ECLI:NL:OGEAA:2021:342

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
15 juli 2021
Publicatiedatum
27 juli 2021
Zaaknummer
BBZ nr. AUA202100382
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • mr. drs. M.M. de Werd
  • M.M.M. Faro MSc
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontvankelijkheid en vernietiging naheffingsaanslag winstbelasting 2014/2015

In deze zaak, behandeld door het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba, is de ontvankelijkheid van belanghebbende in het beroep tegen de naheffingsaanslag winstbelasting (WB) voor het jaar 2014/2015 aan de orde. De belanghebbende, een vennootschap gevestigd te Anguilla, had op 31 december 2019 een naheffingsaanslag ontvangen van Afl. 343.588, met een verzuimboete van Afl. 2.500. Na bezwaar tegen deze aanslag en de boetebeschikking, heeft de Inspecteur op 6 april 2020 de boete verminderd, maar niets vermeld over de naheffingsaanslag zelf. Belanghebbende heeft op 5 februari 2021 beroep ingesteld, dat door het Gerecht ontvankelijk werd verklaard.

Het Gerecht oordeelde dat belanghebbende tijdig aangifte had gedaan en het verschuldigde bedrag volledig had voldaan. De naheffingsaanslag was ten onrechte opgelegd, omdat de voorwaarden voor het opleggen van een naheffingsaanslag volgens de Algemene landsverordening belastingen (ALB) niet waren vervuld. De Inspecteur had aangevoerd dat een fout in het interne systeem van de Belastingdienst de naheffingsaanslag in stand hield, maar het Gerecht oordeelde dat dit niet kon leiden tot handhaving van een onterecht opgelegde aanslag. De uitspraak van het Gerecht was dat de naheffingsaanslag vernietigd diende te worden, en het beroep van belanghebbende werd gegrond verklaard. Tevens werd de Inspecteur veroordeeld tot vergoeding van proceskosten en griffierecht aan belanghebbende.

Uitspraak

Uitspraak van 15 juli 2021
BBZ nr. AUA202100382
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA
UITSPRAAK
op het beroep in de zin van de
Landsverordening op het beroep in belastingzaken van:
[Belanghebbende], gevestigd te Aruba,
belanghebbende,
gericht tegen:
DE INSPECTEUR DER BELASTINGEN, zetelend te Aruba,
de Inspecteur.

1.PROCESVERLOOP

1.1
Aan belanghebbende is op 31 december 2019 een naheffingsaanslag in de winstbelasting (WB) voor het jaar 2014/2015 opgelegd met een bedrag aan na te heffen belasting van Afl. 343.588 en een verzuimboete van Afl. 2.500.
1.2
Belanghebbende heeft op 9 januari 2020 tegen de naheffingsaanslag en de boetebeschikking bezwaar gemaakt.
1.3
De Inspecteur heeft bij uitspraak op bezwaar van 6 april 2020 de boetebeschikking verminderd met het bedrag van de verzuimboete van Afl. 2.500.
1.4
De Inspecteur heeft op 20 januari 2021 het verzoek van belanghebbende tot kostenvergoeding in de bezwaarfase afgewezen.
1.5
Belanghebbende heeft op 5 februari 2021 beroep ingesteld. Hierbij is een bedrag aan griffierecht betaald van Afl. 150.
1.6
De Inspecteur heeft op 7 juni 2021 een verweerschrift ingediend.
1.7
De zitting heeft plaatsgevonden op 22 juni 2021 te Oranjestad. Namens belanghebbende is verschenen [A], directeur-grootaandeelhouder van belanghebbende. Namens de Inspecteur is verschenen [B]. Beide partijen hebben een pleitnota ingebracht en voorgedragen.

2.FEITEN

2.1
Belanghebbende is een vennootschap die gevestigd is te Anguilla. Zij is maat in de maatschap van [Q]. Belanghebbende heeft een gebroken boekjaar dat loopt van 1 juli tot en met 30 juni.
2.2
Belanghebbende heeft op 7 januari 2016 de voorlopige aangifte 2014/2015 ingediend met een verschuldigde winstbelasting van Afl. 128.548. Het bedrag aan winstbelasting van Afl. 128.548 is door belanghebbende op 5 januari 2016 overgemaakt op de bankrekening van de belastingdienst.
2.3
Belanghebbende heeft op 30 mei 2016 de definitieve aangifte winstbelasting 2014/2015 ingediend met een verschuldigde winstbelasting van Afl. 343.588. Bij het indienen van de definitieve aangifte is het resterende bedrag van Afl. 215.040 op 27 mei 2016 overgemaakt op de bankrekening van de belastingdienst.
2.4
In 2015 is de VAS (voldoening op aangifte) in de winstbelasting geïntroduceerd. De VAS is van toepassing op boekjaren 2014 en volgende.
2.5
Omdat de VAS aan het einde van 2015 is geïntroduceerd, is aan alle belastingplichtigen voor het indienen van de aangifte en het betalen van de WB 2014 tot 31 mei 2016 uitstel verleend. Deze nieuwe vervaldatum was niet in het systeem van de belastingdienst verwerkt.

3.GESCHIL

In geschil is het antwoord op de vraag of belanghebbende ontvankelijk is in zijn beroep en indien het antwoord op die vraag bevestigend luidt of de naheffingsaanslag WB 2014/2015 vernietigd dient te worden.
Belanghebbende beantwoordt beide vragen bevestigend, de Inspecteur ontkennend.

4.OVERWEGINGEN

Ontvankelijkheid beroep
4.1
Belanghebbende heeft tijdig bezwaar aangetekend tegen de naheffingsaanslag en tegen de boetebeschikking. De Inspecteur heeft op 6 april 2020 uitspraak gedaan.
In de uitspraak staat vermeld dat aan het bezwaar wordt tegemoetgekomen en verder dat de boete verminderd wordt met Afl. 2.500. Over de naheffingsaanslag wordt in de uitspraak niets vermeld. Dat betekent dat alleen uitspraak op het bezwaar tegen de boete is gedaan en geen uitspraak op het bezwaar tegen de naheffingsaanslag.
4.2
De Inspecteur heeft op 20 januari 2021 beslist op het verzoek om vergoeding van de kosten van de bezwaarfase. In het hoofd van de betreffende beschikking staat:
“Uitspraak en verzoek kostenvergoeding bezwaarfase WB 2014 t.n.v. [Belanghebbende] (…)”.Verder staat in de beschikking:
“Ik heb uw bezwaarschrift tegen de naheffingsaanslag winstbelasting 2014 in behandeling genomen. (…)
Uitspraak
De naheffingsaanslag winstbelasting 2014 was reeds verminderd.
De verminderingsbeschikking heeft een dagtekening van 6 april 2020.”
4.3
Partijen hebben ter zitting eenparig verklaard dat met de beschikking van 20 januari 2021 beslist is over de proceskostenvergoeding en dat tevens uitspraak op bezwaar gedaan is met betrekking tot de naheffingsaanslag WB 2014/2015, waarbij deze in stand is gebleven. Het Gerecht ziet geen aanleiding om dit niet te volgen. Dat betekent dat het beroepschrift van 5 februari 2021 tijdig is ingediend. Het beroep is dus ontvankelijk.
Inhoudelijk
4.4
Belanghebbende heeft het standpunt ingenomen dat de naheffingsaanslag WB 2014/2015 ten onrechte is opgelegd, omdat zij aan haar aangifte- en betalingsverplichtingen heeft voldaan. De naheffingsaanslag dient volgens belanghebbende dan ook vernietigd te worden. Als die in stand blijft dan is het mogelijk dat de Ontvanger op enig moment tot invordering overgaat van (een deel van het) het bedrag van de naheffingsaanslag. Dan zou dubbel betaald worden.
4.5
De Inspecteur heeft daar het volgende tegenin gebracht. In het voorliggende geval zijn de aangifte en de betaling door het systeem van de Belastingdienst (ten onrechte) als niet-tijdig verwerkt. De op basis daarvan (onterecht) opgelegde naheffingsaanslag is door de wijze waarop het systeem is geprogrammeerd, niet verminderd. Wel is intern de betaling alsnog afgeboekt op de volgens de naheffingsaanslag verschuldigde belasting. Indien in het onderhavige geval de naheffingsaanslag volledig verminderd zou worden, zo betoogt de Inspecteur, dan zou belanghebbende een tegoed krijgen voor het volledige verschuldigde bedrag, wat niet de bedoeling is.
4.6
Het Gerecht overweegt als volgt. Ingevolge artikel 15, lid 1 van de Algemene landsverordening belastingen (ALB) kan de Inspecteur, indien de belasting die op aangifte behoort te worden voldaan of afgedragen, niet of niet volledig is betaald, de niet of te weinig betaalde belasting naheffen door middel van een naheffingsaanslag. Indien ook geen aangifte is gedaan dan stelt de Inspecteur de aanslag ambtshalve vast.
4.7
In het onderhavige geval is tussen partijen niet in geschil dat belanghebbende tijdig en tot het juiste bedrag aangifte heeft gedaan en dat de volgens de aangifte verschuldigde belasting tijdig en volledig is voldaan. Er is dus niet te weinig belasting betaald in de zin van artikel 15, lid 1 ALB. Dat betekent dat niet aan de in die wettelijke bepaling gestelde voorwaarden voor het opleggen van een naheffingsaanslag winstbelasting is voldaan. De naheffingsaanslag is dan ook ten onrechte opgelegd (vergelijk HR 26 februari 2016, ECLI:NL:HR:2016:316, zie GEA Curaçao, 24 januari 2019, ECLI:NL:OGEAC:2019:9).
4.8
Hetgeen de Inspecteur heeft gesteld leidt het Gerecht niet tot een ander oordeel. Een fout in het interne systeem van de Belastingdienst kan er nooit toe leiden dat een belastingaanslag die volgens de wet ten onrechte is opgelegd, in stand blijft. Dat de Inspecteur intern betalingen op de (voorlopige) aangiften heeft afgeboekt op het te betalen bedrag van de naheffingsaanslag maakt dat niet anders. De Inspecteur zal, ter voorkoming van door haar ongewenste gevolgen, het systeem aan moeten passen. Overigens heeft belanghebbende ter zitting benadrukt dat het geenszins haar bedoeling is om het verschuldigde en betaalde bedrag aan winstbelasting terug te ontvangen. Zij wil slechts bereiken dat aan een in haar ogen foutieve werkwijze, die structureel wordt toegepast, een halt wordt toegeroepen.
4.9
Omdat de naheffingsaanslag WB 2014/2015 ten onrechte is opgelegd, dient deze vernietigd te worden. Het beroep is dan ook gegrond.

5.PROCESKOSTEN EN GRIFFIERECHT

5.1
Ingevolge artikel 15, lid 1 van de Landsverordening beroep in belastingzaken (LBB) worden de kosten vergoed die de belastingplichtige in verband met de behandeling van het beroep redelijkerwijs heeft moeten maken. De regels over de (hoogte van de) vergoeding zijn neergelegd in het Landsbesluit proceskostenvergoeding in belastingzaken.
5.2
In artikel 1 van dit Landsbesluit zijn de kosten vermeld die voor vergoeding in aanmerking komen, waaronder de verletkosten van een partij. Partijen hebben ter zitting afgesproken dat de verletkosten kunnen worden vastgesteld op 2 (uur) x Afl. 75 = Afl. 150.
5.3
Verder dient de Inspecteur op grond van artikel 18, lid 4, LBB, het betaalde griffierecht van Afl. 150 aan belanghebbende te vergoeden.

6.DE BESLISSING

Het Gerecht:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt de uitspraak op bezwaar tegen de naheffingsaanslag WB 2014/2015;
- vernietigt de naheffingsaanslag WB 2014/2015;
- veroordeelt de Inspecteur in de proceskosten van belanghebbende ten bedrage van Afl. 150; en
- draagt de Inspecteur op het door belanghebbende betaalde griffierecht van Afl. 150 te vergoeden.
Deze uitspraak is gegeven door mr. drs. M.M de Werd, rechter, en is uitgesproken op 15 juli 2021, in tegenwoordigheid van de griffier M.M.M. Faro MSc.
De griffier, De rechter,
Afschriften zijn per post/ per e-mail op ………………………… aan partijen verzonden.
HOGER BEROEP
Tegen deze uitspraak kunnen beide partijen binnen
twee maandenna de verzenddatum hoger beroep instellen bij:
Het Gemeenschappelijk Hof van Justitie (belastingkamer)
J.G. Emanstraat 51
Oranjestad
Aruba
U wordt verzocht bij het indienen van het beroepschrift het volgende in acht te nemen:
1. Leg bij het beroepschrift een afschrift over van deze uitspraak;
2. Onderteken het beroepschrift en vermeld het volgende:
a. de naam en het adres van de indiener,
b. de dagtekening,
c. waartegen u in beroep komt,
d. waarom u het niet eens bent met deze uitspraak (de gronden van het hoger beroep).
Partijen hebben ook de mogelijkheid het ondertekende beroepschrift per e-mail in te dienen bij de griffie van het Gemeenschappelijk Hof van Justitie:
belastinggriffieAUA@caribjustitia.org.
Voor het instellen van hoger beroep is het volgende bedrag aan griffierecht verschuldigd:
- natuurlijke personen: Afl. 75
- personenvennootschappen en rechtspersonen: Afl. 300