heeft de emigratie van de zoon onvoldoende doordacht en voorbereid. De moeder heeft nog geen school geregeld voor de zoon, en evenmin instanties gezocht die hem zouden kunnen begeleiden in verband met zijn gedragsproblemen. Het is de vader ook niet duidelijk hoe(lang) de moeder in staat zal zijn zichzelf en de kinderen te onderhouden, omdat zij geen inkomen uit arbeid heeft, en hoelang de moeder en de kinderen in de tijdelijke huisvesting kunnen blijven.
Partijen kunnen moeilijk met elkaar communiceren en de vader vreest dat hij daarom niet voldoende op de hoogte zal worden gehouden van de ontwikkelingen van beide kinderen en dat hij niet betrokken zal worden in bepaalde beslissingen over aangelegenheden die de kinderen aangaan. Het gezamenlijk gezag zal dan feitelijk transformeren in een eenhoofdig gezag van de moeder. Verder vreest hij dat hij onvoldoende contact zal hebben met de kinderen.

4.DE BEOORDELING

4.1
Van spoedeisend belang is op grond van de aard van de zaak genoegzaam gebleken.
4.2
Tussen partijen is in geschil of de moeder samen met de zoon naar Nederland mag verhuizen. Tussen hen is immers niet in geschil dat het in het belang van de dochter is dat zij met de moeder naar Nederland verhuist.
4.3
Onderhavige verzoek is gebaseerd op artikel 1:253a van het Burgerlijk Wetboek van Aruba. Ingevolge die bepaling kunnen in geval van gezamenlijke gezagsuitoefening geschillen tussen de ouders hieromtrent op verzoek van beiden of van een van hen aan de rechter in eerste aanleg worden voorgelegd. Deze beproeft, alvorens te beslissen, een vergelijk tussen de ouders. De rechter neemt een zodanige beslissing, als hem in het belang van het kind wenselijk voorkomt.
Conform vaste rechtspraak [1] dient de rechter echter bij de beslissing alle omstandigheden van het geval in acht te nemen en alle betrokken belangen af te wegen, waaronder:
- de noodzaak van de moeder om te verhuizen;
- de mate waarin zij de verhuizing heeft doordacht en voorbereid;
- de door haar geboden alternatieven en maatregelen om de gevolgen van de verhuizing voor de minderjarige en de vader te verzachten en/of te compenseren;
- de mate waarin de ouders in staat zijn tot onderlinge communicatie en overleg;
- de rechten van de vader en de minderjarige op onverminderd contact met elkaar in hun vertrouwde omgeving;
- de verdeling van de zorgtaken en de continuïteit van de zorg;
- de frequentie van het contact tussen de minderjarige en de vader voor en na de verhuizing;
- de leeftijd van de minderjarige, zijn mening en de mate waarin hij geworteld is in zijn omgeving of juist gewend is aan verhuizingen;
- of de (extra) kosten van de omgang na de verhuizing geheel of deels worden gecompenseerd door de moeder.
4.4
De kortgedingrechter neemt in aanmerking dat de gezinsvoogdes ter zitting naar voren heeft gebracht dat partijen slecht met elkaar communiceren en dat de begeleiding zeer moeizaam verloopt, omdat beiden alleen maar klachten over de ander uiten. Partijen maken ruzie waar de zoon bij is, en dit veroorzaakt stress bij hem die zich uit in gedragsproblemen. De gezinsvoogdes acht het in het belang van de zoon dat hij met de moeder en zijn zus naar Nederland gaat, omdat de zoon zeer gehecht is aan de moeder en erg affectief is jegens haar, en minder jegens de vader.
4.5
De kortgedingrechter overweegt dat het hier gaat om een 8-jarige jongen, die gedragsproblemen heeft, die (wellicht) het gevolg zijn van de slechte communicatie en opgelopen trauma door de ruzies tussen zijn ouders. Ook de zoon dient mede daarom speciaal onderwijs te volgen, waar hij de nodige begeleiding kan ontvangen. Uit de overgelegde stukken is gebleken dat de zoon voor het komend schooljaar kan worden ingeschreven op de SBO de Tender in Enschede. Tevens blijkt uit de door de moeder overgelegde stukken dat zij tijdelijk bij een bekende van haar kan verblijven, totdat zij een eigen woning verkrijgt.
Gelet hierop en nu de vader geen bezwaren heeft geuit tegen de verhuizing van de moeder met de dochter, kan de kortgedingrechter hem niet volgen in zijn standpunt, dat de moeder de verhuizing van de zoon onvoldoende heeft voorbereid omdat zij geen adequate huisvesting heeft en over onvoldoende financiële middelen beschikt.
4.6
Wat betreft de omgang tussen de vader en de zoon, overweegt de voorzieningenrechter dat zolang de zoon in Nederland woont, hieraan telefonisch en/of via bijvoorbeeld whatsapp, Facetime dan wel Skype invulling kan worden gegeven.
4.7
De vordering van de moeder om haar toestemming te verlenen om met de zoon in Nederland te gaan wonen, is dan ook toewijsbaar.
4.8
In de aard van het geding en de relatie tussen partijen ziet het gerecht aanleiding om de proceskosten te compenseren, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.
4.9
Het voorgaande leidt tot de volgende beslissing.

5.DE UITSPRAAK

De rechter in dit gerecht:
- verleent de moeder toestemming om met de minderjarige [zoon], geboren op [geboortedatum] in Aruba, naar Nederland te gaan om zich daar metterwoon te vestigen;
- verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
- compenseert de proceskosten, aldus dat iedere partij de eigen kosten draagt;
- wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. N.K. Engelbrecht, en in het openbaar uitgesproken op woensdag 21 juli 2021 in aanwezigheid van de griffier.

Voetnoten

1.vgl. HR van 25-04-2008, ECLI:NL:HR:2008:BC5901; Gerechtshof Leeuwarden van 21-06-2012, ECLI:NL:GHLEE:2012:BX0531; Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 28-02-2013, ECLI:NL:GHARL:2013:BZ6176