In deze zaak gaat het om de belastingheffing over de lijfrente-uitkeringen en het ABP-pensioen van een inwoner van Aruba. De belanghebbende, die in Aruba woont, ontvangt een ABP-pensioen en lijfrente-uitkeringen uit Nederland. De belastingheffing over de lijfrente-uitkeringen is op basis van artikel 20 van de Belastingregeling voor het Koninkrijk (BRK) toegewezen aan Aruba, terwijl het ABP-pensioen op basis van artikel 17 BRK aan Nederland is toegewezen. Dit betekent dat Aruba een belastingvermindering moet verlenen voor het ABP-pensioen.
De belanghebbende heeft bezwaar gemaakt tegen een aanslag in de inkomstenbelasting voor het jaar 2014, die was opgelegd door de Inspecteur der Belastingen. De aanslag was gebaseerd op een belastbaar inkomen van Afl. 86.315, wat resulteerde in een verschuldigd belastingbedrag van Afl. 1.126. Na bezwaar en een uitspraak op bezwaar, heeft de Inspecteur de aanslag ambtshalve verminderd tot Afl. 1.071. De belanghebbende heeft beroep ingesteld tegen deze uitspraak.
In de beoordeling van het beroep is gekeken naar de ontvankelijkheid van het bezwaar en de hoorplicht. Het Gerecht oordeelt dat het bezwaar ontvankelijk is, omdat het tijdig is ingediend. De hoorplicht is niet geschonden, omdat de belanghebbende niet om een hoorzitting heeft verzocht. Het Gerecht concludeert dat de Inspecteur de aftrek ter voorkoming van dubbele belasting correct heeft berekend en dat de aanslag zoals ambtshalve verminderd, gehandhaafd moet worden. De uitspraak op bezwaar wordt vernietigd en de Inspecteur wordt opgedragen het betaalde griffierecht aan de belanghebbende te vergoeden.