In deze zaak heeft het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Amsterdam beroep in cassatie ingesteld tegen de uitspraak van het Gerechtshof Amsterdam van 18 juni 2015, betreffende een naheffingsaanslag in de parkeerbelasting. De belanghebbende had op 7 april 2013 een Honda geparkeerd op het Singel te Amsterdam, maar had abusievelijk het kenteken van haar eigen auto, een Daihatsu, ingevoerd bij Parkmobile. Hierdoor werd er geen parkeerbelasting voor de Honda voldaan, wat leidde tot de naheffingsaanslag.
Het Gerechtshof oordeelde dat de belasting voor het parkeren van de Honda op aangifte was voldaan, ondanks het verkeerd ingevoerde kenteken, omdat de belanghebbende de verschuldigde parkeerbelasting had betaald. Het Hof baseerde zich op een eerder arrest van de Hoge Raad (BNB 1997/68) en oordeelde dat naheffing niet mogelijk was.
In cassatie heeft de Hoge Raad de middelen van het College beoordeeld. De Hoge Raad concludeerde dat de belanghebbende de voor het parkeren van de Honda verschuldigde belasting had betaald, en dat de naheffingsaanslag niet kon worden opgelegd, ook al was er niet op de voorgeschreven wijze aangifte gedaan. De Hoge Raad verklaarde het beroep in cassatie ongegrond en oordeelde dat er geen termen aanwezig waren voor een veroordeling in de proceskosten.