In deze zaak heeft de appellant, een Colombiaanse asielzoeker, bezwaar gemaakt tegen de beslissing van de Minister van Justitie, Veiligheid en Integratie, die zijn bezwaarschrift niet-ontvankelijk verklaarde. De appellant had op 4 mei 2018 een asielverzoek ingediend, maar na het uitblijven van een beslissing op zijn aanvraag, diende hij op 14 september 2018 een bezwaarschrift in. Het gerecht heeft eerder geoordeeld dat de Minister binnen een redelijke termijn op het asielverzoek moest beslissen, maar dit was niet gebeurd. De appellant stelde dat zijn bezwaar ten onrechte niet-ontvankelijk was verklaard, omdat hij tijdig in beroep was gekomen tegen het uitblijven van een beslissing. Het gerecht heeft vastgesteld dat de Minister de ontvankelijkheid van het bezwaar onterecht had afgewezen, aangezien de appellant binnen de gestelde termijnen had gehandeld. Het beroep is gegrond verklaard, de bestreden beslissing is vernietigd en de Minister is opgedragen om binnen twee maanden een nieuwe beslissing te nemen op het bezwaar van de appellant. Het verzoek om immateriële schadevergoeding wegens overschrijding van de redelijke termijn is afgewezen, omdat de procedure nog niet was afgerond en er nog geen vier jaar waren verstreken sinds de indiening van het bezwaarschrift.