ECLI:NL:OGEAA:2020:506

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
25 november 2020
Publicatiedatum
4 december 2020
Zaaknummer
AUA201904223
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vonnis inzake echtscheidingsconvenant en toedeling van onroerend goed

In deze zaak, die voor het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba werd behandeld, betreft het een geschil tussen twee partijen die in 1986 met elkaar zijn gehuwd en in 2002 zijn gescheiden. De partijen hebben in een echtscheidingsconvenant afspraken gemaakt over de verdeling van hun huwelijksgoederen. De eiseres vordert dat de gedaagde zijn medewerking verleent aan de uitvoering van dit convenant, specifiek met betrekking tot de toedeling van een woning aan de eiseres. De gedaagde heeft verklaard dat hij het convenant heeft getekend, maar niet in staat is om enige betaling te doen aan de eiseres. Het gerecht oordeelt dat de primaire vordering van de eiseres, die niet gericht is op betaling maar op medewerking aan de levering van het aandeel in de woning, toewijsbaar is. Het gerecht stelt vast dat er een beslag is gelegd door de belastingdienst op de woning, maar oordeelt dat dit beslag niet in de weg staat aan de levering van het aandeel van de gedaagde aan de eiseres. De rechter wijst de vordering van de eiseres toe en legt een dwangsom op voor het geval de gedaagde niet aan de veroordeling voldoet. De kosten van de procedure worden gecompenseerd, zodat iedere partij zijn eigen kosten draagt. Het vonnis is uitgesproken op 25 november 2020.

Uitspraak

Vonnis van 25 november 2020
Behorend bij AUA201904223
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA
VONNIS
in de zaak van:
[eiseres],
te Aruba,
EISERES,
hierna ook te noemen: [eiseres],
gemachtigde: de advocaat mr. D.G. Kock,
tegen:
[gedaagde],
te Aruba,
GEDAAGDE,
hierna ook te noemen: [gedaagde],
procederend in persoon.

1.DE PROCEDURE

1.1
Het verloop van de procedure tot en met 29 januari 2020 blijkt uit het tussenvonnis van die datum. Het verdere verloop blijkt uit:
- het proces verbaal van de comparitie van partijen d.d. 12 maart 2020;
- de akte uitlating met producties d.d. 3 juni 2020 van [eiseres].
1.2
Vonnis is nader bepaald op heden.

2.DE VASTSTAANDE FEITEN

2.1
Partijen zijn op 25 april 1986 met elkaar gehuwd in algehele gemeenschap van goederen. Bij beschikking van dit gerecht van 18 september 2002 is de echtscheiding tussen partijen uitgesproken.
2.2
Blijkens een uittreksel uit het bevolkingsregister van Aruba d.d. 21 november 2019 (verzoekschrift, prod. 1) is de echtscheidingsbeschikking tijdig ingeschreven in het register van de burgerlijke stand.
2.3
Partijen hebben in een echtscheidingsconvenant d.d. 10 april 2003 (verzoekschrift, prod. 2) afspraken gemaakt over de verdeling van de ontbonden huwelijksgoederen-gemeenschap. In het convenant is, voor zover voor de beoordeling van belang, het volgende opgenomen:
“1. Aan [EISERES] wordt toebedeeld het onroerend goed perceel eigendomsgrond ter grootte van 684 m2 gelegen te [plaats], met de zich daarop bevindende woning [woning] partijen genoegzaam bekend. (…)
2. Op voormeld onroerend goed een hypotheek groot Af 135.000,= ten behoeve van de InterOhra hypotheekbank N.V. en ten laste van partijen als schuldenaren. [EISERES] zal verantwoordelijk zijn voor de aflossing van deze schuld. (…)
4. De schuld aan PROPRIEDADES HABIBE N.V. ter waarde van Afl. 18.000,= wordt door [EISERES] overgenomen en zal door haar worden afgelost,
5. De schuld aan de ABN-AMRO Bank (thans RBTT Bank Aruba) zal door beide partijen tezamen -op basis van 50-50%)- worden afgelost. (…)”
2.4 [
gedaagde] heeft na het ondertekenen van het convenant zijn aandeel in het perceel [woning] (hierna: de woning) nimmer aan [eiseres] overgedragen.

3.DE STANDPUNTEN VAN PARTIJEN

3.1 [
eiseres] vordert dat het gerecht bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad:
primair:
[gedaagde] veroordeelt om binnen 120 dagen na betekening van dit vonnis het convenant tussen partijen na te komen, door de akte van scheiding en deling inhoudende toebedeling van het aandeel van [gedaagde] in de echtelijke woning aan [eiseres] bij notariële akte te verwezenlijken, zulks op straffe van een dwangsom van Afl. 1.000,00 per dag of een gedeelte van een dag dat [gedaagde] mocht nalaten aan dit bevel te voldoen;
subsidiair:
[gedaagde] veroordeelt om aan [eiseres] te betalen de helft van de door [eiseres] afgeloste hypotheekschuld, van de schuld aan Propriedades Habibe N.V. en van de schuld aan ABN-Amro, het totaalbedrag uitkomende op Afl. 166.101,57, vermeerderd met de wettelijke rente;
met veroordeling van [gedaagde] in de kosten van dit geding.
4.DE BEOORDELING
4.1 [
gedaagde] is op de rolzitting van 8 januari 2020 verschenen en heeft verklaard dat hij het echtscheidingsconvenant inderdaad heeft getekend, maar dat hij op dit moment niet in staat is om enige som te betalen aan [eiseres].
4.2
De primaire vordering is niet gericht op betaling van een geldsom, maar op de medewerking van [gedaagde] aan de levering van zijn aandeel in de woning aan [eiseres]. Niet is gebleken dat het voor [gedaagde] onmogelijk is om aan deze veroordeling zijn medewerking te verlenen, zodat in dat opzicht de vordering toewijsbaar is.
4.3
In het verzoekschrift is door [eiseres] gesteld dat door de belastingdienst van Aruba na de echtscheiding van partijen beslag is gelegd op de woning voor schulden van [gedaagde] aan de belastingdienst. Naar aanleiding van het verhandelde ter zitting (waar [gedaagde] niet is verschenen) heeft [eiseres] in de akte uitlating aan het gerecht medegedeeld dat het beslag inderdaad is gelegd op de woning en niet op het aandeel van [gedaagde] in de woning. Nu dit alles door [gedaagde] niet is weersproken, neemt het gerecht als vaststaand aan dat het beslag is gelegd op de woning nadat de echtscheiding was ingeschreven in het register van de burgerlijke stand.
4.4
Het gerecht is van oordeel dat het beslag dat de belastingdienst op de woning heeft gelegd voor schulden van [gedaagde] die na de echtscheiding zijn ontstaan, ten onrechte op de woning als zodanig is gelegd en niet op het aandeel van [gedaagde] in de woning. Het gerecht verwijst daarvoor naar hetgeen de Hoge Raad heeft overwogen in zijn arrest van 30 maart 2001 (NJ 2002, 380):
"(...)Het aandeel van een deelgenoot in een gemeenschap is een vermogensrecht van andere aard dan de eigendom van tot de gemeenschap behorende zaken.
(...)
Uitgangspunt moet zijn dat bij het leggen van het beslag wordt gespecificeerd op welk vermogensrecht het wordt gelegd. Bij de executie zal het daarbij te verkopen goed immers moeten zijn gespecificeerd. Het proces-verbaal van beslaglegging dient mede ertoe vast te leggen welk goed van de schuldenaar uiteindelijk zal worden verkocht. Niet kan worden aanvaard dat een beslag, dat blijkens het proces-verbaal is gelegd op een niet aan de schuldenaar toebehorend recht op een goed, zou kunnen worden gewijzigd in beslag op een wel aan de schuldenaar toebehorend recht op dat goed."
4.5
Dit uitgangspunt heeft de Hoge Raad herhaald in zijn uitspraak van 19 december 2008 (ECLI:NL:HR:2008:BG1816). Hieruit volgt naar het oordeel van het gerecht dat het door de belastingdienst gelegde beslag op de woning niet in de weg staat aan de levering van het aandeel van [gedaagde] in de woning aan [eiseres]. De vordering is om die reden toewijsbaar. Het primair gevorderde zal hierna dan ook worden toegewezen. De gevorderde dwangsom zal eveneens, als hierna vermeld, worden toegewezen.
4.6
Door [eiseres] is geen nevenvordering ingesteld die ziet op de reële executie van het vonnis voor het geval [gedaagde] weigert zijn medewerking te verlenen. Het gerecht kan daaromtrent dan ook geen beslissing nemen. Het gerecht wijst erop dat partijen elkaar in artikel 8 van het echtscheidingsconvenant onherroepelijke volmacht hebben verleend tot het ondertekenen van notariële akten die benodigd zijn om de verplichtingen uit het convenant uit te voeren en dat het bovendien gebruikelijk is dat in de echtscheidingsbeschikking zelf, waarin de scheiding en deling van de gemeenschap van goederen wordt bevolen, een onzijdig persoon wordt benoemd.
4.7
Nu partijen gewezen echtelieden zijn, zal het gerecht de kosten van de procedure compenseren in dier voege dat ieder der partijen de eigen kosten draagt.

5.DE UITSPRAAK

De rechter in dit gerecht:
5.1
veroordeelt [gedaagde] om binnen 120 dagen na betekening van dit vonnis zijn medewerking te verlenen aan de toedeling dan wel levering van het aandeel van [gedaagde] in de woning gelegen te [adres] aan [eiseres], onder meer door ondertekening van de notariële akte van scheiding en deling;
5.2
veroordeelt [gedaagde] tot betaling van een dwangsom van Afl. 1.000,00 voor iedere dag dat hij niet aan de veroordeling onder 5.1 voldoet en maximeert de te verbeuren dwangsommen tot een bedrag van Afl. 250.000,00;
5.3
compenseert de kosten van de procedure in dier voege dat ieder der partijen de eigen kosten draagt;
5.4
verklaart de veroordelingen in dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
5.5
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.J. Verhoeven, rechter in dit gerecht, en werd uitgesproken ter openbare terechtzitting van woensdag 25 november 2020 in aanwezigheid van de griffier.
Datum uitspraak: 25 november 2020
Instantie: Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Zaaknummer: AR. nr. AUA201904223
Inhoudsindicatie: civiel, echtscheidingsconvenant, scheiding en deling.
Formele relaties (optioneel):
Rechtsgebieden: Civiel
Rechter: mr. J.J. Verhoeven
Bijzondere kenmerken: