ECLI:NL:OGEAC:2019:9

Gerecht in eerste aanleg van Curaçao

Datum uitspraak
24 januari 2019
Publicatiedatum
29 januari 2019
Zaaknummer
CUR201701736
Instantie
Gerecht in eerste aanleg van Curaçao
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tijdige betaling van omzetbelasting en gevolgen voor naheffingsaanslag en verzuimboete

In deze zaak heeft het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao op 24 januari 2019 uitspraak gedaan in een belastinggeschil tussen een belanghebbende en de Inspecteur der Belastingen. De belanghebbende had een naheffingsaanslag omzetbelasting ontvangen over de maand oktober 2015, met een bijbehorende verzuimboete. De belanghebbende had de verschuldigde omzetbelasting op 10 november 2015 betaald, terwijl de uiterste betaaldatum 16 november 2015 was. De Inspecteur stelde echter dat de betaling niet tijdig was, omdat deze niet correct was verwerkt. De belanghebbende maakte bezwaar tegen de naheffingsaanslag en de boete, maar dit werd afgewezen door de Inspecteur.

De belanghebbende heeft vervolgens beroep ingesteld bij het Gerecht, dat de zaak op 15 november 2018 heeft behandeld. Het Gerecht oordeelde dat de betaling van de omzetbelasting tijdig was geschied, aangezien het bedrag vóór de uiterste datum op de rekening van de Ontvanger was bijgeschreven. Het Gerecht concludeerde dat er geen grond was voor de naheffingsaanslag en de verzuimboete, ongeacht de verwerking van de betaling door de Ontvanger. De uitspraak op bezwaar werd vernietigd, evenals de naheffingsaanslag en de boete. De Inspecteur werd opgedragen het betaalde griffierecht aan de belanghebbende te vergoeden.

De uitspraak benadrukt het belang van tijdige betaling en de verantwoordelijkheden van de belastingplichtige, maar ook de noodzaak voor de belastingdienst om betalingen correct te verwerken. De belanghebbende werd in het gelijk gesteld, wat resulteerde in een gegrond beroep en de vernietiging van de eerdere beslissingen van de Inspecteur.

Uitspraak

Uitspraak van 24 januari 2019
BBZ nr. CUR201701736
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN CURAÇAO
UITSPRAAK
op het beroep in de zin van de
Landsverordening op het beroep in belastingzaken van:
[ X ], wonende in Curaçao,
belanghebbende,
gericht tegen:
DE INSPECTEUR DER BELASTINGEN, zetelend te Curaçao,
de Inspecteur.

1.PROCESVERLOOP

1.1
Aan belanghebbende is met dagtekening 18 maart 2016 over de maand oktober 2015 een naheffingsaanslag omzetbelasting opgelegd van NAf. 248. Daarbij is bij beschikking een verzuimboete opgelegd van Naf. 100.
1.2
Belanghebbende heeft op 18 april 2016 bezwaar gemaakt tegen de naheffingsaanslag en de boete.
1.3
De Inspecteur heeft bij uitspraak op bezwaar van 23 augustus 2017 de bezwaren tegen de naheffingsaanslag en de boete afgewezen.
1.4
Belanghebbende heeft op 14 september 2017 beroep ingesteld tegen de uitspraak op bezwaar. Daarvoor is een bedrag aan griffierecht betaald van NAf 50.
1.5
De Inspecteur heeft op 12 november 2018 een pleitnotitie ingediend.
1.6
De zitting heeft plaatsgevonden op 15 november 2018. Belanghebbende was op de zitting aanwezig. Namens de Inspecteur is verschenen mw. mr. A.

2.FEITEN

2.1
Belanghebbende heeft het aangiftebiljet omzetbelasting voor de maand oktober 2015, op 9 november 2015 ingediend. Daarbij heeft zij een bedrag van NAf. 248 aangegeven. Belanghebbende heeft het aangegeven bedrag op 10 november 2015 via de bank betaald. Bij het geven van de opdracht tot betaling heeft belanghebbende gebruik gemaakt van een door de belastingdienst verstrekt omzetbelastingformulier waarop het betalingskenmerk is voorgedrukt.
2.2
De ontvanger heeft de betaling niet afgeboekt op de maand oktober 2015 maar op de maand juni 2015.
2.3
De Inspecteur heeft aan belanghebbende voor de maand oktober 2015 een naheffingsaanslag en een verzuimboete opgelegd. De verzuimboete is opgelegd omdat belanghebbende, aldus de Inspecteur, de verschuldigde belasting niet tijdig heeft betaald.

3.GESCHIL EN STANDPUNTEN PARTIJEN

In geschil is of de naheffingsaanslag en de verzuimboete terecht zijn opgelegd. Belanghebbende beantwoordt deze vraag ontkennend, de Inspecteur bevestigend.

4.BEOORDELING VAN HET BEROEP

4.1
Artikel 14 van de Algemene landsverordening Landsbelastingen (ALL) eerste lid luidt als volgt:
In geval de belastingverordening voldoening van in een tijdvak verschuldigde belasting dan wel afdracht van in een tijdvak ingehouden belasting voorschrijft, is de belastingplichtige dan wel de inhoudingsplichtige gehouden binnen vijftien dagen na afloop van dat tijdvak de belasting overeenkomstig de aangifte te betalen bij de Ontvanger.
4.2
Artikel 16 van de ALL eerste lid luidt – voor zover van belang - als volgt:
De inspecteur kan, indien de belasting die op aangifte behoort te worden voldaan of afgedragen niet of niet volledig is betaald, de niet of te weinig betaalde belasting naheffen door middel van een naheffingsaanslag ten name van degene die de belasting had behoren te betalen.
4.3
Artikel 19 van de ALL eerste lid luidt – voor zover van belang – als volgt:
Indien de belastingplichtige of inhoudingsplichtige de belasting die op aangifte moet worden voldaan of afgedragen niet, gedeeltelijk niet, dan wel niet binnen de gestelde termijn heeft betaald, vormt dit een verzuim ter zake waarvan de Inspecteur hem een boete van ten hoogste NAf. 10.000 kan opleggen.
4.4
Het aangiftebiljet voor de maand oktober 2015 is op 9 november 2015, derhalve tijdig ingediend. Tussen partijen is niet in geschil dat het bedrag dat op aangifte behoort te worden voldaan - te weten NAf. 248 - vóór 16 november 2015 op de rekening van de Ontvanger is bijgeschreven. De betaling is derhalve tijdig gebeurd. Onder deze omstandigheden bestaat voor de naheffingsaanslag geen grond en evenmin voor de verzuimboete. (vgl. Hoge Raad 26 november 2010, ECLI:NL:PHR:2010:BN172). Dat de Ontvanger de betaling – al dan niet door het ontbreken van een betalingskenmerk bij het overgemaakte bedrag - verkeerd heeft verwerkt, doet aan dit oordeel niet af. Het gelijk is derhalve aan belanghebbende.

5.PROCESKOSTENVERGOEDING EN GRIFFIERECHT

5.1
Het Gerecht ziet geen aanleiding voor een vergoeding van de proceskosten, nu niet is gebleken van kosten die voor vergoeding in aanmerking komen. De Inspecteur dient op grond van artikel 18, lid 5 LBB de betaalde griffierechten van
Naf. 50 aan belanghebbende te vergoeden.

6.DE BESLISSING

Het Gerecht:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt de uitspraak op bezwaar;
- vernietigt de naheffingsaanslag en de boete; en
- draagt de Inspecteur op het door belanghebbende betaalde griffierecht van Naf. 50 te vergoeden.
Deze uitspraak is gegeven door mr. D.J. Jansen, rechter, en is uitgesproken op 24 januari 2019, in tegenwoordigheid van de griffier M.M.M. Faro MSc.
De griffier, De rechter,
Afschriften zijn per post/ per e-mail op ………………………… aan partijen verzonden.
HOGER BEROEP
Tegen deze uitspraak kunnen beide partijen binnen
twee maandenna de verzenddatum hoger beroep instellen bij:
Het Gemeenschappelijk Hof van Justitie (belastingkamer)
Wilhelminaplein 4
Willemstad
Curaçao
U wordt verzocht bij het indienen van het beroepschrift het volgende in acht te nemen:
1. Leg bij het beroepschrift een afschrift over van deze uitspraak;
2. Onderteken het beroepschrift en vermeld het volgende:
a. de naam en het adres van de indiener,
b. de dagtekening,
c. waartegen u in beroep komt,
d. waarom u het niet eens bent met deze uitspraak (de gronden van het hoger beroep).
Voor het instellen van hoger beroep is het volgende bedrag aan griffierecht verschuldigd:
-natuurlijke personen: NAf. 200
-personenvennootschappen en rechtspersonen: NAf. 500
Partijen hebben ook de mogelijkheid het ondertekende beroepschrift per e-mail in te dienen bij de griffie van het Gemeenschappelijk Hof van Justitie:
belastinggriffie@caribjustitia.org.
In het beroepschrift kan aan het Gemeenschappelijk Hof van Justitie worden verzocht om de wederpartij te veroordelen in de proceskosten.