In deze zaak, behandeld door het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba, is de ontvankelijkheid van belanghebbende in het beroep tegen de naheffingsaanslag winstbelasting (WB) voor het jaar 2014/2015 aan de orde. De belanghebbende, een vennootschap gevestigd te Anguilla, had op 31 december 2019 een naheffingsaanslag ontvangen van Afl. 343.588, met een verzuimboete van Afl. 2.500. Na bezwaar tegen deze aanslag en de boetebeschikking, heeft de Inspecteur op 6 april 2020 de boete verminderd, maar niets vermeld over de naheffingsaanslag zelf. Belanghebbende heeft op 5 februari 2021 beroep ingesteld, dat door het Gerecht ontvankelijk werd verklaard.
Het Gerecht oordeelde dat belanghebbende tijdig aangifte had gedaan en het verschuldigde bedrag volledig had voldaan. De naheffingsaanslag was ten onrechte opgelegd, omdat de voorwaarden voor het opleggen van een naheffingsaanslag volgens de Algemene landsverordening belastingen (ALB) niet waren vervuld. De Inspecteur had aangevoerd dat een fout in het interne systeem van de Belastingdienst de naheffingsaanslag in stand hield, maar het Gerecht oordeelde dat dit niet kon leiden tot handhaving van een onterecht opgelegde aanslag. De uitspraak van het Gerecht was dat de naheffingsaanslag vernietigd diende te worden, en het beroep van belanghebbende werd gegrond verklaard. Tevens werd de Inspecteur veroordeeld tot vergoeding van proceskosten en griffierecht aan belanghebbende.